ECLI:NL:TACAKN:2015:155 Accountantskamer Zwolle 15/1401 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:155
Datum uitspraak: 18-12-2015
Datum publicatie: 18-12-2015
Zaaknummer(s): 15/1401 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie:   Kantoortoetsing. Betrokkene drijft in de vorm van een eenmanszaak een accountantskantoor en is daarnaast ook vennoot van een ander accountantskantoor elders. Dat laatste kantoor, waaraan geen andere accountant is verbonden, wordt getoetst en bij die toetsing blijken vele zeer ernstige tekortkomingen, waarbij de indruk ontstaat dat betrokkene feitelijk niet of nauwelijks bemoeienis heeft met de accountantswerkzaamheden van dat andere accountantskamer. In een daaropvolgend gesprek met de Raad van Toezicht belooft betrokkene zijn verbondenheid aan dat kantoor te beëindigen, aan welke belofte betrokkene zich niet houdt. Dat leidt uiteindelijk tot een tuchtklacht, gebaseerd op een tekortschietend stelsel van kwaliteitsbeheersing. Die klacht is gegrond. Aangezien het maatschappelijk verkeer ernstig risico loopt bij voortzetting van accountantswerkzaamheden door betrokkene, is de maatregel van doorhaling passend en geboden. De termijn van niet-inschrijving wordt bepaald op 18 maanden.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/1401 Wtra AK van 18 december 2015 van

de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba) ,

gevestigd te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsvrouwen: mr. M.F.H. Hirsch Ballin en mr. M.A.M. Verduijn,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats1],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 3 juli 2015 ingekomen klaagschrift van 2 juli 2015, met bijlagen;

-        het op 31 augustus 2015 ingekomen verweerschrift van 25 augustus 2015, met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 21 september 2015 waar zijn verschenen: namens klaagster haar raadsvrouw mr. M.F.H. Hirsch Ballin, advocaat te Den Haag, vergezeld van G.J.A.H. van der Wielen AA, adviseur van de Raad voor Toezicht (voorheen Raad van Toezicht; hierna: de Raad), en betrokkene in persoon.

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister van het NIVRA (vanaf 1 januari 2013 het register van de Nba) en werkzaam als openbaar accountant in zijn accountantspraktijk [Y] Accountancy & Consultancy te [plaats1], die hij drijft in de vorm van een eenmanszaak.

2.2       Daarnaast was betrokkene van 5 januari 2011 tot en met 1 december 2014 als vennoot verbonden aan de vennootschap onder firma [A] Accountants & Belastingadviseurs te [plaats2] (hierna: [A]). In die periode was geen andere accountant aan [A] verbonden; de andere vennoten waren een fiscalist en een accountant in opleiding. Per 1 december 2014 is de naam van die vennootschap gewijzigd in [A] Bedrijfs- en Belastingadviseurs.

2.3       Bij brief van 23 november 2012 heeft klaagster ingevolge het bepaalde in de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NIVRA (hierna: VKt) de kantoorleiding van [A] verzocht om de monitoringvragenlijst 2013 in te vullen.

2.4       Bij brief van 22 februari 2013 heeft de Raad de kantoorleiding van [A] bericht dat haar kantoor behoort tot de toetsingsselectie 2013. Bij brief van 19 april 2013 heeft de Raad de kantoorleiding van [A] bericht dat de toetsing op grond van de VKt zal plaatsvinden op 7 november 2013 en verzocht om binnen vier weken de oriënterende vragenlijst in te vullen.

2.5       Bij e-mail van 11 juli 2013 heeft klaagster de kantoorleiding van [A] nogmaals verzocht om de monitoringvragenlijst en de oriënterende vragenlijst (volledig) in te vullen. Naar aanleiding van deze e-mail heeft diezelfde dag telefonisch contact plaatsgevonden tussen klaagster en [A], waarbij klaagster heeft meegedeeld dat zij op basis van de beperkt ingevulde monitoringvragenlijst heeft geconstateerd dat [A] wettelijke controles uitvoert en dat het toetsingsteam daarop zal worden aangepast. Na dit telefoongesprek heeft op diezelfde dag een e-mailwisseling plaatsgevonden tussen betrokkene en klaagster, waarbij betrokkene heeft verklaard dat [A] geen wettelijke controles uitvoert en klaagster desgevraagd heeft toegelicht hoe de vragenlijsten kunnen worden ingevuld.

2.6       Op 7 november 2013 is de praktijk van [A] in het kader van de ten tijde van de toetsing geldende VKt getoetst.

2.7       Bij e-mail van 13 november 2013 heeft de het toetsingsteam het concept toetsingsverslag aan [A] gezonden. Bij brief van 27 november 2013 heeft (de fiscalist van) [A] hierop een reactie gegeven.

2.8       Bij e-mail van 11 december 2013 heeft het toetsingsteam het definitieve toetsingsverslag aan [A] gestuurd. Het toetsingsteam heeft de Raad het voorstel gedaan om het eindoordeel ‘voldoet niet’ te geven.

2.9       Op 19 februari 2014 heeft de Raad een gesprek gevoerd met betrokkene en met de fiscalist van [A]. Afgesproken is dat betrokkene zijn werkzaamheden voor [A] zal beëindigen en dat het kantoor zich niet langer zal profileren als accountantspraktijk. Bij brief van 3 maart 2014 heeft betrokkene de gemaakte afspraken aan de Raad bevestigd. Deze brief vermeldt:

“Naar aanleiding van het gesprek dat ondergetekende op 19 februari te uwer kantore mochten hebben met twee van uw medewerkers, vraag ik aandacht voor het volgende.

(…)

Naar aanleiding van de rapportage, waarover wij onze eerdere reserves reeds eerder kenbaar, ook ten aanzien van de gevolgde procedure, heb ik in overleg met [naam fiscalist], het volgende afgesproken:

·        De werkzaamheden van [A] Accountants & Belastingadviseurs worden gestaakt, melding zal hierbij tevens geschieden bij de Kamer van Koophandel.

·        De uitingen als [A] Accountants & Belastingadviseurs worden gestaakt en ondergetekende heeft daarbij geen betrokkenheid meer.

Aangezien we de gerapporteerde punten zo spoedig mogelijk ter hand zullen neme, verwachten wij op termijn de werkzaamheden wederom als accountantspraktijk te kunnen activeren. We zullen dan tevens verzoeken om een (her)toetsing.

(…)”

2.10     In juli 2014 heeft de Raad onder meer door middel van raadpleging van de website van het kantoor en raadpleging van het handelsregister geconstateerd dat de gemaakte afspraken niet zijn nagekomen, in die zin dat [A] zich nog steeds afficheerde als een accountantskantoor en lid van de Nba, onder aanbieding van accountantswerkzaamheden. De Raad heeft betrokkene bij brief van 31 juli 2014 van deze constateringen op de hoogte gebracht. Hierbij heeft de Raad vermeld dat deze constateringen hoog worden opgenomen en betrokkene dringend verzocht om binnen twee weken schriftelijk en onderbouwd aan te geven welke maatregelen hij heeft genomen naar aanleiding van het gesprek van 19 februari 2014.

2.11     Bij brief van 20 augustus 2014 heeft betrokkene een reactie gegeven op de brief van 31 juli 2014, onder meer inhoudende dat er maatregelen zijn getroffen om de kwaliteit van het accountantsberoep binnen het kantoor te verbeteren, dat hij bestrijdt dat gemaakte afspraken niet zijn nagekomen en dat hij regelmatig op het kantoor van [A] te [plaats2] aanwezig is.

2.12     Bij brief van 29 oktober 2014 heeft de Raad het eindoordeel van de toetsing aan betrokkene toegezonden, inhoudende dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene in opzet en werking niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab). De Raad heeft dit oordeel gebaseerd op de bevindingen van het toetsingsteam en de constatering dat de in het gesprek van 19 februari 2014 gemaakte afspraken niet zijn nagekomen. Hierbij is voorts medegedeeld dat klaagster zal worden geadviseerd de bevindingen in de vorm van een klacht ter kennis van de tuchtrechter te brengen.

2.13     Betrokkene heeft per brief de ontvangst van de brief van 29 oktober 2014 bevestigd en medegedeeld dat naar aanleiding van een overleg met Extendum is besloten dat hij per 1 december 2014 niet meer verbonden zal zijn aan [A] en dat het kantoor zal zorgen voor aanpassing van zijn uitingen.

2.14     Bij brief van 2 februari 2015 is betrokkene op de hoogte gesteld van de beslissing van klaagster om onderhavige tuchtklacht in te dienen.

3.         De klacht

3.1       De klacht houdt in het verwijt dat de accountantspraktijk [A] van betrokkene ten tijde van de toetsing van 7 november 2013 niet beschikte over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor gestelde normen, en dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met fundamentele beginselen als bedoeld in artikel A-100.4 en nader uitgewerkt in de hoofdstukken A-130 en A-150 van de Verordening gedragscode RA’s (hierna: VGC).

In het bijzonder wordt betrokkene verweten:

  1. dat het kantoor niet beschikt over een handboek;
  2. dat het kantoor geen toetsingscriteria heeft vastgesteld op grond waarvan kan worden beoordeeld voor welke assurance-opdrachten een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling moet plaatsvinden, niet beschikt over een procedure voor het afhandelen van klachten en/of geschillen in combinatie met een klokkenluidersregeling en evenmin beschikt over een waarnemingsovereenkomst met een andere accountant;
  3. dat het kantoor geen afdoende beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft;
  4. dat in de twee getoetste samenstellingsdossiers sprake is van tekortkomingen in:

1.     aanvaarding en continuering van opdrachten;

2.     documentatie en uitvoering van de werkzaamheden;

3.     afwerking van de opdracht.

  1. dat in het getoetste dossier betreffende een controleopdracht sprake is van tekortkomingen in:

1.     aanvaarding en continuering van opdrachten;

2.     de planning van de opdracht;

3.     documentatie, uitvoering en evaluatie van de werkzaamheden;

4.     rapportering.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had in de periode van 17 januari 2007 tot 4 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende VGC en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1, en voor zover dit plaatshad ná 4 januari 2014 aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (hierna: VGBA).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       In de op 7 november 2013 krachtens wet en verordening geldende regels was bepaald dat de accountant ervoor zorgt dat de accountantspraktijk of accountantsafdeling waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wab. Gelet op deze bepalingen kan naar het oordeel van de Accountantskamer van betrokkene worden verlangd dat deze steeds zorgt voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing. Dit uitgangspunt is onder de vanaf 1 januari 2014 geldende Verordening op de Kwaliteitsbeoordelingen (hierna: VoKwb) overigens niet anders.

4.5       Klaagster verwijt betrokkene dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn accountantspraktijk [A] niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

4.5.1    In algemene zin hebben de toetsers geconstateerd dat het kantoor niet beschikt over een handboek, waarin het voor het kantoor geldende kwaliteitsbeleid en de voor de waarborging van de kwaliteit te volgen procedures zijn neergelegd. Ook op andere wijze heeft het kantoor geen kwaliteitssysteem vastgelegd waaruit volgt op welke wijze wordt gewaarborgd dat bij de uitvoering van de opdrachten de daarvoor geldende wet- en regelgeving wordt nageleefd. Bovendien legt het kantoor niet vast hoe wordt gewaarborgd dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing wordt nageleefd. Daarnaast hebben de toetsers geconstateerd dat het kantoor geen toetsingscriteria heeft vastgesteld op grond waarvan kan worden beoordeeld voor welke assurance-opdrachten een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling moet plaatsvinden, dat het kantoor niet beschikt over een procedure voor het afhandelen van klachten en/of geschillen in combinatie met een klokkenluidersregeling en evenmin beschikt over een waarnemingsovereenkomst met een andere accountant. Voorts hebben de toetsers geconstateerd dat het kantoor geen (afdoende) beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten. De polis die op naam van [Y] Accountancy & Consultancy is afgesloten, voldoet daarvoor niet.

4.5.2    De tekortkomingen in de twee getoetste samenstellingsdossiers betreffen volgens klaagster de volgende.

Ten aanzien van beide samenstellingsopdrachten hebben de toetsers vastgesteld dat de vereiste vastleggingen van de werkzaamheden wat betreft de aanvaarding en continuering van de opdracht ontbreken in de dossiers. Uit de dossiers blijkt niet of bij de aanvaarding aandacht is besteed aan de fundamentele beginselen en of de vereisten ingevolge de Wet ter voorkoming witwassen en financieren terrorisme (hierna: Wwft) zijn nageleefd. Uit de ingevulde oriënterende vragenlijst kan worden afgeleid dat het kantoor geen vaste procedure hanteert voor de acceptatie van nieuwe cliënten. Door het ontbreken van vastleggingen is bovendien niet vast te stellen of onderzoek is gedaan naar de integriteit van de cliënt. De toetsers hebben voorts geconstateerd dat de in het dossier aanwezige opdrachtbevestigingen zijn ondertekend door de fiscalist en niet door betrokkene, zodat onduidelijk is of betrokkene zich ervan overtuigd heeft dat er tussen hem en de opdrachtgever overeenstemming bestaat over de voorwaarden van de opdracht. Evenmin blijkt uit de dossiers of de opdrachten in overeenstemming met de voorwaarden hiervan zijn uitgevoerd.

De bevindingen van de toetsers ten aanzien van de documentatie en uitvoering van de werkzaamheden komen er in beide getoetste dossiers op neer dat betrokkene onvoldoende vastleggingen verricht, waardoor ook niet kan worden vastgesteld dat de opdracht in overeenstemming met de vereisten is uitgevoerd. Dienaangaande zijn in de afzonderlijke dossiers nog meer tekortkomingen geconstateerd, die in het klaagschrift zijn opgesomd. De toetsers hebben verder geconstateerd dat uit (de beperkte vastleggingen in) de dossiers niet kan worden vastgesteld dat betrokkene bemoeienis heeft gehad met de uitvoering van de werkzaamheden. De toetsers hebben in de getoetste dossiers geen aantekeningen van betrokkene aangetroffen en bovendien heeft het kantoor in reactie op het concept toetsingsverslag verklaard dat de samenstellingsopdrachten van het kantoor door de medevennoten zijn verricht en betrokkene hierbij geen betrokkenheid heeft. Evenmin kan uit de financiële overzichten de betrokkenheid van betrokkene bij het opstellen hiervan worden afgeleid. Het kantoor heeft er aldus niet voor gezorgd dat de uitvoering van de samenstellingsopdracht heeft plaatsgevonden onder de verantwoordelijkheid van de openbaar accountant. De toetsers hebben tot slot geconstateerd dat betrokkene evenmin heeft voldaan aan de vereisten inzake de afwerking en rapportering van opdrachten. In beide getoetste dossiers is geen afwerkingsmemo gehanteerd en ontbreken de schriftelijke bevestigingen bij de jaarrekeningen. Evenmin zijn besprekingsverslagen met de cliënt aangetroffen in de dossiers. Voorts hebben de toetsers geconstateerd dat in beide dossiers de samenstellingsverklaringen niet zijn gedateerd en niet zijn ondertekend door de accountant en in één van de getoetste dossiers de samenstellingsverklaring was ondertekend door de niet-afgestudeerde medevennoot van het kantoor.

4.6       De tekortkomingen in het getoetste dossier van de bijzondere controle-opdracht betreffen volgens klaagster de volgende.

In het kader van de aanvaarding en continuering van de opdracht hebben de toetsers vastgesteld dat in het dossier niet is vastgelegd of is nagegaan dat de objectiviteit en onafhankelijkheid ten aanzien van de cliënt is gewaarborgd. Aangaande de aanvaarding en continuering van de opdracht zijn in het dossier nog meer tekortkomingen geconstateerd, die in het klaagschrift zijn opgesomd. De toetsers hebben verder geconstateerd dat de in het dossier aanwezige opdrachtbevestiging niet is ondertekend door betrokkene, als de verantwoordelijke openbaar accountant. Nu verdere vastleggingen rondom de aanvaarding van de opdracht eveneens ontbreken, kan niet worden vastgesteld of betrokkene bemoeienis heeft gehad met de op grond van de wet- en regelgeving vereiste beoordelingen inzake de fundamentele beginselen, onafhankelijkheid en de voorwaarden van de opdracht. Op het onderdeel planning hebben de toetsers geconstateerd dat evenmin sprake is van zichtbare betrokkenheid van de accountant bij het plannen van de opdracht en het aansturen en toezichthouden bij de uitvoering van de opdracht. Niet is gebleken dat er ten behoeve van het plannen van de werkzaamheden en gedurende de uitvoering ervan overleg heeft plaatsgevonden tussen betrokkene en de feitelijke uitvoerder van de opdracht. Voorts hebben de toetsers geconstateerd dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat een risico-inschatting is gemaakt en of eventuele afwijkingen van materieel belang zijn onderkend. Evenmin kan worden vastgesteld of de accountant (vatbaarheid voor) afwijkingen van materieel belang heeft besproken met de feitelijk uitvoerder van de opdracht. De betrokkenheid van en de vereiste aansturing door de accountant is niet uit het dossier af te leiden. Voorts hebben de toetsers in het kader van de documentatie, uitvoering en evaluatie van de werkzaamheden ernstige tekortkomingen geconstateerd. Uit het dossier blijkt dat betrokkene onvoldoende vastleggingen verricht, waardoor ook niet kan worden vastgesteld dat de opdracht in overeenstemming met de vereisten is uitgevoerd. Op dit aspect zijn nog meer tekortkomingen geconstateerd, die in het klaagschrift zijn opgesomd. De toetsers hebben verder geconstateerd dat uit het dossier niet kan worden vastgesteld dat betrokkene betrokken is geweest bij de uitvoering van de werkzaamheden, wat klaagster betrokkene zwaar aanrekent. De toetsers hebben tot slot geconstateerd dat uit de vereiste vastleggingen in verband met de rapportering en afronding van het dossier evenmin blijkt van betrokkenheid van de accountant. Niet is gebleken dat betrokkene zich een oordeel heeft gevormd over de financiële overzichten aan de hand van de uit de verkregen controle-informatie getrokken conclusies. Een afwerkingsmemo is niet gehanteerd en de handtekening van betrokkene op de controleverklaring is gekopieerd.

4.7       Betrokkene erkent in zijn verweerschrift dat is afgesproken dat hij zijn werkzaamheden zal staken, zoals hij heeft bevestigd in de brief van 3 maart 2014 en wijst erop dat hiertoe op 1 december 2014 de benodigde activiteiten zijn ondernomen. Het is volgens betrokkene dan ook niet juist dat de afspraken niet zijn nagekomen, zoals klaagster stelt. Bovendien heeft klaagster op vragen zijnerzijds bij meerdere gelegenheden niet geantwoord, aldus betrokkene. Betrokkene heeft in zijn verweerschrift voorts betoogd dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de getoetste samenstellings-opdrachten, omdat hij geen betrokkenheid bij deze opdrachten heeft gehad. In dit verband wijst betrokkene op een uitspraak [1] van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb). Voorts stelt betrokkene dat de toetsers de controle-opdracht ten onrechte als zodanig hebben aangemerkt en derhalve bij de toetsing een verkeerd normenkader hebben gehanteerd. Het betreft volgens betrokkene een assurance-opdracht die overeenkomstig Standaard 3000 van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (hierna: NVCOS) is uitgevoerd. Hierbij is gebruik gemaakt van het controleprotocol dat door de Commissie COPRO is goedgekeurd. Betrokkene wijst er voorts nog op dat op 16 mei 2014 een overeenkomst met Extendum is ondertekend, waardoor naar zijn mening de opmerkingen ten aanzien van het kwaliteitsbeleid en beheer zijn achterhaald. 

4.8       De Accountantskamer stelt allereerst vast dat betrokkene de door de toetsers geconstateerde tekortkomingen als zodanig niet betwist. De enkele verwijzing naar de overeenkomst die met Extendum is gesloten, is niet voldoende om zijn niet nader gespecificeerde stelling dat de opmerkingen van de toetsers ten aanzien van het kwaliteitsbeleid en beheer zijn achterhaald, te staven.

4.9       Wat betreft het verweer van betrokkene geldt het volgende.

4.9.1    De Accountantskamer volgt betrokkene niet in zijn betoog dat hij niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor de geconstateerde tekortkomingen in de dossiers van de samenstellingsopdrachten. Zoals hiervoor onder 4.4 reeds is overwogen, draagt de openbaar accountant ervoor zorg dat de praktijk beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan gestelde eisen, welke verplichting rust op elke accountant die bij een kantoor werkzaam is. Vastgesteld moet worden dat betrokkene, in de periode waarin hij als vennoot verbonden was aan [A], de enige aan het kantoor verbonden accountant was. Ingevolge artikel 3 VKt - en per 1 januari 2014 ingevolge artikel 3 VoKwb - rustte dan ook op hem de plicht ervoor zorg te dragen dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van het kantoor voldeed aan de daarvoor geldende wet- en regelgeving. Daarnaast dient een accountantskantoor ingevolge artikel 7, derde lid van de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van aan assurance verwante opdrachten (hierna: NVAK-aav) ervoor zorg te dragen dat de uitvoering van een opdracht tot het samenstellen van financiële overzichten te allen tijde plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid van een openbaar accountant. Nu betrokkene aan het kantoor verbonden was, was hij ervoor verantwoordelijk dat de door het kantoor verrichte samenstellingsopdrachten werden uitgevoerd in overeenstemming met de daarvoor geldende wet- en regelgeving. Door, naar hij zelf ook bevestigt, geen enkele betrokkenheid te hebben gehad bij de uitvoering door [A] van deze opdrachten, heeft betrokkene deze verantwoordelijkheid miskend. Betrokkene is daarmee als openbaar accountant ernstig tekort geschoten. De verwijzing naar de uitspraak van het CBb van 22 april 2014 kan hier niet aan afdoen, aangezien het in die casus ging om een accountant die, anders dan betrokkene, niet vaktechnisch verantwoordelijk was voor de door een ander verrichte advieswerkzaamheden.

4.9.2    Wat betreft het betoog van betrokkene dat hij de afspraken met klaagster is nagekomen, stelt de Accountantskamer vast dat betrokkene zich eerst per 5 december 2014 heeft uitgeschreven als vennoot van [A]. Naar het oordeel van de Accountantskamer mocht echter, gezien de ernst van de bij het kantoor geconstateerde tekortkomingen die aanleiding waren voor de gemaakte afspraken, van betrokkene worden gevergd spoedig na het gesprek van 19 februari 2014, doch zeker onmiddellijk na zijn brief van 3 maart 2014 waarin hij de afspraken met klaagster bevestigde, dat hij conform de afspraken uittrad als vennoot van [A] en daarmee zijn verbondenheid aan die accountantspraktijk beëindigde. Vastgesteld moet echter worden dat betrokkene in eerste instantie in het geheel niet doende was gevolg te geven aan de gemaakte afspraken. Immers, in de brief van 20 augustus 2014 bevestigt betrokkene dat hij regelmatig op het kantoor aanwezig is en stelt hij te werken aan het verbeteren van de kwaliteit van het kantoor, daarbij wijzend op het op 16 mei 2014 ondertekende contract met Extendum. Eerst na herhaaldelijke waarschuwingen van klaagster, en, zoals betrokkene ter zitting verklaart, een gesprek met Extendum, heeft betrokkene besloten zijn verbondenheid aan [A] per 1 december 2014 te beëindigen. Met klaagster is de Accountantskamer van oordeel dat betrokkene hiermee ervan blijk heeft gegeven geen inzicht te hebben in de ernst van de door de toetsers geconstateerde tekortkomingen.

4.9.3    Voorts moet worden vastgesteld dat het betoog van betrokkene dat klaagster bij herhaling niet heeft gereageerd op vragen zijnerzijds, feitelijk onjuist is. Op de brief van betrokkene van 27 november 2013 is bij brief van 11 december 2013 alsook in de recapitulatie van de toetsing een gemotiveerde reactie gegeven. Op de brief van betrokkene van 20 augustus 2014 heeft de Raad bij brief van 29 oktober 2014 gereageerd. In reactie op de brief van betrokkene van 13 februari 2014 heeft op 19 februari 2014 een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster en betrokkene, zodat op deze brief eveneens een reactie is gegeven.

4.9.4    Aangaande het betoog van betrokkene over de toepasselijkheid van Standaard 3000 van de NVCOS moet worden vastgesteld dat de toetsers in de vragenlijst hebben onderkend dat feitelijk de verkeerde vragenlijst is gebruikt en dat Standaard 3000 van toepassing is op de betreffende opdracht. Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft klaagster echter aannemelijk gemaakt dat ook indien aan Standaard 3000 zou zijn getoetst sprake is van dezelfde of soortgelijke ernstige tekortkomingen, aangezien de geconstateerde tekortkomingen eveneens hiermee in strijd zijn. Het betoog van betrokkene dat de opdracht zou zijn uitgevoerd overeenkomstig een door de Commissie COPRO goedgekeurd controleprotocol, faalt, nu reeds uit het dossier op geen enkele wijze blijkt dat dit protocol daadwerkelijk is toegepast en of het dossier daaraan beantwoordt.

4.10     Alles overziende is naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met de artikelen 4 tot en met 6, 7, 18, 28, 30, 33, 35 tot en met 38, 53 en 55 van de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van assurance-opdrachten (hierna: NVAK-ass), de artikelen 3, 7, 11 en 13 NVAK-aav, randnummers 3, 6, 9 en 10 van Standaard 210 van de NVCOS, Standaard 220 van de NVCOS, randnummers 2, 8, 9, 10, 14 en 15 van Standaard 230 van de NVCOS, randnummers 5 en 10 van Standaard 240 van de NVCOS, randnummer 11 van Standaard 300 van de NVCOS, randnummers 5 e.v., 11, 25, 26 en 32 van Standaard 315 van de NVCOS, randnummers 25 en 26 van Standaard 330 van de NVCOS, randnummer 40 van Standaard 700 van de NVCOS, randnummers 6, 7, 10, 11, 12, 12a, 15, 17 en 18 van Standaard 4410 van de NVCOS, artikel 61 van het Stramien voor assurance-opdrachten, de artikelen B1-210 en B1-290 van de VGC en de Nadere voorschriften onafhankelijkheid van de openbaar accountant. Daarmee heeft hij tevens de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag (geldend krachtens de VGC) niet in acht genomen. Gezien de aard en de omvang van de vastgestelde tekortkomingen, waarvoor betrokkene verantwoordelijk is, moet worden geoordeeld dat de accountantspraktijk van [A], zoals door betrokkene ook wordt erkend, ten tijde van de toetsing niet beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen, neergelegd in de hiervoor vermelde voorschriften.

4.11     Omstandigheden die meebrengen dat betrokkene van het niet naleven van de hiervoor vermelde verordening en nadere voorschriften geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt zijn gesteld noch gebleken. De klacht is daarom gegrond.

4.12     Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen.

4.12.1  In dat kader houdt de Accountantskamer rekening met de aard, omvang en de ernst van de verzuimen van betrokkene en de omstandigheden waaronder deze zich hebben voorgedaan. Betrokkene moet in het bijzonder worden aangerekend dat hij, hoewel hij wist van de verplichting te beschikken over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen, hieraan geen aandacht heeft geschonken en heeft meegewerkt aan het in stand houden van een schijnconstructie met betrekking tot [A].

4.12.2  Nu het aanzien van het accountantsberoep in het geding is en het maatschappelijk verkeer ernstig risico loopt bij voortzetting van accountantswerkzaamheden door betrokkene, die getuige het voorgaande er blijk van heeft gegeven bij de uitoefening van zijn kerntaak als accountant in meer opzichten niet te beschikken over voldoende deskundigheid, althans vakbekwaamheid, acht de Accountantskamer de in artikel 2, eerste lid, sub e. van de Wtra bedoelde maatregel van doorhaling passend en geboden, waarbij de termijn waarbinnen de betrokkene zich niet opnieuw kan laten inschrijven in het register doorgaans wordt bepaald op achttien maanden.

4.12.3  Een tijdelijke doorhaling als bedoeld in sub d. van genoemd artikel volstaat naar het oordeel van de Accountantskamer niet, nu in dat geval de inschrijving van betrokkene in het register van rechtswege zou herleven, ook als niet vaststaat dat betrokkene zijn deskundigheid, althans zijn vakbekwaamheid, op peil heeft gebracht. Als de vakbekwaamheid van betrokkene - en in het verlengde daarvan de kwaliteit van zijn eenmanszaak, al dan niet met de hulp van een derde die is gespecialiseerd in het begeleiden van accountantskantoren op dit terrein - (weer) op het vereiste niveau is, kan betrokkene klaagster om herinschrijving in het register verzoeken, waarna het aan klaagster is zich dienaangaande een oordeel te vormen. De omstandigheid dat betrokkene inmiddels niet meer is verbonden aan [A], doet hieraan niet toe of af.

4.13     Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht gegrond;

·       legt ter zake aan betrokkene de maatregel op van doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registe rs als bedoeld in artikel 2, onder e. Wtra , welke maatregel ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

·       bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven op achttien (18) maanden;

·       verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. C.H. de Haan en mr. A.M. van Amsterdam (rechterlijke leden) en P. van de Streek AA en Th.A. Verkade RA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. M.H.B. Boksebeld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 18 december 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.


[1] CBb 22 april 2014 (AWB 12/828; ECLI:NL:CBB:2014:158)