ECLI:NL:TADRARL:2019:189 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-692

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:189
Datum uitspraak: 03-06-2019
Datum publicatie: 13-11-2019
Zaaknummer(s): 18-692
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De raad oordeelt het verzet ongegrond. Verweerder heeft de zitting voldoende voorbesproken met klager.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 3 juni 2019

in de zaak 18-692

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 12 december 2018 op de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 3 november 2017 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 30 augustus 2018 met kenmerk 17-0306/MV/sd, door de raad digitaal ontvangen op diezelfde datum, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 12 december 2018 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op diezelfde datum is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief met bijlagen van 13 december 2018, diezelfde dag digitaal door de raad ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 april 2019 in aanwezigheid van verweerder. Klager is, zonder kennisgeving vooraf, niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift met bijlagen van klager van 13 december 2018. Voorts heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van klager van 14 maart 2019, diezelfde dag ter griffie van de raad ontvangen, alsmede van de brief met bijlagen van verweerder van 20 maart 2019, die op 21 maart 2019 ter griffie van de raad is ontvangen.

2.    FEITEN EN KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op. 

3.    VERZET EN VERWEER

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

de voorzitter heeft ten onrechte overwogen dat verweerder met klager de artikel 12-procedure heeft voorbesproken, terwijl dat niet het geval is geweest. Dat blijkt uit de fouten in de procedure die anders, bij een voorbespreking met klager, niet waren gemaakt. Hoe kon immers een begeleidster al verhoord zijn nog voordat klager aangifte had gedaan? Dat is evident onjuist. Waarom is een beneden buurman pas een jaar laten verhoord?

3.2    Verweerder heeft ter zitting verweer gevoerd. Volgens hem is de zitting in de door klager gevoerde procedure  meermaals en uitvoerig met klager voorbesproken, zowel vooraf alsook nog in de auto van Hilversum naar de zitting in Arnhem. Hij betwist dat hij bij de belangenbehartiging van klager van onjuiste informatie is uitgegaan. In de beslissing staat de juiste datum van de getuigenverklaring van de begeleidster, welk verhoor op 14 maart 2012 heeft plaatsgevonden, en daarmee dus na de aangifte door klager op 9 juni 2011. Die datum van de aangifte stond mogelijk verkeerd in het proces-verbaal maar is daarna dus door de rechtbank hersteld in de beslissing. Voor het overige betwist verweerder dat hem enig tuchtrechtelijk verwijt treft.

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

4.3    Voor zover klager nog in zijn verzetschrift heeft aangevoerd dat de voorbespreking kwalitatief onvoldoende is geweest, gaat dat het bestek van de zaak te buiten. In dit stadium van de procedure kan de klacht immers niet meer worden aangevuld.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. F.B.M. van Aanhold, C.W.J. Okkerse, R. Dulack, H.H. Tan, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2019.

griffier                                                                      voorzitter