ECLI:NL:TADRARL:2019:307 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-366

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:307
Datum uitspraak: 02-08-2019
Datum publicatie: 12-02-2020
Zaaknummer(s): 19-366
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft als advocaat van de wederpartij de grenzen van het betamelijke niet overschreden. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 2 augustus 2019

in de zaak 19-366

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord Nederland van 11 juni 2019 met kenmerk 2018 KNN065/z659092, door de raad ontvangen op 11 juni 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is verwikkeld in een langdurig geschil met de Gasunie. Het geschil heeft betrekking op  door klager vermeende schade, vanwege het door een door de Gasunie in 2007 aangelegde gasleiding niet kunnen telen en verkopen van aardbeien. Verweerder heeft bij brief van 23 september 2016 namens de Gasunie aan klager bericht dat  alle (schade)vergoedingen waar klager recht op had aan klager waren voldaan.

1.2    Klager heeft vervolgens de Gasunie gedagvaard en vergoeding van de door hem, wegens de door de Gasunie aangelegde gasleiding, geleden schade gevorderd. De rechtbank Noord-Nederland heeft bij vonnis van 28 februari 2018 de vorderingen van klager afgewezen. Verweerder heeft de Gasunie in deze procedure bijgestaan. Klager heeft tegen het vonnis van de rechtbank appel ingesteld.

1.3    Per email van 31 mei 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder in de procedure heeft gelogen en de rechter bewust onjuist heeft geïnformeerd;

b)    in de procedure bij het gerechtshof zijn cliënte ineens met een andere naam heeft aangeduid, waardoor sprake is van bedrog;

c)    verweerder in de procedure de helft van een document  eraf heeft gekopieerd en aangepast. 

3    VERWEER

3.1    Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

3.2    Het lijkt er op dat klager de betreffende gerechtelijke procedure bij de rechtbank nog eens wil overdoen, maar daarvoor is het tuchtrecht niet bedoeld. Verweerder heeft het standpunt van zijn cliënte verwoord. Tevens is in de procedure aan de orde gesteld dat klager in de voorliggende kwestie al strafrechtelijk was veroordeeld wegens bedreiging van medewerkers van de cliënte van verweerder.

Ad klachtonderdeel b)

3.3    Klager heeft in hoger beroep de verkeerde partij gedagvaard. In eerste aanleg was al bij antwoord aangegeven dat NV Nederlandse Gasunie -ten gevolge van splitsing- was opgevolgd door Gasunie Transport Services BV. In de memorie van antwoord is de juiste tenaamstelling aangehouden. Hangende een instantie hoeft dit niet tot wijzigingen te leiden. Het is dus op zichzelf niet vreemd dat de rechtbank in het vonnis de benaming van de oorspronkelijke gedaagde heeft aangehouden. Bij het instellen van rechtsmiddelen moet echter de juiste (rechtspersoon) in rechte worden betrokken. Ook een anticipatie-exploot moet  op de juiste naam worden uitgebracht.

Ad klachtonderdeel c)

3.4    Verweerder heeft geen stukken vervalst. De door klager overgelegde stukken bewijzen dit ook niet. Verweerder heeft de van zijn cliënte ontvangen producties overgelegd en heeft daaraan niets gewijzigd.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van advocaat van de  wederpartij steeds het standpunt van zijn cliënte verwoord. Het kan zo zijn dat klager zich hiermee niet kon verenigen, maar dit betekent niet dat verweerder de grens die hem als advocaat van de wederpartij jegens klagers vrijstond heeft overschreden. Het was de taak van verweerder om de belangen van zijn cliënte te behartigen. Voor zover klager zich hiermee niet kon verenigen stond het hem vrij een juridische procedure aanhangig te maken, wat klager ook heeft gedaan.  Het was vervolgens aan de civiele rechter voorbehouden om een oordeel over de standpunten van beide partijen uit te spreken. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder de belangen van klagers nodeloos heeft geschaad, noch dat hij zich nodeloos grievend jegens klagers heeft uitgelaten. Ter zake valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    Verweerder heeft reeds bij conclusie van antwoord (te naam stelling en onder 1) in de procedure in eerste aanleg  te kennen gegeven dat NV Nederlandse Gasunie -ten gevolge van splitsing- was opgevolgd door Gasunie Transport Services BV. Van bedrog aan de zijde van verweerder door een onjuiste tenaamstelling  is uit de aan de raad overgelegde stukken niet gebleken. 

Ad klachtonderdeel c)

4.4    Op grond van de door klager overgelegde en door hem van kanttekeningen voorziene stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder door hem in rechte overgelegde stukken heeft vervalst dan wel aangepast.

4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel  46j Advocatenwet, dan ook in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen  kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier op 2 augustus 2019.

griffier                                                  voorzitter