ECLI:NL:TNORSHE:2018:18 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/123

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2018:18
Datum uitspraak: 17-09-2018
Datum publicatie: 25-09-2018
Zaaknummer(s): SHE/2017/123
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met schorsing als notaris
Inhoudsindicatie: Aansprakelijkstelling notaris. Naar het oordeel van de kamer mag van een behoorlijk handelend notaris worden verwacht dat hij, als hij ontdekt dat hij een fout heeft gemaakt, er voor zorgt dat hij zo spoedig mogelijk alles in het werk stelt om deze fout te herstellen. Indien herstel niet mogelijk blijkt, dient hij te zorgen voor een passende vergoeding van de schade die een benadeelde (cliënt) als gevolg van zijn handelwijze heeft geleden en nog zal lijden. Dit geldt eens te meer als de tuchtrechter al heeft geoordeeld dat een notaris ten aanzien van de betreffende cliënt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Mede in verband met het vertrouwen dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen, ook als er helaas een fout wordt gemaakt, is het van groot belang dat een notaris in zo’n situatie duidelijk en tijdig met alle betrokkenen communiceert. De notaris heeft niet aan deze maatstaf voldaan. Al staat het een notaris uit hoofde van de polisvoorwaarden bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering niet vrij om zonder toestemming van zijn verzekeraar aansprakelijkheid te erkennen, dat neemt naar het oordeel van de kamer niet weg dat de notaris (zo nodig na overleg met zijn verzekeraar) met deze beperking in het achterhoofd wel degelijk tijdig op de verzoeken van klagers had kunnen reageren en/of met hen in gesprek had kunnen gaan. Indien hij met het oog op de  aansprakelijkheidskwestie zelf geen contact met klagers wilde opnemen, had het in ieder geval op zijn weg gelegen om te bevorderen dat de verzekeraar dat namens hem zo spoedig mogelijk had gedaan. Door verzoeken onbeantwoord te laten en onvoldoende initiatief te nemen richting de verzekeraar hebben klagers bijna twee jaar in het ongewisse verkeerd over de vraag of/in hoeverre hun claim zou worden geaccepteerd, terwijl evenmin duidelijk was of de door hen gestelde schade door de verzekeraar werd gedekt. Daarbij neemt de kamer mede in aanmerking dat de notaris, zoals tijdens de zitting is gebleken, de verzekeraar pas (ruim) een jaar na ontvangst van de eerste aansprakelijkstelling over de schadeclaim heeft geïnformeerd. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris klagers daardoor aan een groot financieel risico blootgesteld omdat te late melding kan lijden tot verlies van dekking. Klacht gegrond, schorsing voor de duur van twee weken, waarbij de kamer mede in aanmerking heeft genomen dat de notaris, aan wie eerder tuchtmaatregelen zijn opgelegd, de ernst van zijn (gebrek aan) handelen niet voldoende serieus lijkt te nemen.

Klachtnummer    : SHE/2017/123

Datum uitspraak : 17 september 2018

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

de heer [naam klager],

mevrouw [naam klaagster 1],

mevrouw [naam klaagster 2],

allen wonende in [woonplaats],

(hierna samen ook te noemen: klagers),

gemachtigden: de heer mr. G.W.J. van Dijke en mevrouw mr. M.G.J. van Hoeve, beide advocaat in Middelburg,

tegen

notaris de heer mr. [naam] ( hierna: de notaris),

gevestigd in [vestigingsplaats],

gemachtigde: de heer mr. P.J. de Jong Schouwenburg, advocaat in Amsterdam.  

1.         De procedure

1.1.       Bij brief, gedateerd 11 december 2017, hebben klagers een klacht geformuleerd tegen de notaris. Dit klaagschrift (met bijlagen) is op 13 december 2017 ontvangen door de kamer voor het notariaat (hierna: de kamer).

1.2.       De notaris heeft een verweerschrift ingediend.

1.3.       De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft bepaald dat de klacht tijdens een zitting van de kamer moet worden behandeld.

1.4.       De klacht is mondeling behandeld tijdens de zitting van de kamer van 16 juli 2018. Mevrouw [nam klaagster 2], bijgestaan door mr. Van Hoeve, en de notaris, bijgestaan door mr. De Jong Schouwenburg, zijn bij de behandeling aanwezig geweest. Partijen hebben hun standpunt toegelicht. Mr. Van Hoeve heeft dit mede gedaan aan de hand van pleitnotities. Deze zijn aan het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehecht. Voor zover in deze pleitnotities melding wordt gemaakt van een vierde klaagster gaat de kamer ervan uit dat deze vermelding op een misverstand berust, nu het klaagschrift is ingediend namens de hiervoor genoemde drie klagers.

2.          De feiten

2.1.       De heer [naam klager] en mevrouw [naam klaagster 1] zijn met elkaar gehuwd. Mevrouw [naam klaagster 2] is hun dochter. Hun andere dochter, mevrouw [naam] (hierna: D), is op [overlijdensdatum] 2014 overleden. Zij had haar echtgenoot, de heer [Y], als haar enige erfgenaam benoemd.

2.2.       Vanaf 2000 tot en met 2014 hebben de ouders regelmatig schenkingen gedaan aan hun beide dochters door tussenkomst van het kantoor van de notaris. Ook de akte van oprichting van de Stichting [Q], waarin aan [D] geschonken vermogen was ondergebracht, is gepasseerd door een kantoorgenoot van de notaris. Op 10 september 2012 heeft de notaris een akte gepasseerd waarbij de heer [naam klager] zijn uiterste wilsbeschikking heeft gewijzigd. In de jaren 2012 tot en met 2014 heeft de notaris enkele akten van schenking gepasseerd. Na het overlijden van [D] is er een geschil ontstaan tussen klagers en de heer [Y], die het geschonken vermogen had geërfd.

2.3.       Nadat klagers het notariskantoor enkele malen hadden aangeschreven omdat zij van mening waren dat ten onrechte was nagelaten om in diverse akten van schenking een tweetrapsbepaling op te nemen, als gevolg waarvan het geschonken vermogen niet binnen de bloedlijn is gebleven, hebben zij zich gewend tot ARAG SE Nederland. Mevrouw mr. N.H. Steenkuijl-Van Maanen, medewerker rechtshulp bij ARAG, heeft de notaris bij brief van 26 juli 2016 aansprakelijk gesteld voor de door klagers geleden financiële schade en daarbij meegedeeld dat klagers het geschil niet juridisch op de spits wilden drijven, maar graag in overleg wilden treden om tot een oplossing te komen. Daarbij is aan de notaris gevraagd om binnen veertien dagen kenbaar te maken of hij bereid was om in gesprek te gaan.

2.4.       Vervolgens heeft een kantoorgenoot van de notaris mr. Steenkuijl-Van Maanen bericht dat de notaris na 15 augustus 2016 op haar brief zou reageren. Omdat er geen reactie volgde, heeft zij de notaris bij brief van 8 september 2016 meegedeeld dat het haar bevreemdde dat hij niet reageerde omdat zij hem de gelegenheid had geboden om, ter voorkoming van een procedure, met cliënte(n) in gesprek te gaan om zo tot een oplossing te komen. Daarbij heeft zij de notaris meegedeeld dat, mocht hij toch de voorkeur geven aan overleg, zij dat graag per omgaande van hem zou horen. De notaris heeft niet op die brief gereageerd.

2.5.       Op 2 december 2016 hebben klagers bij de kamer een klacht ingediend tegen de notaris (SHE/2016/115). Samengevat verweten zij de notaris dat hij onzorgvuldig had gehandeld bij het verlijden van diverse akten van schenking omdat hij op de hoogte was of moest zijn van de wens van de ouders om het door hen aan hun dochters geschonken vermogen “binnen de bloedlijn” te houden.

2.6.       Bij beslissing van 19 juni 2017 heeft de kamer die klacht, voor zover deze betrekking had op schenkingen die hadden plaatsgevonden in 2012 en 2013, niet-ontvankelijk verklaard als gevolg van het verstrijken van de klachttermijn. Voor zover de klacht betrekking had op de in 2014 gedane schenking heeft de kamer de klacht gegrond verklaard, waarbij de kamer (onder meer) als volgt heeft overwogen:

“ 4.6.      Naar het oordeel van de kamer had de notaris er, gelet op de eerdere akten die bij zijn kantoor zijn verleden, op bedacht kunnen zijn dat de ouders de wens hadden om het vermogen “binnen de bloedlijn te houden”. Zo is in een eerdere akte van schenking een tweetrapsbepaling opgenomen en is onbetwist in testamenten van de ouders, die door de notaris zelf verleden zijn, een tweetrapsmaking opgenomen. Ook uit de dossiers terzake de oprichting van de stichtingen blijkt deze wens van de ouders. 

4.7.         Nu de notaris bekend had dienen te zijn met voormelde wens om het vermogen “binnen de bloedlijn te houden”, had de notaris niet mogen volstaan met het toezenden van het concept van de akte, zonder partijen er expliciet op te wijzen dat een tweetrapsbepaling of andere voorziening om te voorkomen dat het vermogen bij een vererving “buiten de bloedlijn” terechtkwam, ontbrak. De notaris heeft ter zitting verklaard partijen hierover niet afzonderlijk te hebben geïnformeerd. Onder die omstandigheden kan het verweer van de notaris dat hij voorafgaand aan de ondertekening van de akte een conceptakte aan partijen heeft toegezonden niet tot de slotsom leiden dat hij partijen voldoende heeft geïnformeerd.”

In verband met deze handelwijze heeft de kamer aan de notaris de tuchtmaatregel van een waarschuwing opgelegd. Tegen die beslissing is geen hoger beroep ingesteld.

2.7.       Bij (aangetekende) brief van 31 juli 2017 heeft mr. Van Dijke (hierna ook: de gemachtigde van klagers) de notaris (onder meer) als volgt bericht:

“De familie [naam klagers] wil uw kantoor nogmaals in de gelegenheid stellen om deze kwestie in goed onderling overleg af te wikkelen, alvorens civiele rechtsmaatregelen worden getroffen.

De betrokkenheid van uw beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar is daarbij een voorwaarde, in de eerste plaats omdat in dat geval (direct) kan worden beoordeeld in hoeverre de eerder bij uw onderneming betrokken maatschapsleden dienen te worden aangeschreven. Doorgaans neemt een beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar daaromtrent namelijk een standpunt in. In dat geval kan dan ook worden voorkomen dat eerder betrokken maatschapsleden, althans hun erfgenamen, rechtstreeks aansprakelijk moeten worden gesteld. Ter bescherming van hun eigen belang zal de familie [naam klagers] echter alle noodzakelijke maatregelen treffen en – indien nodig – ook die partijen in rechte betrekken. In de tweede plaats is de betrokkenheid van uw beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar gewenst, omdat het buitengerechtelijke overleg – voor zover daar al sprake van is – met uw kantoor tot op heden zeer stroef verloopt. (…)

Deze brief dient (tevens) op te worden gevat als stuitingshandeling.

Graag verneem ik binnen vier weken na heden van u en uw beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.”

2.8.       Op 21 september 2017 hebben de gemachtigde van klagers en de notaris elkaar telefonisch gesproken, waarna de gemachtigde van klagers de notaris diezelfde dag per e-mail als volgt heeft bericht:

“Zoals besproken verneem ik graag uiterlijk maandag a.s. het kenmerk van AON in de bovengenoemde kwestie.

Voor de goede orde merk ik op dat ik mij genoodzaakt heb gezien om inmiddels ook een bericht toe te zenden aan “[B] B.V.”(rechtsopvolger van “B.V. Notarispraktijk [A]”) en mevrouw [C]. “[D] B.V.”, toegetreden tot de maatschap op 30 mei 2006 en uit functie op 1 januari 2013, is mogelijk ook betrokken (ik kan dat niet inschatten). De eerder verzonden brieven / berichten moeten ook geacht te zijn  bestemd voor die vennootschap.

Ik hoop op een constructief overleg.”

2.9.       Bij e-mail van 26 september 2017 heeft de gemachtigde van klagers het volgende aan de notaris meegedeeld:

“Helaas heb ik nog niets vernomen, ondanks toezegging. Een bericht van AON of tenminste een kenmerk, zie ik graag uiterlijk morgen tegemoet.”

2.10.     In reactie op deze verzoeken heeft de notaris de gemachtigde van klagers bij e-mail van 27 september 2017 bericht:

“Mw. [Z] bij AON heeft waarschijnlijk deze zaak in behandeling. Zij is eerder bij ons kantoor betrokken geweest.

Mocht ik meer informatie hebben dan hoor je dat van mij.”

2.11.     Op 19 oktober 2017 heeft de heer [ZZ], verbonden aan AON (hierna ook: de verzekeraar), telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van klagers, waarbij hij heeft meegedeeld dat hij de notaris en twee andere notarissen van zijn kantoor vertegenwoordigde en dat hij enige tijd nodig had om te beoordelen of er sprake was van dekking en zo ja, hoe de zaak zou kunnen worden afgewikkeld. De gemachtigde van klager heeft, ook na een herinnering, niets meer vernomen van (deze medewerker van) de verzekeraar.

2.12.     Op 30 november 2017 heeft de gemachtigde van klagers een e-mail met de volgende inhoud

aan de notaris toegezonden:

De eerste aansprakelijkstelling in deze kwestie dateert al van bijna anderhalf jaar geleden. Er is een tuchtzaak gevoerd, een maatregel opgelegd en de uitspraak in de tuchtzaak is onherroepelijk geworden. Een nieuwe ingebrekestelling en stuiting is – bij gebreke van iedere inhoudelijke reactie van jouw kantoor – verzonden aan alle betrokken personen en (voormalige) maatschapsleden, waar ik – plat gezegd – behoorlijk de pest in heb (natuurlijk zitten de erven van voormalige maatschapsleden niet te wachten op aanzeggingen!).

Keer op keer wordt gevraagd om nadere termijnen. Keer op keer zijn cliënten bereid om af te wachten. Als ik vraag om een kenmerk van AON, krijg ik het niet. Slechts een verwijzing naar een mogelijk betrokken persoon van AON bij de zaak. Welke persoon vervolgens van niets weet.

Waar gewerkt wordt vallen spaanders. Er kan zelfs sprake zijn van aansprakelijkheid. It happens. Een verzekeraar biedt daar dan dekking voor als het goed is. Het stoort mij buitengewoon dat op deze manier wordt omgegaan met de belangen van (oud) cliënten. Los van de vraag of een inhoudelijke fout is gemaakt of niet (maar in dat kader heeft de notariskamer al geoordeeld), vind ik dat het tenminste op het pad van jou en/of AON had gelegen om een eerste standpunt in te nemen. Tot op heden is er nog geen begin van bewijs dat AON überhaupt betrokken is. Is AON wel betrokken?

Cliënten worden op deze wijze gedwongen om conservatoir beslag te leggen en te dagvaarden.

De wijze waarop in deze kwestie met hun niet-vermogensrechtelijke belangen wordt omgegaan, lós van de inhoud, is bovendien klachtwaardig. Je zult het je misschien wel herinneren dat de Kamer voor het notariaat ter zitting vroeg of ook wordt geklaagd over het niet inhoudelijk reageren op vragen / aansprakelijkstellingen. Zonder overleg met cliënte heb ik geantwoord dat dat niet mijn intentie was. Ik heb echter (in oktober jl.) nu opdracht gekregen om een nieuwe klacht / die klacht in te dienen. Die boot ga ik niet langer afhouden, daarmee ga ik nu aan de slag. Ik geef mijn cliënten groot gelijk.

Als de onderlinge verhoudingen daar niet naar waren, had ik direct maatregelen getroffen en was dit bericht niet verzonden. Ik hoop op een inhoudelijk én constructief bericht. De inmiddels bekende mededeling dat men verwacht spoedig op de zaak terug te kunnen komen of een bericht met vergelijkbare strekking, wordt als niet ontvangen beschouwd.”       

3.          De klacht

3.1.       Samengevat verwijten klagers de notaris in deze (tweede) klacht dat hij, terwijl vaststaat dat hij ten opzichte van hen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, weigert, althans zich niet inspant, om – met tussenkomst van zijn verzekeraar – inhoudelijk met hen in gesprek te gaan over een passende oplossing in de vorm van (enige) genoegdoening voor de door hen ondervonden nadelige gevolgen van zijn onzorgvuldig handelen. Zeker nu de notaris jarenlang als familienotaris werkzaamheden voor klagers heeft verricht (en met hem diverse kantoorgenoten) verwijten zij hem dat hij niet tijdig en op eigen initiatief met hen heeft gecommuniceerd.

3.2.       De notaris heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover zijn verweer van belang is voor de beoordeling van de klacht, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

4.1.       Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts) personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

4.2.       Bij de beoordeling van de handelwijze van de notaris wordt vooropgesteld dat de tuchtrechter de eerste klacht van klagers gegrond heeft verklaard en aan de notaris daarvoor de tuchtmaatregel van een waarschuwing heeft opgelegd. Nu deze beslissing inmiddels onherroepelijk is geworden, staat vast dat de notaris ten opzichte van klagers tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld in verband met de gang van zaken rond de schenking in 2014.

4.3.       Voordat klagers de eerste tuchtklacht tegen de notaris indienden, hadden zij hem bij brief van 26 juli 2016 aansprakelijk gesteld voor de schade die zij stelden te hebben geleden (op dat moment begroot op € 696.356,82) als gevolg van de gang van zaken rond meerdere schenkingsovereenkomsten die vanaf 2000 tot en met 2014 door (-voormalige- kantoorgenoten van) de notaris waren opgesteld. Zoals gemeld hadden klagers daarbij uitdrukkelijk te kennen gegeven dat zij het geschil niet juridisch op de spits wilden drijven, maar graag met de notaris in overleg wilden treden. Ondanks de toezegging van een collega dat de notaris na 15 augustus 2016 op de inhoud van die brief zou terugkomen, heeft de notaris dit niet gedaan, ook niet nadat klagers hem bij brief van 8 september 2016 nogmaals hadden uitgenodigd om te reageren. Tijdens de mondelinge behandeling van de tweede klacht (hierna: de zitting) is gebleken dat de notaris zijn verzekeraar destijds niet op de hoogte heeft gesteld van deze aansprakelijkstelling.

4.4.       Omdat de notaris helemaal niet reageerde hebben klagers, nadat de uitspraak van de tuchtrechter op de eerste klacht in kracht van gewijsde was gegaan, aanleiding gezien om de notaris bij brief van 31 juli 2017 nogmaals aansprakelijk te stellen voor (onder meer) de hiervoor genoemde schade. Daarbij hebben zij hem opnieuw in de gelegenheid gesteld om de kwestie in goed onderling overleg af te wikkelen ter voorkoming van een civiele procedure. Tijdens de zitting heeft de notaris verklaard dat hij de brief van 31 juli 2017 wel ter kennis van zijn verzekeraar heeft gebracht, maar de vraag van de kamer wanneer hij dat had gedaan, kon hij ter zitting niet beantwoorden.

4.5.       Na herhaalde verzoeken van de gemachtigde van klagers heeft de notaris hem bij e-mail van  27 september 2017 wel bericht dat de zaak “waarschijnlijk” in behandeling was bij mevrouw [Z] van de verzekeraar. Zij bleek echter niet bekend met de claim. Op de herhaalde vraag van de gemachtigde van klagers om het kenmerk waaronder de zaak door de verzekeraar in behandeling was genomen aan hem door te geven, heeft de notaris niet gereageerd.

4.6.       De gemachtigde van klagers heeft op 10 en 19 oktober 2017 weliswaar telefonisch contact gehad met een medewerker van de verzekeraar, maar volgens klagers is daarbij niet concreet gesproken over de verdere behandeling van de claim, noch over het plannen van een gezamenlijk overleg. Deze weergave van de strekking van die telefoongesprekken ligt in lijn met de mededeling van de gemachtigde van de notaris ter zitting dat de verzekeraar “toen zal hebben gezegd dat de verzekeraar ermee bezig was en dat zo spoedig mogelijk zou worden gereageerd”. Mede in het licht van de mededeling van de gemachtigde van de notaris dat het risico van beroepsaansprakelijkheid van de notaris tussen 2002 en 2016 onder twee polissen verzekerd was geweest, waardoor eerst uitgezocht moest worden onder welke polis de melding viel, rijst de vraag of medio oktober 2017 al bekend was of de schadeclaim van klagers door de verzekeraar werd gedekt. In zijn e-mail van 30 november 2017 heeft de gemachtigde van klagers duidelijk aan de notaris gevraagd of AON daadwerkelijk bij de kwestie betrokken was, maar ook op dat bericht heeft de notaris niet gereageerd.

4.7.       Omdat een inhoudelijke reactie van de notaris en/of de verzekeraar na de telefonische contacten in oktober 2017 nog steeds uitbleef, hebben klagers op 13 december 2017 deze tweede tuchtklacht tegen de notaris ingediend. Ook hebben zij zich eind december 2017 genoodzaakt gezien om ter verzekering van het verhaal van hun schadeclaim conservatoir beslag te laten leggen onder (het kantoor en/of de -voormalige- kantoorgenoten van) de notaris.

4.8.       Bij brief van 13 december 2017 heeft de kamer de notaris in de gelegenheid gesteld om binnen drie weken schriftelijk op de tweede tuchtklacht te reageren. Omdat van de notaris geen bericht werd ontvangen, heeft de kamer hem bij brief van 5 januari 2018 nogmaals in de gelegenheid gesteld om te reageren met de mededeling dat, als op 31 januari 2018 geen reactie was ontvangen, de klacht zou worden voorgelegd aan de voorzitter van de kamer. Bij e-mail van 2 februari 2018 heeft de notaris de kamer als volgt bericht:

Met excuses voor de te late verzending geef ik u bij deze alsnog mijn reactie in bovenstaand dossier. Deze kan overigens kort zijn.

Nu de kwestie van de aansprakelijkstelling door mij bij mijn verzekeraar is ondergebracht kan en mag ik niet meer zelf reageren. Dat er vanuit de verzekeraar naar de zin van klager niet adequaat wordt gereageerd kan ik voorleggen aan de verzekeraar maar ik heb daar geen invloed op.

Er is dus van mijn kant geen onwil.”

4.9.       Eind april 2018 hebben klagers een civiele procedure aanhangig gemaakt tegen de notaris en  enkele van zijn  -voormalige- kantoorgenoten. De gemachtigde van de notaris heeft tijdens de zitting verklaard dat hij in opdracht van de verzekeraar de belangen van de notaris behartigt in de civiele procedure. In mei 2018 heeft hij naar zijn zeggen (kennelijk voor het eerst) contact gehad met de gemachtigde van klagers. Vervolgens heeft hij namens de notaris een naar zijn zeggen constructief voorstel gedaan, maar klagers hebben dit niet geaccepteerd.

4.10.     Uit de hiervoor omschreven gang van zaken blijkt dat de notaris sinds medio 2016, afgezien van zijn (achteraf onjuist gebleken) mededeling over de contactpersoon bij de verzekeraar, alle schriftelijke en telefonische verzoeken van de zijde van klagers om in overleg te treden over een passende oplossing in de vorm van (enige) genoegdoening voor de door hen ondervonden nadelige gevolgen van zijn onzorgvuldig handelen, onbeantwoord heeft gelaten.

4.11.     Naar het oordeel van de kamer mag van een behoorlijk handelend notaris worden verwacht dat hij, indien hij ontdekt dat hij een fout heeft gemaakt, er voor zorgt dat hij zo spoedig mogelijk alles in het werk stelt om deze fout te herstellen. Indien herstel niet mogelijk blijkt, dient hij te zorgen voor een passende vergoeding van de schade die een benadeelde (cliënt) als gevolg van zijn handelwijze heeft geleden en nog zal lijden. Dit geldt eens te meer als de tuchtrechter heeft geoordeeld dat een notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Mede in verband met het vertrouwen dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen, ook als er helaas een fout wordt gemaakt, is het van groot belang dat een notaris in zo’n situatie duidelijk en tijdig met alle betrokkenen communiceert.

4.12.     Naar het oordeel van de kamer is overduidelijk dat de notaris niet aan deze maatstaf heeft voldaan. In zijn reactie op de klacht heeft de notaris gesteld dat hij zelf niet meer mócht reageren omdat hij de kwestie bij zijn verzekeraar had ondergebracht. Daargelaten dat tijdens de zitting is gebleken dat de notaris de claim kennelijk niet eerder dan ergens in de tweede helft van 2017 aan zijn verzekeraar heeft doorgeleid, zodat de verzekeraar daar voor die tijd geen enkele bemoeienis mee had, heeft de notaris tijdens de zitting desgevraagd verklaard dat de verzekeraar hem niet had verboden om te reageren. Desondanks hebben klagers vanaf medio 2016 tot in de loop van mei 2018 noch van de zijde van de notaris, noch van de zijde van de verzekeraar enige (inhoudelijke) reactie ontvangen naar aanleiding van hun schadeclaim.

4.13.     Al staat het een notaris uit hoofde van de polisvoorwaarden bij zijn beroepsaansprakelijkheids-verzekering niet vrij om zonder toestemming van zijn verzekeraar aansprakelijkheid te erkennen, dat neemt naar het oordeel van de kamer niet weg dat de notaris (zo nodig na overleg met zijn verzekeraar) met deze beperking in het achterhoofd wel degelijk tijdig op de verzoeken van klagers had kunnen reageren en/of met hen in gesprek had kunnen gaan. Indien hij met het oog op de  aansprakelijkheidskwestie zelf geen contact met klagers wilde opnemen, had het in ieder geval op zijn weg gelegen om te bevorderen dat de verzekeraar dat namens hem zo spoedig mogelijk had gedaan. Opmerking verdient in dat verband dat de gemachtigde van de verzekeraar tijdens de zitting heeft verklaard dat de notaris “wellicht wat te terughoudend is geweest”. Door verzoeken onbeantwoord te laten en onvoldoende initiatief te nemen richting de verzekeraar hebben klagers al die tijd in het ongewisse verkeerd over de vraag of/in hoeverre hun claim zou worden geaccepteerd, terwijl evenmin duidelijk was of de door hen gestelde schade door de verzekeraar werd gedekt. Daarbij neemt de kamer mede in aanmerking dat de notaris, zoals tijdens de zitting is gebleken, de verzekeraar pas (ruim) een jaar na ontvangst van de eerste aansprakelijkstelling over de schadeclaim heeft geïnformeerd. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris klagers daardoor aan een groot financieel risico blootgesteld omdat te late melding kan lijden tot verlies van dekking.

4.14.     Al met al is de kamer dan ook van oordeel dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, als gevolg waarvan hij het vertrouwen in het notariaat ernstig heeft geschaad. De klacht zal gegrond worden verklaard en de kamer is van oordeel dat aan de notaris een maatregel moet worden opgelegd.

4.15.     Bij de beoordeling van de vraag welke maatregel in de gegeven omstandigheden passend en geboden is, neemt de kamer mede in aanmerking dat de notaris de ernst van zijn (gebrek aan) handelen niet voldoende serieus lijkt te nemen. Ook bij de behandeling van deze klacht heeft de kamer moeten constateren dat de notaris niet heeft gereageerd op de brief van de kamer waarbij hij in de gelegenheid werd gesteld om op de klacht te antwoorden, dat hij evenmin heeft gereageerd op de herinneringsbrief van de kamer en dat pas ná het verstrijken van de gestelde termijn alsnog een (inhoudloos) “verweerschrift” van de notaris werd ontvangen. De kamer vindt dit ernstig laakbaar, zeker nu de tuchtrechter al enkele malen eerder een tuchtmaatregel (tweemaal een waarschuwing en tweemaal een berisping) aan de notaris heeft opgelegd. Kennelijk hebben deze maatregelen bij de notaris niet tot een beoogde verbetering van zijn handelwijze geleid. De kamer is van oordeel dat het opleggen van een zwaardere maatregel passend en geboden is. De kamer zal de notaris de tuchtmaatregel opleggen van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken.

5.          De beslissing

De kamer:

verklaart de klacht gegrond;

legt de notaris de tuchtmaatregel op van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken.

Deze beslissing is gegeven op 17 september 2018 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. P.M. Knaapen, rechterlijk lid, mr. L.J.M. Teunissen, notarislid, mr. R.L.G.M. Steegmans, plaatsvervangend notarislid, en mr. G.A.M. van Lith, belastinglid.

Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2018 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.