ECLI:NL:TADRARL:2019:309 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-389

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:309
Datum uitspraak: 04-09-2019
Datum publicatie: 12-02-2020
Zaaknummer(s): 19-389
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klager en verweerster zijn ex-echtgenoten. Alhoewel het een privégeschil betrof, is het tuchtrecht van toepassing omdat verweerster met op haar briefpapier als advocaat met de advocaat van klager heeft gecorrespondeerd. De klachten zijn kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 4 september 2019

in de zaak 19-389

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 17 juni 2019 met kenmerk Z 775576 (190016) HH/sd, door de raad ontvangen op 17 juni 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager en verweerster zijn ex-echtgenoten.

1.2    Tijdens het huwelijk heeft klager twee e-mailadressen ondergebracht onder het account van verweerster bij KPN.

1.3    Toen op 10 december 2018 bleek dat klager niet meer kon inloggen op zijn

e-mailadressen, heeft hij contact opgenomen met KPN. KPN liet weten dat - kort gezegd -de medewerking van verweerster noodzakelijk was om het probleem op te lossen.

1.4    Klager heeft verweerster in de week van 11 december 2018 in WhatsApp-berichten gevraagd om haar medewerking. Verweerster heeft haar medewerking geweigerd.

1.5    Klager heeft contact opgenomen met een advocaat, die op 14 en 17 december 2018

e-mailberichten aan verweerster heeft gestuurd. Verweerster bij brieven van 16 en 17 december 2018 – op briefpapier van haar kantoor – op deze berichten gereageerd. In die reacties heeft zij haar medewerking opnieuw geweigerd.

1.6    Bij per e-mail verzonden brief van 4 januari 2019 heeft klager bij de deken de onderhavige klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

1)    zonder gegronde reden geen medewerking heeft verleend om het probleem met het inloggen op de e-mailadressen van klager op te lossen, terwijl deze e-mailadressen tijdens het huwelijk tot en met 2011 waren ondergebracht onder haar account bij KPN;

2)    zich als advocaat heeft gepresenteerd in correspondentie met klager en zijn advocaat, en zich onnodig diffamerend en onprofessioneel heeft uitgelaten;

3)    zij in die correspondentie geen professionele distantie heeft betracht.

3    VERWEER

3.1    Verweerster stelt zich op het standpunt dat de klacht niet thuishoort bij de deken, aangezien haar (vermeende) handelen niet gerelateerd is aan haar hoedanigheid van advocaat. Verder heeft verweerster het volgende aangevoerd.

Klachtonderdeel 1)

3.2    Verweerster heeft gegronde redenen gehad om haar medewerking niet te verlenen, omdat zij niet wettelijk verplicht is om haar klantnummer aan klager te verstrekken. Klager en verweerster zijn al acht jaar gescheiden en het verstrekken en verwerken van privégegevens wordt door de AVG beschermd. Het KPN-klantnummer van verweerster geeft volledige toegang tot alle diensten die zij afneemt bij KPN en verweerster zou alle macht over haar werk- en privégegevens uit handen geven.

Klachtonderdelen 2) en 3)

3.3    Er bestaat voor verweerster geen enkele verplichting om een advocaat in te schakelen die namens haar reageert. Dat laat onverlet dat verweerster een collega-advocaat in een brief met het gepaste respect zal benaderen en antwoorden. Dat heeft verweerster ook in deze zaak gedaan. Zij heeft zich bovendien niet diffamerend uitgelaten door openheid te geven over het vroegere gedrag van klager. Zij heeft enkel uiteengezet dat en waarom zij niet bereid was mee te werken aan het verzoek van klager.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt bij de beoordeling voorop dat de klacht betrekking heeft op privégedragingen van verweerster. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Artikel 46 houdt mede in een tuchtrechtelijke aansprakelijkheid voor ‘handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt’. Onder dergelijk handelen of nalaten kunnen ook gedragingen in een andere hoedanigheid of privégedragingen van een advocaat vallen indien tussen die gedragingen en de praktijkuitoefening voldoende verband bestaat, en bij gebreke van zodanig verband, indien het gaat om gedragingen die voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht en het vertrouwen in de advocatuur ondermijnen. Naar het oordeel van de voorzitter vallen de gedragingen van verweerster onder het advocatentuchtrecht, omdat zij - hoewel aangeschreven als privépersoon - met de advocaat van klager heeft gecorrespondeerd op briefpapier van haar advocatenkantoor. Dit betekent dat de voorzitter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht.

4.2    Ten aanzien van klachtonderdeel 1) overweegt de voorzitter dat het wel of niet meewerken aan het verzoek van klager iets is dat verweerster als privépersoon aangaat. Tuchtrechtelijk gezien valt verweerster hierin niets te verwijten, zodat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

4.3    Klachtonderdeel 2) is eveneens kennelijk ongegrond. Volgens klager heeft verweerster  zich in haar brieven onnodig diffamerend en onprofessioneel uitgelaten. De inhoud van de in het dossier aanwezige brieven van verweerster kan naar het oordeel van de voorzitter echter niet als zodanig worden aangemerkt.

4.4    Klachtonderdeel 3) treft hetzelfde lot. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster in haar correspondentie aan de advocaat van klager voldoende distantie betracht.

4.5    Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 4 september 2019.

griffier                                                          voorzitter