ECLI:NL:TADRSGR:2019:173 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-276/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2019:173
Datum uitspraak: 12-08-2019
Datum publicatie: 06-09-2019
Zaaknummer(s): 19-276/DH/DH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
  • Waarschuwing
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Verweerster heeft door met de kinderen van klaagster te  preken zonder voorafgaande toestemming van en overleg met (de advocaat van) klaagster gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij als advocaat had te betrachten. Dat verweerster op aandringen van de man heeft ingestemd om met de kinderen te spreken, doet hier niet aan af. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 12 augustus 2019

in de zaak 19-276/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

gemachtigde: mr. W.

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 2 oktober 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 18 april 2019 met kenmerk K219 2018 ar/smo, door de raad ontvangen op 19 april 2019, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 juni 2019 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerster.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen klachtdossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klaagster is verwikkeld (geweest) in een conflictueuze echtscheiding.

2.1    Verweerster heeft de ex-echtgenoot (hierna: de man) van klaagster bijgestaan.

2.2    Klaagster en de man hebben twee (minderjarige) kinderen.

2.3    Verweerster heeft op 20 september 2018 de minderjarige kinderen van klaagster en de man op haar kantoor gesproken in het kader van een zitting strekkende tot het treffen van voorlopige voorzieningen op de zitting van 9 oktober 2018.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat zij zonder toestemming van klaagster met haar minderjarige kinderen heeft gesproken.

4    VERWEER

4.1    Verweerster erkent dat zij de kinderen niet zonder toestemming van klaagster had mogen spreken en zij heeft daarvoor haar excuses aangeboden aan klaagster.

4.2    Ter zitting heeft verweerster toegelicht dat de man op de afspraak van 20 september 2018 verscheen, samen met de twee kinderen en enkele familieleden. Hoewel verweerster de man (eerder) te kennen had gegeven dat zij de kinderen niet zonder toestemming van klaagster mocht spreken, stond de man erop dat verweerster met de kinderen sprak. Vervolgens heeft verweerster, vanwege de privacy van de kinderen, in de spreekkamer van haar kantoor alleen met de kinderen gesproken. Dit gesprek heeft verweerster niet schriftelijk vastgelegd.  Volgens verweerster heeft zij de kinderen gesproken met de intentie om hen te helpen.

5    BEOORDELING

5.1    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klaagster. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

5.2    In meerdere uitspraken van het Hof van Discipline (van 19 juni 2017 en 9 april 2018) is vastgesteld op welke wijze advocaten moeten omgaan met de wens van hun cliënten om met minderjarige kinderen te spreken. Hieruit volgt dat een advocaat zich heel terughoudend moet opstellen in de contacten met minderjarige kinderen en dat de advocaat in beginsel niet op eigen initiatief of op verzoek van zijn cliënt contact mag zoeken. Indien het dan toch tot een gesprek komt, moet de advocaat de kinderen met name de weg wijzen en voorkomen dat hij een standpunt inneemt over de positie van de ouders in de echtscheidingsprocedure.

5.3    In de onderhavige klachtzaak staat vast dat verweerster zonder toestemming van klaagster de beide minderjarige kinderen heeft gesproken in het kader van een zitting die gepland stond in verband met het treffen van voorlopige voorzieningen. Het staat niet vast wat er toen is besproken. Naar het oordeel van de raad komt die onduidelijkheid voor rekening van verweerster, omdat zij het gesprek niet schriftelijk heeft vastgelegd.

5.4    Verweerster heeft door met de kinderen van klaagster te spreken zonder voorafgaande toestemming van en overleg met (de advocaat van) klaagster gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij als advocaat had te betrachten. Dat verweerster op aandringen van de man heeft ingestemd om met de kinderen te spreken, doet hier niet aan af. De raad acht de klacht dan ook gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    De raad is, alle omstandigheden in aanmerking nemende, van oordeel dat volstaan kan worden met de maatregel van een waarschuwing.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, van de Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden.

7.2     Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, van de Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 25,- reiskosten  van klaagster,

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c)  € 500,- kosten van de Staat.

7.3     Verweerster moet het bedrag van € 25,- reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klaagster. Klaagster geeft tijdig haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.4    Verweerster moet het bedrag van € 750,- binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

7.5    Verweerster moet het bedrag van € 500,- binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 750,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 500,- aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.5.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. J.G. Colombijn-Broersma en R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. D.L. van Lijf  als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2019.