ECLI:NL:TADRSHE:2019:169 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-653/DB/HvD

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2019:169
Datum uitspraak: 11-11-2019
Datum publicatie: 13-11-2019
Zaaknummer(s): 18-653/DB/HvD
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Advocaat heeft in haar hoedanigheid van griffier het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Verzet ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 11 november 2019

in de zaak 18-653/DB/HvD

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de  voorzitter van de raad van discipline van 25 juni 2019 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 22 juni 2018 heeft klager bij de voorzitter van het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerder. De voorzitter van het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 15 augustus 2018 de klacht voor onderzoek verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Den Haag en de Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch aangewezen voor de behandeling van de klacht van klager tegen verweerster.

1.2      Bij brief aan de raad van 23 mei 2019 met kenmerk K185 2018 ar/ab, door de raad ontvangen op 28 mei 2019, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      Bij beslissing van 25 juni 2019 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 28 juni 2019 is verzonden aan klager.

1.4      Bij brief van 26 juli 2019 , door de raad ontvangen op 29 juli 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 23 september 2019 in aanwezigheid van klager en mr. S., gemachtigde van verweerster.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 26 juli 2019.

2          FEITEN en KLACHT

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

3       VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

1.    De voorzitter heeft ten onrechte geen volle toets toegepast en aldus een onjuiste maatstaf gehanteerd.

2.    Indien het al juist is dat de voorzitter van de raad verweerster expliciet zou hebben geboden te handelen zoals zij heeft gedaan, dan wordt in de voorzittersbeslissing ten onrechte de persoonlijke verantwoordelijkheid van de advocaat in haar hoedanigheid van griffier van de raad ontkend. De griffier is geen willoos en gewetenloos werktuig van de raad.

3.    De voorzitter heeft zich vooringenomen getoond door in strijd met de werkelijkheid te ontkennen dat door klager feiten en omstandigheden zijn gesteld waaruit blijkt dat verweerster het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft beschadigd.

4          BEOORDELING

4.1      De raad volgt klager niet in zijn stelling dat de voorzitter geen volle toets zou hebben toegepast en aldus een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd. Door de gemachtigde van verweerster is ter zitting terecht naar voren gebracht dat de toets of een advocaat in een andere hoedanigheid dan die van advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar is een volle toets betreft, maar dat het criterium waaraan getoetst wordt een andere is, namelijk of de advocaat in die andere hoedanigheid zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. De voorzitter is in haar beslissing tot het oordeel gekomen dat uit hetgeen door klager is aangevoerd niet is gebleken dat verweerster zodanig heeft gehandeld dat zij daardoor het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. De voorzitter heeft aldus het handelen van verweerster ten volle getoetst aan de tuchtrechtelijke norm die voor een advocaat in een andere hoedanigheid dan die van advocaat geldt.

4.2      Klager heeft de aanloop naar de zitting van 28 september 2018 chronologisch beschreven. Dit chronologisch verloop wordt door verweerster niet betwist. Vast staat dat de raad heeft besloten om de zitting van 28 september 2018 om 12.00 uur doorgang te doen vinden en dat verweerster per email van 28 september 2018 om 11.59 uur namens de voorzitter van de raad aan klager heeft bericht dat de zitting van 28 september 2018 doorgang vond. Klager heeft ter zitting van de raad verklaard dat zijn klacht zich niet richt op de besluiten van de raad, maar op de handelwijze van verweerster en haar eigen verantwoordelijkheid daarin. De voorzitter heeft in overweging 4.2. terecht tot uitgangspunt van haar beslissing genomen dat de griffier handelt onder verantwoordelijkheid en in opdracht van de raad en dat de griffier de (processuele) beslissingen van de raad aan klager kenbaar heeft gemaakt. Het is gebruikelijk dat een griffier in de aanloop naar een zitting bij de planning van de behandeling van een zaak en de oproeping van partijen in die zaak, al dan niet na ruggespraak met de voorzitter, beslissingen neemt. Het is vervolgens aan de raad om te beoordelen of partijen behoorlijk zijn opgeroepen en of er al dan niet aanleiding is om een zitting aan te houden. Klaarblijkelijk heeft de raad in de zaak van klager geen aanleiding gezien om de zitting van 28 september 2018 aan te houden en heeft deze doorgang gevonden. Door deze procedurele beslissing van de raad, hoewel deze het aanwezigheidsrecht van klager betrof, aan klager te berichten heeft verweerster naar het oordeel van de raad niet zodanig gehandeld dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschonden. De beslissing van de raad, of deze nou juist was of niet, was niet van dien aard dat van verweerster verwacht had mogen worden haar medewerking aan de uitvoering daarvan te weigeren. Voor zover de klacht betrekking heeft op het toezenden van de brief van 1 oktober 2018 heeft de voorzitter terecht overwogen dat deze brief expliciet namens en derhalve onder verantwoordelijkheid van de voorzitter aan klager is verzonden. Ook de inhoud van deze brief was niet van dien aard dat van verweerster verwacht had mogen worden ondertekening en verzending daarvan te weigeren. Ook de door klager in zijn verzetschrift aangevoerde feiten en omstandigheden kunnen, indien al juist, niet tot een ander oordeel leiden, omdat ook deze feiten en omstandigheden niet de conclusie rechtvaardigen dat verweerster het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.

4.3      De raad is op grond van al het bovenstaande van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden op grond van het bovenstaande niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.4      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

          verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mrs. A.L.W.G. Houtakkers en N.M. Lindhout-Schot , leden,  bijgestaan door I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 november 2019.

Griffier                                                            Voorzitter