ECLI:NL:TADRARL:2019:313 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-516

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:313
Datum uitspraak: 04-12-2019
Datum publicatie: 12-02-2020
Zaaknummer(s): 19-516
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Geen conflicterende belangen als bedoeld in Regel 15 Gedragsregels 2018. Verweerder mocht de Vereniging van Eigenaren van een appartementencomplex bijstaan in haar geschil met klagers over de CV-ketel. Dat zijn kantoorgenoot mr. B ook lid was van dezelfde VvE als klaagster en in november 2017 met klagers over de CV-problematiek heeft gecorrespondeerd, brengt nog geen tegenstrijdigheid van belangen als advocaat met zich mee jegens klagers, die nimmer cliënt van verweerder zijn geweest. Door toedoen van verweerder is geen onduidelijkheid ontstaan dat hij als advocaat aanwezig was op het verzoek van het bestuur tijdens een extra Algemene Ledenvergadering van de VvE. Geen strijd met Regel 9 Gedragsregels 2018. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 4 december 2019

in de zaak 19-516

naar aanleiding van de klacht van:

klager

klaagster

samen ook: klagers

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 31 juli 2019 met kenmerk K 19/46, door de raad digitaal ontvangen op diezelfde datum, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klagers wonen samen in het appartement van klaagster in een appartementencomplex in Arnhem. Het (verhuurde) appartement boven klagers is eigendom van mr. B, kantoorgenoot van verweerder. Klaagster en mr. B zijn lid van de Vereniging van Eigenaars van het complex (hierna verder: VvE).

1.2    Op 1 november 2018 heeft een algemene ledenvergadering plaatsgevonden, waarin onder meer de keuze van een installatiebedrijf voor plaatsing van cv-ketels in de appartementen aan de orde is geweest. Klagers waren daarbij aanwezig.

1.3    Bij brief van 20 december 2018 heeft verweerder namens de VvE, c.q. haar bestuur,  aan klaagster laten weten dat zij verplicht is om zich te conformeren aan de besluiten van de algemene ledenvergadering en aan de splitsingsakte. In dat kader is klaagster erop gewezen dat zij een niet toegestane cv-ketel op het gemeenschappelijke afvoerkanaal heeft aangesloten, waardoor de mede-eigenaren aan een groot gezondheids- en veiligheidsrisico worden blootgesteld. Verweerder heeft klaagster  daarom gesommeerd om binnen twee weken aan te tonen dat alsnog de juiste cv-ketel is geïnstalleerd en haar laten weten dat anders een kort geding zal worden gestart.

1.4    In reactie op de brief van 201 december 2018 heeft klager namens klaagster bij brief van 29 december 2018 aan verweerder het volgende geschreven: 

“Het is u ongetwijfeld bekend dat uw kantoorgenoot, [mr. B] eigenaar is van een der appartementen van uw cliënt, de Vereniging van Eigenaren, (…). Ofschoon ik [mr. B] niet echt persoonlijk ken, had ik op 31 oktober 2017 wel met hem als medebewoner, een kortstondige, vriendelijke en uitermate correcte onderlinge correspondentie waarin wij aan elkaar onze meningen en standpunten uitwisselden nota bene inzake het CV-project, waarvan nu sprake.

Deze omstandigheden met elkaar te maken, dat ik u als jurist binnen het kantoor van ‘[naam] Advocaten’ wil verzoeken om u terug te trekken in deze juridische aangelegenheid, in het belang van uw onpartijdigheid en onafhankelijkheid in deze zaak als advocaat binnen het samenwerkingsverband waarvan u deel uitmaakt. (…).”

1.5    Bij brief van 3 januari 2019 heeft verweerder aan klaagster laten weten zich niet als advocaat van de VvE terug te zullen trekken, omdat van conflicterende belangen geen sprake is en het feit dat mr. B eveneens lid van de VvE er niet eraan in de weg staat dat hij, als partijdige belangenbehartiger, voor de VvE optreedt.

1.6    Op 4 februari 2019 heeft verweerder namens de VvE klaagster gedagvaard in kort geding op 21 februari 2019. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 1 maart 2019 de vorderingen van de VvE jegens klaagster afgewezen.

1.7    Op 18 oktober 2019 heeft het bestuur van de VvE haar leden uitgenodigd voor de extra ingelaste ledenvergadering op 20 maart 2019 naar aanleiding van de gevolgen van de uitspraak van de voorzieningenrechter in de kwestie van klaagster. Het bestuur heeft onder meer het volgende agendapunt voorgesteld:

“2. Bespreking juridische aspecten. Daaronder valt een toelichting op de stappen die door het bestuur zijn gezet binnen het kader van onze bevoegdheden en een toelichting op de tekst van het vonnis. Voor dit onderwerp is aanwezig [verweerder] van [naam]advocaten, die namens de VvE aantrad tijdens de rechtszitting en hier is gemachtigd door [mr. B] om namens hem te spreken.”

1.8    Op 20 maart 2019 heeft de extra algemene ledenvergadering van de VvE plaatsgevonden. Daarbij waren klagers en verweerder aanwezig.

1.9    Bij brief van 3 maart 2019, aangevuld bij e-mail van 2 april 2019, hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    hij als advocaat van de VvE is opgetreden en zich daardoor schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling, waardoor klagers in hun financiële belangen zijn geschaad;

b)    onduidelijkheid heeft laten ontstaan over de hoedanigheid waarin hij bij de ingelaste extra algemene ledenvergadering op 20 maart 2019 van de VvE aanwezig was, waardoor klagers in hun financiële belangen zijn geschaad.

3    VERWEER

3.1    Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerder bij de bespreking van de klacht aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    Verweerder heeft als meest verstrekkende verweer  aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk zou zijn, nu alleen klaagster als wederpartij door zijn tussenkomst in rechte is betrokken. Dat klager namens klaagster de aan het kort geding voorafgaande correspondentie naar zich toe heeft getrokken en ter zitting namens haar het woord heeft gevoerd, maakt klager nog niet tot wederpartij met een eigen persoonlijk belang bij indienen van de klacht, aldus verweerder.

4.2    Een contractuele relatie of anderszins is echter geen vereiste om een klacht tegen een advocaat in te dienen, zolang de klager voldoende belang heeft bij het indienen van de klacht. In het tuchtrecht staat het handelen of nalaten van een advocaat centraal, ongeacht de relatie die de klager met een advocaat heeft. Omdat klager met klaagster  samenwoont in het onderhavige appartement, in en buiten rechte als haar belangenbehartiger is opgetreden, ook bij de beslissing van de VvE over de CV-ketel is betrokken en, zo heeft klager onweersproken aangevoerd, gezamenlijk met klaagster door het bestuur van de VvE over hun CV-ketel is aangesproken, heeft klager voldoende belang bij de klacht om daarin te worden ontvangen.

Ad klachtonderdeel a)

4.3    Verweerder betwist dat sprake is van verstrengeling van conflicterende belangen in de zin van Regel 15 Gedragsregels 2018. Geen van beide klagers is ooit door hem, of een van zijn kantoorgenoten, als advocaat bijgestaan. Verweerder beschikte ook niet over vertrouwelijke  informatie van klagers, zodat ook dat geen reden was om zich als advocaat van de VvE terug te trekken.

4.4    De voorzitter volgt verweerder in dit verweer. Het enkele feit dat mr. B ook lid is van dezelfde VvE als klaagster en in november 2017 met klagers heeft gecorrespondeerd over de CV-problematiek tussen klagers en de VvE, brengt, zoals verweerder terecht nog heeft aangevoerd, naar het oordeel van de voorzitter nog geen tegenstrijdigheid van belangen als advocaat met zich mee jegens klagers. Van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder jegens klagers is dan ook niet gebleken. Klachtonderdeel a) wordt dan ook kennelijk ongegrond verklaard. 

Ad klachtonderdeel b)

4.5    De voorzitter stelt bij de beoordeling van de klacht voorop dat de advocaat tegenover zijn cliënt en in zijn contacten met derden ervoor zorg moet dragen dat bij geen misverstand kan bestaan over de hoedanigheid waarin hij in de gegeven situatie optreedt, zoals ook is neergelegd in Regel 9 Gedragsregels 2018.

4.6    Klagers stellen dat verweerder hen niet de in de hiervoor genoemde regel bedoelde duidelijkheid over zijn hoedanigheid heeft verschaft en lichten dat als volgt toe. Volgens klagers heeft verweerder gevolg gegeven aan de uitnodiging van 18 maart 2019 van het bestuur van de VvE, zijn cliënt, om op de extra algemene ledenvergadering van de VvE op 20 maart 2019 aanwezig te zijn als vervanger van een afwezig lid van de VvE, mr. B, kantoorgenoot van verweerder tevens ‘bovenbuurman’ van klagers, door middel van een schriftelijke machtiging van mr. B. Een algemene ledenvergadering is een besloten vergadering alleen voor leden van een VvE. Dat verweerder tijdens die algemene ledenvergadering vervolgens achter de bestuurstafel plaatsnam, heeft bij klagers zo kort na de voor hen positieve uitspraak in kort geding verwarring gegeven. Op de uitdrukkelijke vraag van klager en andere leden in welke hoedanigheid verweerder aanwezig was heeft verweerder volgens klagers weifelend geantwoord dat hij daar als advocaat was. Met zijn aanwezigheid in die vergadering als gemachtigde namens een VvE lid/ kantoorgenoot en tevens als advocaat namens de VvE, waarbij zijn honorarium door alle VvE leden en door zijn kantoorgenoot wordt betaald uit de maandelijkse VvE-bijdrage, heeft verweerder zijn verplichte onafhankelijkheid geschonden. Verweerder heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd.

4.7    Op basis van de stukken is de voorzitter gebleken dat verweerder op de extra algemene ledenvergadering van 20 maart 2019 aanwezig was op uitnodiging van het bestuur van de VvE om de voor de VvE negatieve uitspraak tegen klaagster in kort geding toe te lichten. Klagers waren daarover vooraf op 18 maart 2019 door het bestuur van de VvE geïnformeerd. Daaruit konden klagers naar het oordeel van de voorzitter dan ook afleiden dat verweerder als advocaat bij de vergadering aanwezig zou zijn, hetgeen ook desgevraagd tijdens de vergadering door hem is bevestigd. Dat daarna verwarring bij klagers is ontstaan doordat de voorzitter van de VvE verweerder op ongelukkige wijze heeft geïntroduceerd als gemachtigde van mr. B, terwijl achteraf is gebleken dat de voorzitter dat kennelijk zelf was, terwijl verweerder daarnaast uitdrukkelijk is voorgesteld als de advocaat van de VvE die het vonnis kwam toelichten, is niet komen vast te staan dat verweerder onduidelijkheid over zijn hoedanigheid heeft laten ontstaan. Daarmee heeft verweerder voldaan aan Regel 9 Gedragsregels 2018 en kan hem geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De voorzitter oordeelt ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 4 december 2019.

griffier                                                                        voorzitter