ECLI:NL:TACAKN:2020:13 Accountantskamer Zwolle 19/1700 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2020:13
Datum uitspraak: 21-02-2020
Datum publicatie: 21-02-2020
Zaaknummer(s): 19/1700 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht naar aanleiding van weigering om inzage te verschaffen in pensioendossier van de B.V. van de voormalige partner van klaagster. Klacht over niet onafhankelijk advisering niet-ontvankelijk. Klacht over weigering inzage in pensioendossier ongegrond. Omdat geen sprake was van toestemming en evenmin gebleken is dat zich een andere uitzondering op de verplichting tot geheimhouding van vertrouwelijke gegevens voordeed, heeft betrokkene terecht geweigerd om de door klaagster gevraagde informatie te verschaffen.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19 / 1700 Wtra AK van 21 februari 2020 van

[X] ,

wonende te [plaats1],

K L A A G S T E R ,

t e g e n

[Y1] ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. M.G.G. de Bruin.

1.          Het verloop van de procedure

1.1.       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de aan partijen bekende stukken van het dossier in deze zaak, waaronder:

-          het op 18 september 2019 ingekomen klaagschrift met bijlagen;

-          het op 28 oktober 2019 ingekomen verweerschrift van 25 oktober 2019 met bijlagen;

-          de op 18 november 2019 ingekomen brief van betrokkene van 15 november 2019 met bijlage.

1.2.       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld op de openbare zitting van

24 januari 2020 waar zijn verschenen: klaagster en betrokkene bijgestaan door zijn  advocaat.

1.3.       Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) toegelicht  en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.          De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde op de zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1.       Betrokkene is sinds 23 november 1988 ingeschreven in het accountantsregister van (nu) de Nba. Betrokkene is werkzaam bij [accountantskantoor] (hierna: [accountantskantoor]) te [plaats2]. Betrokkene is directeur van [accountantskantoor].

2.2.      Klaagster en [A] (hierna: [A]) hebben op 14 mei 2010 een geregistreerd partnerschap gesloten. Hierbij zijn partnerschapsvoorwaarden opgemaakt. Op grond van de partnerschapsvoorwaarden was tussen klaagster en [A] sprake van een gemeenschap van inboedel; verevening of verrekening van pensioenrechten bij beëindiging van het geregistreerd partnerschap is in de partnerschapsvoorwaarden expliciet uitgesloten.

2.3.      Betrokkene is als accountant verantwoordelijk voor het samenstellen van de jaarrekeningen van [A] Beheer B.V. (hierna: [A] Beheer), van welke vennootschap  [A] 100 % aandeelhouder is.

2.4.      Binnen [A] Beheer bouwde [A], als directeur-grootaandeelhouder, pensioen op. Tot en met het boekjaar 2016 stond hiervoor op de balans van [A] Beheer een bedrag van € 58.043 vermeld. In oktober 2016 is vanuit [accountantskantoor] op initiatief van de fiscalisten een brief gestuurd naar vennootschappen die klant waren bij [accountantskantoor], waarin pensioen in eigen beheer werd opgebouwd. In deze brief werd de geadresseerde, waaronder [A] Beheer, ge ï nformeerd over een wetswijziging in verband met de uitfasering van pensioenopbouw in eigen beheer.

Naar aanleiding hiervan heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [A] en klaagster enerzijds en twee medewerkers, een fiscalist en een relatiebeheerder, van [accountantskantoor] anderzijds. Betrokkene was niet aanwezig bij dit gesprek.

In de loop van 2017 is de keuze gemaakt voor afkoop van het pensioen in eigen beheer. Het document waarin dit is vastgelegd, is zowel door [A] als door klaagster ondertekend. De afkoop van het in eigen beheer opgebouwde pensioen is vervolgens in december 2017 ge ë ffectueerd. Aan klaagster is in verband hiermee € 10.000 uitgekeerd.

2.5.      Nadien is de relatie tussen klaagster en [A] verbroken. In verband met de ontbinding van het geregistreerd partnerschap wordt tussen klaagster en [A] een gerechtelijke procedure gevoerd.

2.6.      Bij e-mail van 21 augustus 2019, toen de relatie tussen klaagster en [A] inmiddels beëindigd was, heeft klaagster aan [accountantskantoor] verzocht om “het complete pensioen- en adviesdossier” in verband met de afkoop van het pensioen in eigen beheer. Dit is geweigerd. Op 28 augustus 2019 heeft klaagster hierover een interne klacht ingediend bij [accountantskantoor]. Bij e-mail van eveneens 28 augustus 2019 heeft betrokkene aan klaagster bericht dat [accountantskantoor] zal onderzoeken of de informatie mag worden verstrekt. Bij brief van 5 september 2019 is namens [accountantskantoor] geweigerd om klaagster de gevraagde informatie te verstrekken. In de brief van 5 september 2019 is de weigering om de gevraagde informatie te verschaffen, voor zover hier van belang, als volgt toegelicht:

“Volgens de regels zoals deze bij ons gelden mogen wij geen informatie aan derden verstrekken. I.c. zijn [A] Beheer B.V. en [A] cliënten bij ons en bent u een derde in deze. Of u wel of geen belanghebbende bent is niet aan ons om dit te beoordelen.

Wij kunnen en mogen slechts door u gevraagde stukken overhandigen na óf een akkoord van onze cliënten óf na een gerechtelijk bevel daartoe.

Wij hebben uw verzoek om informatie met cliënten besproken en cliënten geven ons geen toestemming. Indien u ons  een afschrift toestuurt van een gerechtelijk bevel tot afgifte van stukken zullen wij aan dit bevel voldoen.”

3.          De klacht

3.1.       Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2.       Ten grondslag aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door klaagster gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a.         betrokkene heeft met betrekking tot de afkoop van het pensioen in eigen beheer van de voormalige partner van klaagster niet onafhankelijk geadviseerd;

b.         betrokkene heeft ten onrechte geweigerd om klaagster inzage in en afschrift te    geven in het volledige pensioendossier ten aanzien van [A] Beheer B.V.

3.3.       Wat  klaagster bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren heeft gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen  maar - voor zover het daartoe kan dienen - als ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door/namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.

4.          De gronden van de beslissing

Over de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1.       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2.       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3.       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als deze in beginsel aan klagers is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4. 1.   Ten aanzien van klachtonderdeel a is de Accountantskamer op de zitting gebleken dat betrokkene niet betrokken was bij de afkoop van pensioen in eigen beheer, noch bij de brief die daarover aan klanten is gestuurd. Bij het gesprek met [A] en klaagster over de afkoop van het pensioen in eigen beheer, dat op 13 december 2016 heeft plaatsgevonden, waren namens [accountantskantoor] drs. [B], een fiscalist, en [C], relatiebeheerder, aanwezig. Naar betrokkene heeft verklaard heeft hij zich in opdracht van [A] Beheer uitsluitend bezig gehouden met het samenstellen van jaarrekeningen.

4.4.2.   De Accountantskamer zal in het kader van de beoordeling van dit klachtonderdeel  nagaan of betrokkene vaktechnisch verantwoordelijk kan worden gehouden voor de advisering door drs. [B] RB en [C] over de afkoop van het pensioen in eigen beheer door [A].

4.4.3.   B etrokkene heeft onweersproken toegelicht dat binnen [accountantskantoor] samenstellingswerkzaamheden enerzijds en fiscale advisering en dienstverlening anderzijds gescheiden zijn. De mailing in verband met de uitfasering van pensioenopbouw in eigen beheer is verstuurd door de fiscalisten binnen [accountantskantoor]. Hiervoor kan betrokkene niet vaktechnisch verantwoordelijk worden gehouden. Drs. [B] is via zijn eigen beroepsorganisatie als fiscalist tuchtrechtelijk aanspreekbaar op zijn handelen. De betrokkenheid van [C] bij deze opdracht vond plaats onder verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke fiscalist(en) binnen [accountantskantoor]. Gezien de scheiding tussen samenstellingswerkzaamheden enerzijds en fiscale advisering en dienstverlening anderzijds kan betrokkene, als samenstellend accountant van [A] Beheer, niet vaktechnisch verantwoordelijk worden voor de fiscale advisering aan [A]. Dat hij directeur is van [accountantskantoor] maakt dit niet anders.

4.4.4.   Omdat betrokkene niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de werkzaamheden waarover geklaagd wordt, is klachtonderdeel a niet-ontvankelijk.

4.5.1.   Ten aanzien van klachtonderdeel b stelt de Accountantskamer voorop dat het door klaagster gedane verzoek om informatie zeer breed (het hele pensioendossier) geformuleerd was. Het is de Accountantskamer op de zitting gebleken dat bepaalde stukken aangaande de afkoop van het pensioen zich zowel in het fiscale dossier als in het samensteldossier, voor zover relevant voor de jaarrekening, bevinden. Betrokkene, die samenstellend accountant is van [A] Beheer, is vaktechnisch verantwoordelijk voor de weigering om klaagster inzage te verschaffen in de door haar gevraagde stukken en om haar afschriften van deze stukken te doen toekomen, voor zover deze stukken zich in het samensteldossier bevinden.

4.5.2.   Artikel 16 van de VGBA bepaalt dat de accountant die de beschikking krijgt over gegevens of inlichtingen waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, verplicht is tot geheimhouding van die gegevens of inlichtingen, behoudens de uitzonderingen zoals geformuleerd in a tot met e van genoemd artikel.

4.5.3.   Betrokkene heeft nagevraagd of [A], ten behoeve van wie de professionele dienst werd uitgevoerd, bereid is om hem toestemming te verlenen om de gevraagde informatie aan klaagster te verschaffen. [A] heeft die toestemming evenwel geweigerd. Omdat geen sprake was van toestemming  en evenmin gebleken is dat zich een andere uitzondering genoemd in a tot en met e op de verplichting tot geheimhouding van vertrouwelijke gegevens voordeed, heeft betrokkene terecht geweigerd om de door klaagster gevraagde informatie te verschaffen.

4.5.4.   Dat klaagster, naar zij stelt, belanghebbende is bij deze gegevens maakt niet dat betrokkene niet langer gehouden zou zijn om de door klaagster gevraagde vertrouwelijke stukken geheim te houden. Het zijn van belanghebbende bij bepaalde gegevens is in de VGBA niet aangemerkt als uitzondering op de verplichting tot geheimhouding van dergelijke gegevens. Als klaagster meent dat [A] haar deze gegevens ten onrechte onthoudt, staat het haar vrij om hem hierop in rechte aan te spreken. De gang naar de Accountantskamer, buiten haar voormalige partner om, staat niet open voor het bereiken van dit doel.

Op de zitting is gebleken dat zich in het samensteldossier mogelijk een mede door klaagster getekend document bevindt (de overeenkomst tot afkoop), en betrokkene heeft toegezegd om, als dit zich inderdaad in zijn dossier bevindt, afschrift hiervan aan klaagster toe verstrekken. Dit betekent echter niet dat hem tuchtrechtelijk verweten kan worden dat hij dit niet eerder heeft gedaan, naar aanleiding van het verzoek van klaagster. Dat verzoek betrof “het complete pensioen- en adviesdossier”. Betrokkene heeft bovendien aangevoerd dat hem niet bekend was – klaagster had hem dit ook niet meegedeeld – dat klaagster (ook) niet beschikte over (afschrift van) door haarzelf ondertekende documentatie. In het midden kan daarom blijven of betrokkene wellicht wél gehouden was om klaagster afschrift van het betreffende stuk (waarvan bezwaarlijk kan worden gezegd dat dat ten opzichte van haar als vertrouwelijk moet worden aangemerkt) te verschaffen.  

4.5.5.   Klachtonderdeel b is daarom ongegrond.

4.6.      Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.          Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart klachtonderdeel a niet-ontvankelijk;

·         verklaart klachtonderdeel b ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. J.W. Frieling en mr. W.J.B. Cornelissen (rechterlijke leden) en drs. R.G. Bosman RA en E.M. van der Velden AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2020.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.