ECLI:NL:TADRARL:2019:324 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-452

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:324
Datum uitspraak: 30-10-2019
Datum publicatie: 19-02-2020
Zaaknummer(s): 19-452
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing over advocaat wederpartij in familierechtelijk geschil. Klaagster mocht in de procedure de standpunten namens haar cliënte innemen zoals door haar gedaan zonder dat zij daarbij, of anderszins, onnodig de belangen van klager heeft geschaad. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 30 oktober 2019

in de zaak 19-452

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 10 juli 2019 met kenmerk Z718598MM/sd, door de raad ontvangen op 10 juli 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan:

1.1    Klager en diens ex-partner, hierna: “de vrouw”, hebben in 2012 overeenstemming bereikt over een echtscheidingsconvenant waarin onder meer afspraken zijn vastgelegd over de door klager te betalen kinderalimentatie. In 2013 is de echtscheiding uitgesproken. Klager en de vrouw hebben twee kinderen.

1.2    Op 26 november 2015 heeft mr. H namens klager aan de vrouw een brief gestuurd met het verzoek financiële gegevens te verstrekken teneinde tot een herberekening van de kinderalimentatie te komen. De vrouw heeft zich voor rechtsbijstand gewend tot verweerster, die bij e-mail d.d. 26 januari 2016 aan klagers gemachtigde heeft bericht op de zaak te zullen terugkomen. Klager heeft zich vervolgens gewend tot een advocaat, mr. S.

1.3    In december 2015 heeft de oudste dochter het contact met klager verbroken. In februari 2016 heeft de jongste dochter het contact met klager verbroken.

1.4    Klager en de vrouw hebben getracht de alimentatiekwestie in der minne te regelen, in welk kader mr. S en verweerster hebben gecorrespondeerd. Een minnelijke regeling is niet tot stand gekomen.

1.5    Klager heeft op 26 februari 2016 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland. Ook lopende deze procedure hebben klager en de vrouw getracht een minnelijke regeling te treffen, in welk verband klagers advocaat en verweerster hebben gecorrespondeerd. Verweerster heeft op 9 mei 2016 namens de vrouw een verweerschrift met voorwaardelijk zelfstandig verzoek tot vaststelling van partneralimentatie ingediend. Naar aanleiding daarvan heeft mr. S op 2 juni 2016 een verweerschrift ingediend. Op 15 september 2016 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Klager en de vrouw hebben nadere stukken in het geding gebracht. Op 4 september 2017 heeft de rechtbank de zaak verder behandeld. De rechtbank heeft op 8 november 2017 een beschikking gegeven, waarbij de in het echtscheidingsconvenant overeengekomen kinderalimentatie is aangepast.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

in strijd met gedragsregel 6 ten laste van klager niet een doelmatige behandeling van de zaak heeft nagestreefd.

Toelichting:

2.2    Het op te lossen vraagstuk was redelijk eenvoudig, namelijk een herberekening van de kinderalimentatie. Verweerster poneerde echter keer op keer feiten die onjuist waren, traineerde, gaf blijk van gebrek aan kennis, bleef foute berekeningen maken, sleepte niet relevante onderwerpen bij de zaak, verdraaide feiten, verzaakte haar geponeerde feiten te onderbouwen en toen alles niet leek te werken werd het model van handjeklap maar toegepast om er een zo hoog mogelijk bedrag uit proberen te slepen. Verweerster heeft een dubieuze rol gespeeld in het bij klager weghouden van de kinderen om een zo hoog mogelijke kinderalimentatie te verkrijgen.

3    VERWEER

3.1    De klacht is ongegrond. Verweerster kan zich in het geheel niet vinden in de klacht noch in hetgeen door klager is aangevoerd. Verweerster heeft de belangen van haar cliënte behartigd en heeft hierbij de gedragsregels niet geschonden. Verweerster heeft namens haar cliënte vele pogingen en voorstellen gedaan om tot een herberekening van de kinderalimentatie te komen. Verweerster heeft niet getraineerd: zij heeft slechts eenmaal een uitstel voor de duur van een week gevraagd. Verweerster kan niet worden aangerekend dat klager geen contact heeft met zijn dochters. De contacten tussen de dochters en klager waren al verbroken, voordat verweerster haar werkzaamheden als advocaat voor de vrouw had gestart. Het is niet aan verweerster te wijten dat de procedure langer heeft geduurd dan klager voor ogen had, te meer omdat er vanaf februari 2016 een voorstel heeft gelegen en er daarna nog vele voorstellen zijn gedaan. Dat klager teleurgesteld is over de uitkomst van de procedure kan verweerster niet worden aangerekend.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen. 

4.2    De aan de klacht ten grondslag gelegde stellingen zijn onderwerp (geweest) van debat in een gerechtelijke procedure. Het is niet aan de tuchtrechter om hierover te oordelen. Kennelijk kan klager zich niet vinden in de standpunten die verweerster namens haar cliënte heeft verwoord, maar dit betekent nog niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte stond het verweerster vrij om namens haar cliënte standpunten in te nemen die afweken van de standpunten van klager. Zij hoefde daarbij in beginsel geen rekening te houden met de belangen van klager. Dat verweerster in en buiten rechte feitelijke informatie heeft verstrekt waarvan zij wist dat die onjuist was is niet gebleken en dat verweerster de zaak heeft getraineerd evenmin.  Verweerster heeft klagers stelling, dat  zij een dubieuze rol heeft gespeeld in het bjj klager weghouden van de kinderen, uitdrukkelijk en gemotiveerd weersproken, terwijl uit de overgelegde stukken ook niet van de juistheid van die stelling blijkt. Uit de overgelegde stukken is naar het oordeel van de voorzitter evenmin gebleken dat verweerster anderszins de belangen van klagers nodeloos heeft geschaad.

4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. K. Heenk, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. Huber-Van de Langenberg als griffier op 30 oktober 2019.

griffier                                                         voorzitter