ECLI:NL:TNORARL:2020:7 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/361179 KL RK 19-137

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2020:7
Datum uitspraak: 19-02-2020
Datum publicatie: 10-03-2020
Zaaknummer(s): C/05/361179 KL RK 19-137
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Registergoed
  • Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met ontzetting uit het ambt
Inhoudsindicatie: Klacht van toezichthouder over de zorgwekkende financiële situatie op kantoor en privé, negatieve bewaringsposities, onzorgvuldigheden en achterstanden in de afwikkeling van nalatenschappen en achterstanden in het royeren van hypothecaire inschrijvingen.   De kamer heeft de klacht op alle onderdelen gegrond verklaard. De kamer is van oordeel dat de maatregel van ontzetting uit het ambt voor de notaris onontkoombaar is geworden. De wet- en regelgever stelt op financieel gebied hoge eisen aan een notaris. De norm is dat bij een notaris sprake moet zijn van positieve financiële posities. Ook de maatschappij vertrouwt erop en moet erop kunnen vertrouwen dat een notaris voldoende financieel weerbaar is. Het belang dat een notaris voldoende financieel weerbaar moet zijn, is ook meerdere malen in de rechtspraak bevestigd. Vast staat dat de notaris niet heeft voldaan aan de normen die bij en krachtens de Wna worden gesteld aan de liquiditeitspositie van zijn kantoor en van hem in privé. Ook de benoeming van de bewindvoerder heeft hierin geen verbetering kunnen brengen. De financiële situatie bij de notaris is op dit moment zeer ernstig en een faillissement kan niet worden uitgesloten. Vast staat dat de notaris ondanks zijn inspanningen niet op een korte en aanvaardbare termijn kan voldoen aan de hiervoor bedoelde normen. Daarmee veronachtzaamt de notaris zijn kerntaken als notaris en dat raakt de fundamenten van het rechtsverkeer. De kamer acht het niet aanvaardbaar om de risico’s die de slechte financiële positie van de notaris meebrengt, te laten voortbestaan.   Voorts heeft de notaris ook bij de inhoudelijke behandeling van dossiers niet de zorgvuldigheid en voortvarendheid betracht die zowel de wet- en regelgeving als de maatschappij van hem eisen. Hierdoor is het vertrouwen aangetast dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen. De kamer acht aannemelijk dat de ziekte en het overlijden van de naaste medewerker van de notaris een (zeer) grote impact heeft gehad op de kantoororganisatie van de notaris. Gelet ook daarop acht de kamer de situatie waarin de notaris is komen te verkeren schrijnend. Dit neemt echter niet weg dat het betreurenswaardige overlijden van de medewerker niet ten koste mag gaan van de cliënten en de dienstverlening van het kantoor. Het geconstateerde verzuim van de handelwijze van de notaris op dit punt is daarom niet minder klachtwaardig.   Op grond van het voorgaande komt de kamer dan ook tot de slotsom dat ter bescherming van het maatschappelijk vertrouwen in de integere en zorgvuldige vervulling van het notarisambt het noodzakelijk is de notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt op te leggen  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/361179 / KL RK 19-137

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

Bureau Financieel Toezicht,

gevestigd te Utrecht,

klager,

tegen

[ naam notaris ],

notaris te [ vestigingsplaats notaris ].

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Op 31 oktober 2019 is de klacht, met bijlagen, van klager bij de kamer ingekomen. De notaris is in de gelegenheid gesteld schriftelijk op de klacht te reageren, van welke mogelijkheid de notaris geen gebruik heeft gemaakt.

1.2.      De klachtzaak is ter zitting van 17 januari 2020 behandeld. Klager heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. R. Wisse, mr. K.L.M. Faber - de Jong en de heer D. van der Veer RA. De notaris is in persoon ter zitting verschenen. Ook de hierna te noemen bewindvoerder is ter zitting verschenen. Allen hebben op de zitting het woord gevoerd.

1.3.      De notaris heeft op 31 januari 2020 een brief bij de kamer ingediend. De kamer heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op die brief, van welke mogelijkheid klager geen gebruik heeft gemaakt.

2.         De feiten

2.1.      Ingevolge artikel 110 en volgende Wet op het notarisambt (hierna: Wna) heeft klager in de periode 27 mei 2019 tot en met 18 juni 2019 onderzoek gedaan bij de notaris.

2.2.      Naar aanleiding van het onderzoek heeft klager op 18 juni 2019 een conceptrapportage aan de notaris gezonden en de notaris in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.

2.3.      Op 20 juni 2019 heeft klager de voorzitter van de kamer verzocht om op grond van artikel 106 Wna spoedshalve een voorlopige voorziening te treffen en een stille bewindvoerder te benoemen naast de notaris ex artikel 25b Wna.

2.4.      Op 29 juni 2019 heeft de notaris zijn reactie op de conceptrapportage aan klager gezonden.

2.5.      Op 4 juli 2019 heeft de voorzitter van de kamer [ naam en vestigingsplaats bewindvoerder ] (hierna: de bewindvoerder), met ingang van 8 juli 2019 voor de duur van zes maanden tot stille bewindvoerder naast de notaris benoemd (dossier C/05/355265 KL RK 19-85). De notaris heeft hoger beroep aangetekend tegen die beslissing van de voorzitter, welke appelprocedure nog aanhangig is ten tijde van de behandeling van onderhavige klacht.

2.6.      Klager heeft de bevindingen van zijn onderzoek neergelegd in de definitieve onderzoeksrapportage van 12 juli 2019 (hierna: de onderzoeksrapportage). De uitkomst van het onderzoek heeft voor klager aanleiding gevormd om de voorliggende klacht in te dienen.

3.         De klacht en het verweer

3.1.      De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

1)      zorgwekkende financiële situatie kantoor en onvoldoende crediteurenadministratie;

2)      zorgwekkende financiële situatie privé;

3)      negatieve bewaringsposities;

4)      onzorgvuldigheden en achterstanden in de afwikkeling van nalatenschappen;

5)      achterstanden in het royeren van hypothecaire inschrijvingen.

3.2.      De notaris heeft ter zitting de klachten deels erkend en voorts verwezen naar zijn reactie van 29 juni 2019 op de conceptrapportage van klager. Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling van de klacht, nader ingaan.

4.         De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1.      De notaris heeft op de zitting aangevoerd dat hij hoger beroep heeft aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van 4 juli 2019. De mondelinge behandeling in die procedure staat gepland voor 5 maart 2020. De notaris stelt dat de rechtsgang gefrustreerd wordt, omdat in onderhavige procedure dezelfde aangelegenheden spelen die ook in de appelprocedure aan de orde komen.

4.2.      De kamer overweegt dat de benoeming van de bewindvoerder door de voorzitter en de behandeling van onderhavige klacht twee aparte, zelfstandige procedures zijn. Omdat voor de benoeming van de bewindvoerder een ander toetsingskader geldt dan voor de beoordeling van voorliggende klacht, kan de behandeling van onderhavige klacht doorgang vinden.

Inhoudelijke beoordeling

Relevante regelgeving

4.3.      Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Artikel 2 Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 (hierna:Vbg) bepaalt dat een notaris zich in de uitoefening van zijn beroep en daarbuiten zodanig gedraagt dat het vertrouwen in het notariaat en in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad.

Artikel 17 Wna bepaalt dat de notaris zijn ambt in onafhankelijkheid uitoefent en de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt.

Artikel 23 lid 1 Wna luidt als volgt. Het is de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, handelingen te verrichten of na te laten waarvan hij redelijkerwijs moet verwachten dat zij ertoe kunnen leiden, dat hij te eniger tijd niet zal kunnen voldoen aan zijn financiële verplichtingen.

Artikel 13 Vbg bepaalt dat de aan de notaris toevertrouwde gelden op een bijzondere rekening dienen te worden bewaard en te allen tijde ten volle in geldmiddelen aanwezig dienen te zijn. Artikel 25 lid 3 Wna bepaalt dat een notaris verplicht is een tekort in het saldo van de derdengeldenrekening terstond aan te vullen.

Artikel 2 Administratieverordening bepaalt dat een notaris verplicht is zijn administratie zodanig in te richten dat de verslaggeving kan geschieden conform door het bestuur van de KNB vastgestelde normen.

Artikel 55 Wna bepaalt dat een notaris verplicht is om op verzoek van de cliënt een rekening van zijn honorarium voor ambtelijke werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte bedrag is berekend. Op grond van artikel 5 lid 1 Administratieverordening dient een notaris er voor te zorgen dat intern maatregelen worden genomen die waarborgen dat de door de behandelaar(s) aan de opdracht bestede uren worden vastgelegd.

Artikel 2 Reglement royementen bepaalt dat royement dient plaats te vinden binnen drie maanden na het passeren van de akte waarvoor het royement was vereist.

Klachtonderdeel 1 financiële situatie kantoor en crediteurenadministratie

4.4.      Uit de onderzoeksrapportage blijken de volgende financiële posities:

                                               Q1 2019          2018                2017

Bewaringspositie                     - 3.591            8.496               15.304

Liquide middelen                    2.289               3.621               4.215

Totaal liquide middelen                      -1.302             12.117             19.519

Kortlopende schulden             23.200             24.185             20.538

Kasliquiditeit                          -24.502                       -12.068                       -1.019

Klager voert aan dat de financiële positie van het kantoor van de notaris het afgelopen jaar een geleidelijke verslechtering laat zien wat betreft de liquiditeit, solvabiliteit en het resultaat. Er is sprake van een positief vermogen en een positieve liquiditeit. Desondanks is sprake van een zorgelijke financiële positie als gevolg van de reeds jaren achterblijvende exploitatie van het notariskantoor.

De kasliquiditeit is verslechterd van € 1.019 negatief naar € 24.502 negatief. Per 31 maart 2019 is geen bancaire ruimte beschikbaar, terwijl volgens de financiële administratie de kortlopende schulden minimaal € 23.200 bedragen. De kortlopende schulden worden door klager zelfs op € 30.000 geschat, exclusief de nog te maken royementskosten (zie klachtonderdeel 5). Door het ontbreken van een zogenaamde intra-comptabele crediteurenadministratie bestaat er bovendien geen volledig beeld van de (nog te betalen) crediteuren. Door het gebrek aan kasliquiditeit heeft het notariskantoor per 31 maart 2019 en nadien betalingsachterstanden opgelopen bij meerdere schuldeisers, waaronder de belastingdienst, KNB en de accountant.

4.5.      De notaris heeft de financiële zorgen erkend en toegelicht dat de zorgwekkende financiële posities onder meer verband houden met het ziekbed en overlijden van zijn medewerker en de kosten van diverse procedures.

4.6.      Ook de bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat zij zowel de financiële zorgen wat betreft het kantoor als voor de notaris in privé onderschrijft. De bewindvoering heeft niet voor verbetering kunnen zorgen.

4.7.      De kamer overweegt dat met de door klager geconstateerde financiële positie de notaris handelt in strijd met artikel 23 lid 1 Wna en artikel 2 Administratieverordening. Daarom zal de kamer dit klachtonderdeel gegrond verklaren.

Klachtonderdeel 2 financiële situatie privé

4.8.      Uit de onderzoeksrapportage blijken de volgende posities:

                                               2018                2017                2016

Vermogen                               535.705           418.383           431.500

Liquiditeit (A)                         7.202               5.747               6.500

(Opeet)hypotheek                   250.000           250.000           250.000

Waarvan gebruikt                   249.007           231.874           185.383

Ruimte                                    993                  18.126             64.617

Totaal liquide ruimte               8.195               23.873             71.117

4.9.      De notaris heeft de financiële zorgen erkend. Naar het oordeel van de kamer heeft klager terecht aangevoerd dat de privésolvabiliteit formeel weliswaar ruim positief is, de liquiditeit is in de aflopen jaren sterk gedaald, zeker indien rekening wordt gehouden met de geslonken ruimte door de zogenaamde ‘opeet—hypotheek’. De financiële ruimte is vrijwel volledig opgebruikt, waardoor de notaris voor zijn uitgaven in privé volledig afhankelijk is van een doorlopend voldoende positief resultaat in kantoor. Dit is al langdurig niet meer het geval, waardoor ook in privé sprake is van een zeer zorgelijke financiële liquiditeitspositie, waarbij privéuitgaven niet meer kunnen worden betaald. Hierdoor handelt de notaris in strijd met artikel 23 lid 1 Wna. De kamer zal daarom dit klachtonderdeel gegrond verklaren.

Klachtonderdeel 3 negatieve bewaringsposities

4.10.    Ter onderbouwing van de klacht heeft klager aangevoerd dat de notaris op 24 mei 2018 bij klager melding heeft gedaan van een negatieve bewaringspositie. Die negatieve bewaringspositie was ontstaan door een op 3 mei 2018 gemaakte fout in een nota van afrekening behorende bij een akte van levering. Op 28 mei 2018 heeft de notaris bij klager melding gedaan dat de fout hersteld was en de bewaringspositie weer positief was.

Verder heeft klager aangevoerd dat ultimo februari 2019 de bewaringspositie € 3.079 negatief was en ultimo maart 2019 € 3.591 negatief. Ultimo april 2019 en per 20 mei 2019 was sprake van een licht positieve bewaringspositie. De bewindvoerder heeft verklaard dat tijdens de periode van bewind geen sprake is geweest van negatieve bewaringsposities.

4.11.    De notaris heeft aangevoerd dat hij declaraties had kunnen indienen voor onderhanden boedels, waardoor feitelijk geen sprake was van een negatieve bewaringspositie in 2019.

4.12.    De kamer volgt klager in zijn standpunt dat de declaraties niet door de notaris zijn ingediend, waardoor deze behoren tot de onderhandenwerk positie. Het onderhanden werk maakt geen onderdeel uit van de bewaringspositie, waardoor er op de betreffende momenten feitelijk sprake was van een bewaringstekort. Hierdoor handelde de notaris in strijd met artikel 23 lid 1 Wna en artikel 25 lid 3 Wna alsmede artikel 2 en 13 Vbg 2011. De kamer zal daarom dit klachtonderdeel gegrond verklaren.

Klachtonderdeel 4 afwikkeling boedeldossiers

4.13.    Tijdens zijn onderzoek heeft klager vier nalatenschapsdossiers onderzocht. Klager voert aan dat in de onderzochte nalatenschapsdossiers een zorgvuldige urenadministratie/tijdschrijflijsten ontbreekt. Slechts in één dossier is een beknopt tijdschrijflijstje aangetroffen, dat niet aansluit bij de in rekening gebrachte nota en niet de gehele periode van afwikkeling behelst. Op deze manier is onduidelijk hoeveel tijd de notaris aan een nalatenschap heeft gespendeerd, welke werkzaamheden de notaris wanneer heeft verricht en wat derhalve de te declareren kosten zijn in deze nalatenschappen. Door de beschreven handelwijze hebben de notaris en zijn cliënten onvoldoende zicht op de door de notaris verrichte werkzaamheden en heeft de notaris onvoldoende grondslag voor het factureren van zijn kosten in nalatenschappen, aldus klager.

4.14.    De notaris heeft in zijn brief van 29 juni 2019 aangevoerd dat er op zijn kantoor geen traditie van tijdschrijven bestaat. Wat betreft de afwikkeling van de nalatenschappen wordt door de notaris beperkt tijd geschreven. De ervaring leert dat de notaris voor het opstellen van een stevige brief steeds ongeveer een uur aan tijd nodig heeft. De betreffende test heeft de notaris inmiddels al een aantal keren herhaald en de conclusie is steeds dezelfde. Naar aanleiding van de laatste ontwikkelingen is de notaris echter meer tijd gaan schrijven dan voorheen gebruikelijk was.

4.15.    De kamer overweegt dat de notaris, gelet op de bepalingen van artikel 55 Wna en artikel 5 Administratieverordening, gehouden is een gedegen urenregistratie bij te houden zodat hij, indien daarom wordt verzocht, een urenspecificatie kan overleggen. Met de door de notaris beschreven werkwijze voldoet de notaris niet aan deze verplichting. Daarom is het verwijt van klager terecht.

4.16.    Verder voert klager aan dat in de (financiële) afwikkeling van dossiers, waaronder correspondentie met cliënten, de notaris onvoldoende reageert op vragen van cliënten en de afwikkeling van de diverse nalatenschappen onevenredig veel tijd in beslag neemt. In twee van de onderzochte dossiers betreft dit een periode van meer dan negen jaar. Hierdoor neemt de notaris niet de zorgvuldigheid en voortvarendheid in acht die van een notaris mag worden verwacht.

4.17.    De notaris heeft aangevoerd dat klager in zijn onderzoek speciaal heeft verzocht om een opgave van langlopende dossiers. De notaris heeft aan dit verzoek voldaan en met name dossiers voorgelegd waar daadwerkelijk iets mee aan de hand is. Hierdoor ontstaat geen zuiver beeld van de gang van zaken op het kantoor van de notaris waar het betreft aangelegenheden die zonder problemen kunnen worden afgewikkeld. Verder heeft de notaris als oorzaak van de vertraging diverse perikelen bij de dossierbehandeling benoemd en toegelicht.

4.18.    Ter zitting heef de bewindvoerder verklaard dat zij een aantal boedeldossiers heeft bekeken, waaronder de boedels die door klager zijn onderzocht. Volgens de bewindvoerder gaat de notaris in eerste instantie voortvarend te werk. Op enig moment stokt de voortgang, waarbij de door de notaris aangedragen oorzaken de bewindvoerder niet hebben kunnen overtuigen. Volgens de bewindvoerder is de notaris de regie in de betreffende dossiers kwijt.

4.19.    Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris de door klager geuite verwijten onvoldoende weerlegd. Dit klemt te meer nu de verklaring van de bewindvoerder de verwijten van klager onderschrijft. Met de door klager geconstateerde onzorgvuldigheden en achterstanden in de afwikkeling van boedeldossiers, handelt de notaris in strijd met de in artikel 17 Wna neergelegde zorgvuldigheidseisen. Daarom zal de kamer dit klachtonderdeel gegrond verklaren.

Klachtonderdeel 5 achterstanden royementen

4.20.    Klager stelt dat de gestelde afwikkelingstermijn ten tijde van het indienen van de klacht in 257 gevallen ruimschoots was overschreden, waarbij sommige achterstanden dateren uit 2015. Daardoor ontstaat onzekerheid in de kadastrale administratie en heeft de notaris niet voldaan aan zijn verplichting ten aanzien van vrije en onbezwaarde levering van het verkochte.

4.21.    De notaris heeft toegelicht dat de achterstanden in de royementen mede zijn ontstaan door problemen in de personele bezetting. Doordat zijn medewerker ziek is geworden en uiteindelijk is overleden, staat de notaris er momenteel alleen voor. Omdat de notaris keuzes moet maken waar hij zijn tijd aan besteedt, heeft hij ervoor gekozen eerst zijn aandacht te richten op nog lopende dossiers.

4.22.    Ter zitting heeft de bewindvoerder verklaard dat er vanaf haar benoeming twee akten royement zijn gepasseerd met vierentwintig doorhalingen. De ontstane achterstand is dus slechts beperkt ingelopen.

4.23.    De kamer overweegt dat met hetgeen over en weer door partijen is aangevoerd vast komt te staan dat dit klachtonderdeel gegrond is. Door de ontstane achterstand handelt de notaris in strijd met artikel 2 van het Reglement royementen en de in artikel 17 Wna neergelegde zorgvuldigheidseisen.

Maatregel

4.24.    De kamer is van oordeel dat de maatregel van ontzetting uit het ambt voor de notaris onontkoombaar is geworden.

4.25.    De wet- en regelgever stelt op financieel gebied hoge eisen aan een notaris. De norm is dat bij een notaris sprake moet zijn van positieve financiële posities. Ook de maatschappij vertrouwt erop en moet erop kunnen vertrouwen dat een notaris voldoende financieel weerbaar is. Het belang dat een notaris voldoende financieel weerbaar moet zijn, is ook meerdere malen in de rechtspraak bevestigd.

Vast staat dat de notaris niet heeft voldaan aan de normen die bij en krachtens de Wna worden gesteld aan de liquiditeitspositie van zijn kantoor en van hem in privé. Ook de benoeming van de bewindvoerder heeft hierin geen verbetering kunnen brengen. De financiële situatie bij de notaris is op dit moment zeer ernstig en een faillissement kan niet worden uitgesloten. Vast staat dat de notaris ondanks zijn inspanningen niet op een korte en aanvaardbare termijn kan voldoen aan de hiervoor bedoelde normen. Daarmee veronachtzaamt de notaris zijn kerntaken als notaris en dat raakt de fundamenten van het rechtsverkeer. De kamer acht het niet aanvaardbaar om de risico’s die de slechte financiële positie van de notaris meebrengt, te laten voortbestaan.

4.26.    Voorts heeft de notaris ook bij de inhoudelijke behandeling van dossiers niet de zorgvuldigheid en voortvarendheid betracht die zowel de wet- en regelgeving als de maatschappij van hem eisen. Hierdoor is het vertrouwen aangetast dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen. De kamer acht aannemelijk dat de ziekte en het overlijden van de naaste medewerker van de notaris een (zeer) grote impact heeft gehad op de kantoororganisatie van de notaris. Gelet ook daarop acht de kamer de situatie waarin de notaris is komen te verkeren schrijnend. Dit neemt echter niet weg dat het betreurenswaardige overlijden van de medewerker niet ten koste mag gaan van de cliënten en de dienstverlening van het kantoor. Het geconstateerde verzuim van de handelwijze van de notaris op dit punt is daarom niet minder klachtwaardig.

4.27.    De bewindvoerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij met de notaris heeft gesproken over de mogelijke consequenties die kunnen worden verbonden aan de klachten, waaronder oplegging van de maatregel tot ontzetting van het ambt. Hoewel zij de klachten van klager onderschrijft en begrip heeft voor die mogelijke consequentie heeft zij naar voren gebracht de notaris een ander vooruitzicht te gunnen. Zij heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij de notaris gelet daarop in overweging heeft gegeven om te defungeren. Desgevraagd gaf de notaris ter zitting aan daar nog over te willen nadenken.

4.28.    In zijn brief van 31 januari 2020 schreef de notaris dat hij mogelijk gaat defungeren of faillissement gaat aanvragen. Omdat de kamer niet is gebleken dat de notaris concreet stappen heeft ondernomen om terug te treden als notaris, kan de kamer gelet op de aard en ernst van de klachten niet anders dan hieraan voorbij gaan. De huidige situatie kan niet langer voortduren.

4.29.    Op grond van het voorgaande komt de kamer dan ook tot de slotsom dat ter bescherming van het maatschappelijk vertrouwen in de integere en zorgvuldige vervulling van het notarisambt het noodzakelijk is de notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt op te leggen.

Kostenveroordeling

4.30.    De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub b Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500,-. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-          verklaart de klachten gegrond;

-          legt aan de notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt op;

-          bepaalt dat de (voorzitter van de) kamer, nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, aan de notaris bij aangetekende brief de datum zal mededelen waarop de opgelegde maatregel van kracht wordt;

-          veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 3.500,- , op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.30 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.C.J. Heessels, voorzitter, mr. F.E.J. Goffin,

mr. J.G.T.M. Castrop, mr. H.J.T. Vos en mr. V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op

19 februari 2020.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.