ECLI:NL:TADRARL:2019:183 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-656

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:183
Datum uitspraak: 06-05-2019
Datum publicatie: 01-11-2019
Zaaknummer(s): 18-656
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Klagers verwijten verweerster dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling door zowel voor de gemeente als de grondexploitatiemaatschappij op te treden, dat zij niet heeft ingegrepen toen de grondexploitatiemaatschappij een formulier heeft ingediend dat onjuist was ingevuld en dat zij onwaarheden heeft geponeerd in een e-mail aan de advocaat van klagers en in een e-mail aan de provincie. Klagers zijn de wederpartij van verweerster en hebben dus geen belang bij het eerste klachtonderdeel. Verweerster was niet betrokken bij het invullen van het formulier en kon dus niet ingrijpen. Tot slot is niet gebleken dat verweerster bewust onwaarheden heeft geponeerd in de betreffende e-mails. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Arnhem-Leeuwarden

van 6 mei 2019

in de zaak 18-656

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 15 oktober 2018 op de klacht van:

klagers

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 5 april 2018 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 17 augustus 2018 met kenmerk K 18/48, door de raad ontvangen op diezelfde datum, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 15 oktober 2018 heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk (voor wat betreft klachtonderdeel a) en kennelijk ongegrond (voor wat betreft de overige klachtonderdelen) verklaard, welke beslissing op 15 oktober 2018 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 1 november 2018, door de raad ontvangen op 5 november 2018, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 maart 2019 in aanwezigheid van klagers en verweerster.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 1 november 2018

2    FEITEN

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

1.    De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat klagers geen eigen belang hadden bij klachtonderdeel 1. Zij waren immers eigenaar van de percelen die onteigend werden.

2.    De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat verweerster niet kan worden verweten dat niet haar cliënt maar de grondexploitatiemaatschappij een meldingsformulier bij de provincie had ingediend dat niet naar waarheid was ingevuld. De zaken van de gemeente en de grondexploitatiemaatschappij werden waargenomen door verweerster, dus verweerster was wel op de hoogte en had moeten ingrijpen;

3.    De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat verweerster de grenzen van haar toekomende vrijheid als advocaat niet heeft overschreden. Verweerster heeft geschreven dat er een kapvergunning was verleend terwijl er alleen een ontheffing voor de wachttijdverplichting was verleend. Daarmee heeft verweerster een onjuiste uitlating gedaan dus staat vast dat verweerster heeft gelogen.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. R.P.F. van der Mark, C.W.J. Okkerse, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitsproken in het openbaar op

Griffier                Voorzitter