ECLI:NL:TACAKN:2020:18 Accountantskamer Zwolle 19/948 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2020:18
Datum uitspraak: 24-02-2020
Datum publicatie: 24-02-2020
Zaaknummer(s): 19/948 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen accountant die geen deel uitmaakte van team dat controlewerkzaamheden verrichtte, maar is geraadpleegd door de tekenend accountant. Geen sprake van formele consultatie. Niet kan worden vastgesteld dat betrokkene tekort is geschoten. Klacht ongegrond.    

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/948 Wtra AK van 24 februari 2020 van

X ,

wonende te [plaats1],

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E ,

raadsvrouw: mr. H.E. van Berckel-Dekker.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de aan partijen bekende stukken van het dossier in deze zaak, waaronder:

-          het op 21 mei 2019 ingekomen klaagschrift van 17 mei 2019 met bijlagen;

-          het op 5 juli 2019 ingekomen verweerschrift van 4 juli 2019 met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld op de openbare zitting van 15 november 2019. Klager is verschenen. Betrokkene is eveneens verschenen, bijgestaan door mr. H.E. van Berckel-Dekker, advocaat te Eindhoven.

1.3       Klager en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnota’s die aan de Accountantskamer zijn overgelegd en geantwoord op vragen van de Accountantskamer. De aan de pleitnota van klager gehechte bijlage is aan klager teruggegeven, omdat dit stuk te laat is ingediend en derhalve buiten beschouwing dient te blijven.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde op de zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven als  registeraccountant in het register van (nu) de Nba. Hij is werkzaam bij [accountantskantoor] ([accountantskantoor) als senior manager bij het [bureau1].

2.2       Klager is van 18 mei 2005 tot 1 januari 2017 werkzaam geweest als financieel manager voor [Stichting1] ([stichting1]).

2.3       [accountantskantoor] heeft in opdracht van [stichting1] de jaarrekeningen over 2015 en 2016 gecontroleerd.

Op 31 mei 2016 en 31 mei 2017 zijn de goedkeurende controleverklaringen afgegeven bij de jaarrekeningen over 2015 respectievelijk 2016. Binnen [accountantskantoor] was [A] RA ([A]) de eindverantwoordelijke accountant.

Betrokkene maakte geen deel uit van het team dat de controlewerkzaamheden uitvoerde.

2.4       Klager heeft op 6 december 2017 een klacht ingediend tegen [A] in verband met de werkzaamheden die hij ten behoeve van de controle van de jaarrekeningen over 2015 en 2016 heeft verricht. Op 1 februari 2019 heeft de Accountantskamer deze klacht gegrond verklaard en [A] de maatregel van waarschuwing opgelegd.

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Aan de klacht ligt, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klager gegeven toelichting, het volgende verwijt ten grondslag:

Betrokkene heeft door zijn passieve houding niet voorkomen dat zijn collega een fout heeft gemaakt die uiteindelijk heeft geresulteerd in de maatregel van waarschuwing. Dit is met name kwalijk omdat betrokkene werkzaam is op het [bureau1].

4.         De gronden van de beslissing

Over de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als deze in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       Uit de gedingstukken en wat is besproken op de zitting is het volgende gebleken. Bij de uitvoering van de controlewerkzaamheden ontstond er tussen klager enerzijds en de directie en de Raad van Toezicht van [Stichting1] en [A] anderzijds verschil van inzicht over de voorgestelde wijze van verwerken van de voorziening groot onderhoud. [A] heeft hierover vervolgens aan betrokkene een vraag gesteld.

Betrokkene was niet bij de controle betrokken, was niet op de hoogte van de onderliggende stukken en heeft de vraag in algemene zin beantwoord.

Betrokkene is niet ingegaan op het verzoek van klager om overleg. Hij vond dat niet passend omdat hij geen deel uitmaakte van het controleteam. Wel heeft hij [A] laten weten bereid te zijn tot een gezamenlijk overleg  met [A] en klager.

Op de zitting is door betrokkene verklaard dat hij de vraag van [A] over de verwerking van de voorziening heeft opgevat als een informele interne gedachtenwisseling. Er was geen sprake van een formele consultatie. In dat laatste geval dient het advies van [bureau1] te worden gevolgd.

4.5       De Accountantskamer overweegt dat het controleteam, dat onder leiding van [A] de controlewerkzaamheden verrichtte, verantwoordelijk is voor het juist uitvoeren van die werkzaamheden. Betrokkene had daarin geen enkele rol. Hij heeft vanuit zijn specifieke deskundigheid geantwoord op een vraag van [A]; verder ging zijn taak niet.

Er kan dan ook niet worden gezegd dat betrokkene tekort is geschoten in de door klager bedoelde zin. De Accountantskamer is van oordeel dat het gezien de gestelde adviesvraag niet op de weg van betrokkene lag verdere actie jegens [A] te ondernemen in verband met de door klager gestelde fout. Ook hoefde hij er niet op toe te zien dat zijn advies werd opgevolgd, omdat van een formele consultatie geen sprake was.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. E.F. Smeele (rechterlijke leden) en Th. A. Verkade RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. P.A.M. Spreuwenberg, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2020.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.