ECLI:NL:TADRARL:2019:39 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-575
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2019:39 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-02-2019 |
Datum publicatie: | 25-02-2019 |
Zaaknummer(s): | 18-575 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorwaardelijke schorsing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen eigen advocaat gegrond nu verweerster sinds het aannemen van de zaak van klager in 2005 niets concreets voor klager heeft gedaan. Verweerster heeft zich jarenlang stil gehouden en klager en zijn belangen volledig genegeerd. Zelfs na indiening van de klacht heeft verweerster zich in een volledig stilzwijgen gehuld en ook niet gereageerd op verzoeken van de deken om een reactie. Verweerster is niet ter zitting verschenen en heeft geen verweer gevoerd. Dit alles is onacceptabel en advocaatonwaardig en de raad rekent dit verweerster zeer ernstig aan. Bij het bepalen van de maatregel, een voorwaardelijke schorsing van vier weken, heeft de raad onder meer rekening gehouden met de zwaardere maatregel die in de gekoppelde dekenklacht (met zaaknummer 18-440) aan verweerster wordt opgelegd. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 11 februari 2019
in de zaak 18-575
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 16 juni 2017 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 27 juli 2018 met kenmerk K 18/19, door de raad digitaal ontvangen op diezelfde dag, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 november 2018 in aanwezigheid van klager die zich heeft laten bijstaan door mevrouw [naam]. Verweerster is zonder kennisgeving vooraf niet verschenen. De klacht is ter zitting gezamenlijk behandeld met een dekenbezwaar tegen verweerster. Dit dekenbezwaar is bij de raad bekend onder zaaknummer 18-440. Van de gevoegde behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 Het dekenbezwaar wordt in een separate beslissing beoordeeld en zal hierna verder niet (inhoudelijk) aan de orde komen.
1.5 In de klachtzaak van klager heeft de raad kennis genomen van:
- het van de deken ontvangen dossier.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 In 1999 is klager gearresteerd op verdenking van een zedenmisdrijf. Hij heeft 28 dagen in detentie gezeten. Volgens klager is sprake geweest van een valse aangifte. Op enig moment is de zaak tegen klager geseponeerd.
2.3 Voor de onterechte detentie heeft klager van de Staat een schadevergoeding ontvangen.
2.4 Volgens klager hebben de onterechte verdenking en detentie ertoe geleid dat hij arbeidsongeschikt is geworden. Klager is op enig moment in de ziektewet terechtgekomen
2.5 Teneinde zijn inkomstenderving door de Staat respectievelijk het Openbaar Ministerie vergoed te krijgen heeft klager zich in 2005 tot verweerster gewend. Verweerster heeft de opdracht van klager aanvaard.
2.6 Bij brief van 22 mei 2014 heeft verweerster een conceptberekening van de schade opgesteld en klager enkele vragen gesteld.
2.7 Daarna heeft volgens klager nog contact plaatsgevonden met verweerster in maart 2015 en in januari 2016. In februari 2017 heeft verweerster toegezegd binnen twee weken een conceptprocesstuk te zullen toesturen.
2.8 Na februari 2017 heeft klager geen contact meer kunnen krijgen met verweerster, ondanks diverse bel- en e-mailverzoeken van klager en ook van mevrouw A., die klager sinds ongeveer 2016 als hulpverlener (van de stichting maatjesproject in de woonplaats van klager) bijstaat.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:
a) niet voortvarend heeft gehandeld in de zaak van klager;
Toelichting: Sinds verweerster in 2005 voor klager is gaan optreden heeft zij geen enkel processtuk opgesteld. Verweerster heeft de zaak steeds uitgesteld en klager vermoedt dat verweerster de verjaringstermijn van vijf jaar niet (tijdig) heeft gestuit. Verweerster heeft in een eerder stadium toegegeven nog geen werkzaamheden voor klager te hebben verricht en heeft daar haar excuses voor aangeboden.
b) niet gereageerd heeft op verzoeken van of namens klager om contact op te nemen;
Toelichting: Klager heeft de afgelopen jaren per telefoon en e-mail verschillende keren geprobeerd om contact met verweerster te krijgen. Klager heeft aangetekende brieven verstuurd maar deze zijn ongeopend retour gezonden. Sinds februari 2017 heeft klager helemaal geen contact meer met verweerster, ondanks herhaalde verzoeken daartoe. Ook op verzoeken van klagers hulpverlener heeft verweerster niet gereageerd.
c) klager niet op de hoogte heeft gehouden van de ontwikkelingen in zijn zaak.
Toelichting: In de beginfase heeft klager nog wel van verweerster vernomen maar ook pas nadat hij had geklaagd over haar bereikbaarheid. Daarna heeft verweerster niet meer gereageerd en heeft klager geen idee van de stand van zaken. Klager heeft het vermoeden dat zijn zaak inmiddels is verjaard.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft geen verweer gevoerd tegen de klacht door niet op de klacht te reageren en ter zitting niet te verschijnen.
5 BEOORDELING
5.1 De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij of zij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
Ad klachtonderdelen a, b en c)
5.2 Vanwege de onderlinge samenhang worden de klachtonderdelen a tot en met c gezamenlijk beoordeeld.
5.3 Nu verweerster geen verweer heeft gevoerd, zijn de stellingen van klager, als onvoldoende weersproken, komen vast te staan.
5.4 De raad komt tot het oordeel dat de klacht in al zijn onderdelen gegrond is. Verweerster heeft de zaak van klager in 2005 aangenomen en behalve de toezending van enkele concepten heeft verweerster tot op heden, in 12 jaar tijd, niets concreets voor klager gedaan of bereikt, althans daarvan is de raad niets gebleken. In ieder geval staat vast dat klager nog immer geen schadevergoeding heeft ontvangen en dat klager ook nog steeds niet weet of hij daar recht op heeft. Daarnaast heeft verweerster niet gereageerd op de vele contactverzoeken van klager en anderen die namens klager getracht hebben contact met verweerster te krijgen. Verweerster is onacceptabel lang onbereikbaar geweest voor klager door eerst nog sporadisch en later (jarenlang) helemaal niet meer te reageren op contactverzoeken. Die keren dat verweerster wel heeft gereageerd heeft zij klager laten weten spoedig iets in zijn zaak te zullen doen waarna het vervolgens weer stil bleef. Verweerster heeft klager jarenlang in onzekerheid en onwetendheid gelaten en volledig aan zijn lot overgelaten. Zelfs nu nog, na de indiening van zijn klacht, is het klager niet helder hoe zijn zaak er voor staat en of deze überhaupt nog ontvankelijk (of inmiddels mogelijk verjaard) is. Door haar nalatigheid is verweerster in ernstige mate tekort geschoten in de zorg die zij voor haar cliënt had behoren te betrachten en heeft zij niet gehandeld zoals van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht.
6 MAATREGEL
6.1 Klager heeft onder meer ter zitting verklaard dat de hele kwestie voor klager emotioneel, financieel en sociaal gezien zeer belastend is geweest en dat zijn leven en dat van zijn zoon volledig op z’n kop heeft gestaan. Klager heeft steeds het volste vertrouwen in verweerster gehad. Zijn loyaliteit aan verweerster en de omstandigheid dat klager zelf niet sterk genoeg (meer) was om nog achter verweerster en zijn zaak aan te gaan enerzijds en het stilzwijgen van verweerster anderzijds hebben ertoe geleid dat klager al 12 jaar wacht op actie in zijn zaak. Het was de taak van verweerster om de belangen van klager te behartigen en, als zij hiertoe om welke reden ook, niet (meer) in staat was, de zaak tijdig aan een andere advocaat over te dragen zodat de zaak van klager voortvarend opgepakt zou worden. In plaats daarvan heeft verweerster zich jarenlang stil gehouden en klager en zijn belangen volledig genegeerd. Zelfs na indiening van de klacht door klager heeft verweerster zich in een volledig stilzwijgen gehuld en ook niet gereageerd op verzoeken van de deken om een reactie. Dit alles is onacceptabel en advocaatonwaardig en de raad rekent dit verweerster zeer ernstig aan.
6.2 De raad acht de maatregel van vier weken voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk passend en geboden. Bij het bepalen van deze maatregel heeft de raad laten meewegen dat het dekenbezwaar in de zaak 18-440 bij beslissing van 11 februari 2019 eveneens gegrond is en dat in die zaak een zwaardere maatregel wordt opgelegd. Ook heeft de raad acht geslagen op het blanco tuchtrechtelijke verleden van verweerster.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, dient verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem te vergoeden.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,00 in verband met de forfaitaire reiskosten van klager,
b) € 1000,00 in verband met de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten.
7.3 Verweerster dient het bedrag van € 50,00 reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden te betalen aan klager. Klager geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door aan verweerster.
7.4 Verweerster dient het bedrag van € 1000,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer 18-575.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk op voor de duur van vier weken;
- bepaalt dat deze schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging;
- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt;
- bepaalt dat de termijn van artikel 8a lid 3 Advocatenwet wordt verkort tot twee jaar.
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,00 aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.4;
Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, W.H. Kesler, H.J.P. Robers, E.A.C. van der Wiel, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2019.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 11 februari 2019