ECLI:NL:TADRARL:2019:177 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-023

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:177
Datum uitspraak: 21-10-2019
Datum publicatie: 01-11-2019
Zaaknummer(s): 19-023
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt zijn advocaat te proberen hem bij de afgifte van zijn strafdossier “onder valse voorwendselen een verklaring te laten tekenen teneinde aan haar aansprakelijkheid te ontsnappen” en dat zijn belangen in een strafzaak niet zijn behartigd op een wijze zoals hij deze behartigd wenste te zien. Allerminst ongebruikelijk en zelfs verstandig is dat een advocaat bij afgifte van stukken voor ontvangst laat tekenen. Advocaat erkent dat de verklaring mogelijk dubbelzinnig is maar heeft niet meer heeft beoogd dan aansprakelijkheid voor het zoekraken van het originele strafdossier uit sluiten. De raad oordeelt dat een dergelijke uitleg aan deze verklaring is te geven. Klacht ongegrond. De raad voegt daaraan nog wel toe dat ervan wordt uitgegaan dat advocaat de verklaring aanpast. Andere klacht gegrond. Op grond van artikel 16 van de gedragsregels dient een advocaat zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil die belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Advocaat heeft dat voor wat betreft de wijze van verdediging niet gedaan en dat komt voor haar risico. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 21 oktober 2019

in de zaak 19-023

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 18 mei 2018 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 9 januari 2019 met kenmerk K18/73, door de raad ontvangen op 9 januari 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 augustus 2019 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door mr. T.P. Boer, advocaat te Arnhem en verweerster bijgestaan door mr. H.J. Delhaas, advocaat te Amsterdam. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In het kader van piketbijstand heeft verweerster klager op 23 februari 2016 als piket advocaat bijgestaan (hierna: strafzaak 1.). Op 27 februari 2016 is door het parket aan verweerster bevestigd dat zij in het werkjournaal als voorkeurs advocaat van klager was opgenomen en dat het Openbaar Ministerie haar op de hoogte zou houden van het verloop van de zaak.

2.3    Op 25 februari 2017 heeft klager zich voor een andere strafzaak in hoger beroep middels het Juridisch Loket naar het kantoor van verweerster laten verwijzen (hierna: strafzaak 2.)

2.4    Op 2 augustus 2017 heeft verweerster middels een e-mail aan een parketmedewerker van het Openbaar Ministerie verzocht om nadere informatie over strafzaak 1.

2.5    Bij brief van 25 juli 2017 heeft het gerechtshof de stukken in strafzaak 2. aan verweerster toegezonden. Vooruitlopend op de zitting in hoger beroep heeft op 21 augustus 2017 een bespreking tussen klager en verweerster plaatsgevonden. De zaak is op 28 augustus 2017 behandeld. Tijdens de zitting is klager door verweerster bijgestaan.

2.6    Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal heeft verweerster tijdens genoemde zitting naar aanleiding van de stelling van de advocaat-generaal dat de verdachte het hoger beroep te laat had ingesteld het volgende naar voren gebracht: “Uiteindelijk kom ik ook tot een niet- ontvankelijkheid van verdachte in het hoger beroep”. Bij arrest van het gerechtshof van 11 september 2017 is klager ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.

2.7    Op 3 en 8 mei 2018 heeft klager middels een e-mail aan verweerster verzocht om de dossiers van zijn strafzaken per e-mail aan hem te verstrekken. Aan dit verzoek heeft verweerster niet voldaan. De e-mails vermelden als afzender de naam: j…. a….., zijnde een andere naam dan die van klager.

2.8    Bij e-mail van 12 mei 2018 heeft verweerster zich als advocaat van klager aan strafzaak 1. onttrokken. In deze e-mail heeft verweerster melding gemaakt van het feit dat zij van klager heeft vernomen dat hij zich op maandag 14 mei 2018 om 10.00 voor nader verhoor inzake “heling” op het politiebureau te Nijmegen moet melden.

2.9    Op 14 mei 2018 heeft klager het strafdossier in strafzaak 2. op het kantoor van verweerster opgehaald. Daarbij heeft verweerster van klager verlangd dat hij een verklaring met de volgende inhoud zou ondertekenen, aan welk verzoek klager niet heeft voldaan:

“De heer ….. (klager) verklaart hierbij dat hij vandaag (….) het navolgende dossier persoonlijk in ontvangst heeft genomen op het kantoor van haar advocaat (…).

(…….)

Hij verklaart verder dat hij noch …. (verweerster), noch enig ander persoon verbonden aan het advocatenkantoor ….. (van verweerster), aansprakelijk acht of zal stellen voor enige schade die hieruit voort mocht vloeien (….).”

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    klager in de piket fase van strafzaak 1. te adviseren om te bekennen en tijdens de mondelinge behandeling bij het gerechtshof van strafzaak 2. (I) slechts te spreken over de strafmaat, (II) tegen de wens van klager a) geen getuigen op te roepen en b) te verzoeken een taakstraf op te leggen, (III) ten onrechte te concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van klager in zijn hoger beroep, (IV) geen pleitnota op te stellen, (V) klager niet te voorzien van een juridische analyse, (VI) de persoonlijke omstandigheden van klager onvoldoende te onderbouwen en (VII) de aangevoerde standpunten in hoger beroep niet uitdrukkelijk te onderbouwen met als gevolg dat er geen responsieplicht bestond en er daardoor een negatief cassatie advies is gegeven;

b)    te proberen om klager “onder valse voorwendselen een verklaring te laten tekenen teneinde aan haar aansprakelijkheid te ontsnappen”;

c)    in strafzaak 1. haar geheimhoudingsplicht te doorbreken en informatie te lekken door met de politie/recherche te communiceren over klager en de strafzaak waarbij zij als piket advocaat betrokken was.

d)    de strafdossiers van klager niet per e-mail (tijdig) aan klager te willen verstrekken.

3.2    Klager heeft klachtonderdeel c) als volgt toegelicht. De bijstand in strafzaak 1. was geëindigd na de invrijheidstelling van klager omdat hij verweerster nooit opdracht heeft gegeven om zich als zijn advocaat in de strafzaak te stellen en het dossier op te vragen. Toch heeft verweerster met de politie/recherche en later het Openbaar Ministerie gecommuniceerd over klager en zijn strafzaak. Daarbij zou verweerster de Officier van Justitie hebben verzocht om klager nogmaals te horen.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Verweerster ontkent klager te hebben geadviseerd in strafzaak 1. een bekennende verklaring af te leggen. De wijze van verdediging van klager tijdens de behandeling in hoger beroep in strafzaak 2. is op voorhand met hem besproken. Verweerster heeft één en ander niet schriftelijk vastgelegd. Verweerster heeft geen schriftelijke pleitnota gemaakt. Verweerster ontkent bij de verdediging in hoger beroep tekort te zijn geschoten. Alles wat van belang was is namens klager aangevoerd.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    Bij het ophalen van het dossier wilde verweerster klager een verklaring laten tekenen waarbij aansprakelijkheid wordt uitgesloten. Dat is op het kantoor van verweerster de gebruikelijke gang van zaken. Er wordt een origineel dossier meegegeven. Daar wil verweerster dus geen verantwoordelijkheid meer voor dragen. Verweerster heeft met deze verklaring haar civielrechtelijke aansprakelijkheid niet willen ontlopen.

Ad klachtonderdeel c)

4.4    Na de piketfase heeft verweerster zich met instemming van klager bij het Openbaar Ministerie en de rechtbank als behandelend advocaat gemeld, opdat zij op de hoogte zou blijven van het verloop van de zaak. Meer heeft verweerster niet gedaan en met name heeft zij niet de hand gehad in een nader verhoor van klager bij de politie. Een dossier kon verweerster op dat moment nog niet aanleggen omdat het de vraag was of het ooit tot een behandeling zou komen. De zaak kon ook worden geseponeerd.

Ad klachtonderdeel d)

4.5    Verweerster heeft het strafdossier niet per e-mail af willen geven omdat het verzoek daartoe gedaan was onder een andere naam dan de naam van klager zelf, zodat bij haar onduidelijkheid bestond of de aanvrager klager was. Hij mocht wel het dossier bij haar op kantoor ophalen.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Dit klachtonderdeel bevat verwijten die betrekking hebben op de handelwijze van verweerster in de piket fase van strafzaak 1. en die betrekking hebben op het optreden van verweerster ter zitting van het gerechtshof in strafzaak 2.

5.2    De bezwaren die betrekking hebben op de handelwijze in strafzaak 1. zijn niet komen vast te staan. Uit niets blijkt dat verweerster klager heeft geadviseerd om te bekennen en dit wordt door verweerster ontkend. In zoverre mist dit klachtonderdeel dus feitelijke grondslag zodat het in zoverre ongegrond is.

5.3    In strafzaak 2. verwijt klager verweerster onder meer dat zij slechts gesproken heeft over de strafmaat (I), tegen de wens van klager geen getuigen heeft opgeroepen en heeft verzocht een taakstraf op te leggen (II) en klager niet heeft voorzien van een juridische analyse (V). In feite gaat het hier om het verwijt dat verweerster de belangen van klager niet heeft behartigd op een wijze zoals hij deze behartigd wenste te zien.

5.4    Verweerster diende klager te verdedigen op een wijze die zijn goedkeuring had. Verweerster stelt dat zij het door haar ter zitting gevoerde verweer vooraf met klager had besproken en dat dit de instemming van klager had. Klager ontkent dit echter.

5.5    Op grond van artikel 16 van de gedragsregels dient een advocaat zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil die belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

5.6    Ter zitting heeft verweerster naar voren gebracht dat zij de afspraken over de wijze van verdediging niet aan klager heeft bevestigd, waarmee dus ook vaststaat dat zij geen schriftelijke juridische analyse heeft gemaakt, wat ook onderdeel van de klacht is. Dat verweerster dat heeft nagelaten komt voor haar risico. Verweerster kan niet aannemelijk maken dat de wijze waarop zij klager heeft bijgestaan conform zijn wens was. Daarmee staat vast dat de onderdelen van de klacht zoals hierboven weergegeven (I), (II) en (V) gegrond zijn.

5.7    De overige bezwaren van klager tegen de wijze van belangenbehartiging in strafzaak 2. zijn ongegrond.

5.8    Juist is dat het gerechtshof anders dan waarvan verweerster uitging klager in zijn hoger beroep ontvankelijk heeft verklaard. Dat daarover verschillend gedacht kan worden blijkt echter alleen al uit het feit dat de advocaat-generaal ter zitting tot niet-ontvankelijkheid had geconcludeerd. Op grond hiervan komt de raad tot het oordeel dat bedoelde niet door het hof gevolgde stellingname van verweerster niet zonder meer tot een tuchtrechtelijk verwijt kan leiden. Door klager zijn geen bijkomende omstandigheden aangevoerd waarom dat in dit geval anders zou zijn en de raad is daar ook overigens niet van gebleken. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond (III).

5.9    In zijn algemeenheid kan niet van een advocaat worden verlangd dat hij pleitnotities opstelt (IV).

5.10    Blijkens het proces-verbaal van de zitting heeft verweerster de nodige persoonlijke omstandigheden van klager naar voren gebracht en klager heeft niet concreet aangegeven welke persoonlijke omstandigheden verweerster onvermeld heeft gelaten die voor de uitspraak in de strafzaak van belang hadden kunnen zijn. Dat verweerster tijdens de zitting bij het gerechtshof de persoonlijke omstandigheden van klager onvoldoende heeft onderbouwd is derhalve niet gebleken (VI).

5.11    Voor een geslaagd tuchtrechtelijk verwijt dat de aangevoerde standpunten in hoger beroep niet uitdrukkelijk zijn onderbouwd met als gevolg dat er geen responsieplicht was en daardoor een negatief cassatie advies is gegeven is door klager onvoldoende aangevoerd, zodat dit niet aannemelijk is geworden (VII). 

Ad klachtonderdeel b)

5.12    Allerminst ongebruikelijk en zelfs verstandig is dat een advocaat bij afgifte van stukken voor ontvangst laat tekenen. De kwestie die de raad dient te beoordelen is of verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de verklaring zoals die door haar was opgesteld aan klager voor te leggen en ondertekening daarvan als voorwaarde voor de afgifte van het dossier te stellen.

5.13    Verweerster heeft ter zitting erkend dat de door haar aan klager voorgelegde verklaring achteraf bezien mogelijk dubbelzinnig is maar dat zij met deze verklaring niet meer heeft beoogd dan aansprakelijkheid voor het zoekraken van het originele strafdossier uit te sluiten. Een dergelijke uitleg is inderdaad aan deze verklaring te geven en om die reden oordeelt de raad de handelwijze van verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Wel gaat de raad ervan uit dat verweerster de verklaring die zij in het vervolg aan haar cliënten voorlegt zal aanpassen opdat deze mogelijke dubbelzinnigheid wordt weggenomen.

5.14    Klachtonderdeel b) inhoudende te proberen om klager “onder valse voorwendselen een verklaring te laten tekenen teneinde aan haar aansprakelijkheid te ontsnappen”, is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.15    De feiten waarop dit klachtonderdeel is gebaseerd zijn niet komen vast te staan. Verweerster heeft uiteengezet dat zij zich na de piketfase als behandelend advocaat bij het Openbaar Ministerie en de rechtbank heeft gemeld zonder dat dit op dat moment tot nadere werkzaamheden leidde. Dat was een voor de hand liggende vervolgstap in het belang van klager die in overeenstemming is met het feit dat klager later in strafzaak 2 opnieuw de hulp van verweerster heeft ingeroepen. Daaruit kan worden afgeleid dat die eerdere stap aanvankelijk niet tegen de wens van klager was. Uit de e-mail van 12 mei 2018 aan het parket blijkt niet meer dan van een van klager zelf afkomstige wetenschap over een nader verhoor bij de politie en blijkt niet dat verweerster daarin enige hand heeft gehad.

5.16    Klachtonderdeel c) is derhalve ongegrond

Ad klachtonderdeel d)

5.17    Dit klachtonderdeel betreft het verwijt dat verweerster heeft geweigerd per e-mail een strafdossier toe te zenden. Gelet op de vertrouwelijkheid van dergelijke stukken dient een advocaat volstrekte helderheid te hebben over de identiteit van degene waarvan een dergelijk verzoek afkomstig is alvorens op dit verzoek in te gaan. Doordat het e-mail adres niet dezelfde naam had als de naam van haar cliënt bestond daarover bij verweerster verwarring. Verweerster had derhalve goede reden om te weigeren het strafdossier per e-mail aan klager te verstrekken.

5.18    Klachtonderdeel d) is derhalve ongegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Aan verweerster wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht [gedeeltelijk] gegrond verklaart, dient verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem te vergoeden.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)    € 50,- in verband met de forfaitaire reiskosten van klager,

b)    € 750,00 in verband met de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c)    € 500,00 in verband met de kosten van de Staat.

7.3    Verweerster dient het bedrag van € 50,00 reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden te betalen aan klager. Klager geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door aan verweerster.

7.4    Verweerster dient het bedrag van € 750,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer 19-023.

7.5    Verweerster dient het bedrag van € 500,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer 19-023.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel a) gegrond in zoverre als hierboven is aangegeven,

-    verklaart klachtonderdeel a) voor het overige ongegrond;

-        verklaart de klachtonderdelen b), c) en d) ongegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van een waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,00 aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 750,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.4;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 500,00 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.5.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. M.L.C.M. van Kalmthout, P.J.F.M. de Kerf, C.W.J. Okkerse, M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2019.

Griffier                                                                           Voorzitter