ECLI:NL:TADRSHE:2018:181 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-323/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2018:181
Datum uitspraak: 03-12-2018
Datum publicatie: 06-12-2018
Zaaknummer(s): 18-323/DB/LI
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Niet gebleken dat verweerder totaal geen inzet heeft getoond, noch dat klaagster door zijn toedoen geen stukken heeft ontvangen. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van  3 december 2018

in de zaak18-323/DB/LI

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van  5 juli 2018 op de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 6 december 2017 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2      Bij brief van 30 april 2018 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad. 

1.3      Bij beslissing van 5 juli 2018 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 5 juli 2018 verzonden aan klaagster.

1.4      Bij e-mailbericht d.d. 13 juli 2018 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 29 oktober 2018. Verschenen zijn klaagster en verweerder. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, het verzetschrift van klaagster en de e-mailberichten van klaagster d.d. 2, 5 en 13 september 2018.

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt. 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

totaal geen inzet heeft getoond en enkel zijn eigen belang heeft behartigd.

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

Klaagster heeft geen poststukken van verweerder ontvangen.

4          BEOORDELING  

4.1      De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium gehanteerd en heeft acht geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.2      De raad stelt vast dat verweerder correspondentie heeft verzonden naar het op het moment van verzending bij hem bekende adres van klaagster. Klaagster heeft ook niet weersproken dat verweerder de correspondentie alsook het concept verzoekschrift heeft verzonden naar het e-mailadres dat klaagster in gebruik had en zelf hanteerde voor het verzenden van mails aan verweerder. Klaagster heeft ter zitting van de raad naar voren gebracht dat zij niet altijd in de gelegenheid is geweest om haar e-mail te raadplegen. Dat kan verweerder echter niet worden aangerekend. Dat klaagster door toedoen van verweerder correspondentie en / of stukken niet heeft ontvangen is niet gebleken.

4.3      De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Griffier                                                                       Voorzitter

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. A. Groenewoud en A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 december 2018.