ECLI:NL:TADRARL:2019:308 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-370

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:308
Datum uitspraak: 04-09-2019
Datum publicatie: 12-02-2020
Zaaknummer(s): 19-370
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Naar het oordeel van de voorzitter kan niet worden vastgesteld dat verweerder klager onvoldoende deskundig heeft bijgestaan. Enkele te laat verschijnen op een afspraak met klager is nog niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar aan te merken. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 4 september 2019

in de zaak 19-370

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 12 juni 2019 met kenmerk K 18/97, door de raad ontvangen op 12 juni 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is gescheiden van zijn ex-echtgenote. In het kader van die echtscheiding speelden twee procedures. Eén procedure ging over verevening van pensioenrechten. De andere procedure had betrekking op de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap. In die zaak heeft klager recht op de helft van de erfenis die zijn ex-echtgenote ontving na het overlijden van haar vader. Verweerder heeft klager bijstand verleend in de afwikkeling van de kwestie met betrekking tot de erfenis.

1.2    In laatstgenoemde kwestie hebben klager en verweerder op 1 februari 2018 een (voor)bespreking gehad, waarna op 6 maart 2018 een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden. Op 18 mei 2018 is vonnis gewezen.

1.3    Bij brief van 16 juli 2018 heeft klager bij de deken de onderhavige klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

1)    zich onkundig en/of totaal niet geïnteresseerd te tonen in de zaak van klager;

2)    niet goed bereikbaar te zijn, ook niet na het eindigen van de zaak;

3)    klager onvoldoende op de hoogte te houden van het verloop van de zaak;

4)    ten onrechte geen actie te ondernemen richting een deurwaarder die zich ten onrechte (op basis van een uitspraak die inmiddels was achterhaald) meldde bij klager, met een incasso op verzoek van de advocaat van klagers ex-echtgenote;

5)    klager onvoldoende bijstand te verlenen tijdens de zitting op 6 maart 2018, waaronder gesprekken op de gang met de (advocaat van de) wederpartij, onder meer over een mogelijke schikking;

6)    voor de zitting van 6 maart 2018 een vreemde situatie te laten ontstaan omdat de advocaat van klagers ex-echtgenote sprak over een groot geheim. Verweerder reageerde daar niet goed op en liet tevens blijken dat het hem niet duidelijk was of hij al dan niet in toga moest verschijnen.

2.2    Ten aanzien van klachtonderdeel 1) heeft klager het volgende aangevoerd. Verweerder verwachtte van hem dat hij zelf financiële gegevens achterhaalde met betrekking tot de woning. Verweerder vergat een afspraak voor een voorbespreking, moest gebeld worden en verscheen een uur te laat. Ook haalde hij in één van zijn brieven aan de wederpartij een verkeerde uitspraak aan.

3    VERWEER

3.1    Verweerder stelt zich op het standpunt dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.

Klachtonderdeel 1)

3.2    Verweerder heeft klager op een deskundige wijze bijgestaan in de verdelingskwestie. Het klopt niet dat verweerder zich ongeïnteresseerd heeft getoond; klager heeft dit bovendien niet aangetoond. Besprekingen zijn tijdig gevoerd en klager heeft alle relevante informatie tijdig ontvangen.

3.3    Het klopt dat verweerder te laat was op de bespreking op 1 februari 2018. Het is uiteraard vervelend dat klager even heeft moeten wachten, maar er was geen sprake van ongeïnteresseerdheid aan de zijde van verweerder.

3.4    Verweerder heeft niet verwezen naar verkeerde uitspraken.

Klachtonderdeel 2)

3.5    Klager verwijt verweerder ten onrechte niet goed bereikbaar te zijn. Dit blijkt ook uit de door verweerder in deze klachtprocedure overgelegde correspondentie.

Klachtonderdeel 3)

3.6    Klager heeft alle relevante informatie steeds tijdig van verweerder ontvangen.

Klachtonderdeel 4)

3.7    Mogelijk doelt klager met dit klachtonderdeel op de kwestie van de verevening van de pensioenrechten en het beslag op zijn AOW-uitkering. Met die kwestie heeft verweerder geen bemoeienis gehad.

Klachtonderdelen 5) en 6)

3.8    Verweerder heeft correct gehandeld voorafgaand aan en tijdens de comparitie van 6 maart 2018. Met de bode is – zoals gebruikelijk is – overleg geweest over de aanwezigheid van de ex-echtgenote van klager bij die zitting.

3.9    Omdat de advocaat van de ex-echtgenote van klager geen toga bij zich had en verweerder wel, is dit onderwerp ter sprake gekomen. Verweerder heeft zijn eigen plan getrokken en zijn toga aangedaan.

3.10    De zitting is goed verlopen.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. De voorzitter zal de klachtonderdelen aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2    De voorzitter overweegt dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en – in geval van gemotiveerde betwisting – aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft uitdrukkelijk en gemotiveerd het standpunt betrokken dat hij klager deskundig heeft bijgestaan en hij zich niet ongeïnteresseerd heeft getoond (klachtonderdeel 1), dat hij wél goed bereikbaar was (klachtonderdeel 2) en dat hij klager tijdig op de hoogte heeft gesteld van relevante informatie (klachtonderdeel 3). Ook heeft verweerder aangevoerd dat hij niet betrokken was bij de kwestie waarin klager werd benaderd door een deurwaarder (klachtonderdeel 4), dat hij klager goed heeft bijgestaan op de zitting van 6 maart 2018 en dat die zitting goed is verlopen (klachtonderdelen 5 en 6).  

4.3    Verweerder heeft erkend dat hij te laat is verschenen op de bespreking met klager op 1 februari 2018. Dit valt echter niet (zonder) meer te kwalificeren als tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Nu ten aanzien van dit verwijt en de overige verwijten iedere verdere onderbouwing ontbreekt, kan de voorzitter de juistheid van de klachtonderdelen niet vaststellen. Ten aanzien van klachtonderdeel 4) overweegt de voorzitter bovendien dat klager niet duidelijk heeft gemaakt welk verwijt verweerder valt te maken.

4.4    De klacht is daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 4 september 2019.

griffier                                voorzitter