ECLI:NL:TADRARL:2019:238 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-285

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:238
Datum uitspraak: 18-03-2019
Datum publicatie: 04-12-2019
Zaaknummer(s): 18-285
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klagers hebben hun klacht te laat ingediend. Ook de uitzondering van artikel 46g, lid 2 is niet van toepassing. Er is bovendien niet gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het verzet is ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 18 maart 2019

in de zaak 18-285

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 18 juli 2018 op de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 5 oktober 2017 heeft de gemachtigde van klagers zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 25 april 2018 met kenmerk K 17/113, door de raad ontvangen op 25 april 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 18 juli 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 18 juli 2018 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 16 augustus 2018 door de raad ontvangen op 16 augustus 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 januari 2019 in aanwezigheid van klagers, hun gemachtigde en verweerders gemachtigde.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers gemachtigde van 16 augustus 2018.

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen klagers in verzet niet op.

3.    VERZET EN VERWEER

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a)    Er is sprake van een nalaten van verweerder namelijk door klagers dossier niet door te vorsen voordat hij het archiveerde. Dit is voor risico van verweerder. Er is aan de kant van klagers sprake van een bijzondere omstandigheid die overschrijding van de verjaringstermijn verschoonbaar maakt.

b)    Uit het bekend worden van het arrest van de Hoge Raad van 2 september 2016 volgt niet dat klagers bekend waren met het nalaten van verweerder, ook niet met de gevolgen van dat nalaten.

c)    De gevolgen van het nalaten van verweerder bleek pas rond 30 maart 2017, hetgeen blijkt uit de stuitingsbrief van 31 maart 2017.

3.2    Het gemotiveerde verweer van verweerder ter zitting komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Daarbij betrekt de raad ook dat ter zitting onweersproken door verweerders gemachtigde is gesteld, dat binnen twee maanden nadat verweerder in 2013 aan klagers bericht had dat het dossier aan hem als archiefdossier was overgedragen, een nieuwe advocaat van klagers het dossier bij hem heeft opgevraagd. Die advocaat was vanaf dat moment verantwoordelijk voor het zo nodig stuiten van de verjaring van klagers vordering. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht tegen verweerder terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk bevonden.

4.2    Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. A. Bolt en C.W. Okkerse, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin - van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2019.

Griffier                                                                      Voorzitter