ECLI:NL:TNORAMS:2019:16 Kamer voor het notariaat Amsterdam 658206 / NT 18-59

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2019:16
Datum uitspraak: 15-08-2019
Datum publicatie: 12-11-2019
Zaaknummer(s): 658206 / NT 18-59
Onderwerp: Ondernemingsrecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris dat hij partijdig en onzorgvuldig heeft gehandeld ter zake van het opmaken van de diverse notariële akten van 6 augustus 2018, meer specifiek met betrekking tot de voorwaarden waaronder de geldleningen van € 2.500.000,- en € 800.000,- door [B b.v.] ter beschikking zijn gesteld. De notaris heeft, nadat hij op 12 juli 2018 [B] persoonlijk had gesproken, op 19 juli 2018 telefonisch overleg gevoerd met de gemachtigde van klager over de geldleningen en een aantal suggesties gedaan over het opstellen van de leningdocumenten. Nadat hij de onderhandse concept-geldleningsovereenkomst van de gemachtigde van klager had ontvangen, heeft de notaris gelezen dat daarin een tweede pandrecht op de aandelen van [E b.v.] was opgenomen, hetgeen geen afdoende zekerheid voor [B] gaf, gelet op de bepaling in de verpandingsakte van [F] ten aanzien van een tweede pandrecht. Daarom heeft de notaris voorgesteld in plaats daarvan een pandrecht te vestigen op de aandelen in het kapitaal van [D b.v.] en het stemrecht op de verpande aandelen te verlenen aan de pandhouder, [B b.v.] De kamer overweegt dat de notaris de situatie aldus juridisch juist heeft geduid.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 15 augustus 2019 in de klacht met nummer 658206 / NT 18-59  van:

[Klager],

wonende te [woonplaats],

gemachtigde: mr. H.J. Strating,

klager,

tegen:

[de notaris] ,

notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],

raadsman: mr. G.J. van Atten,

de notaris .

1. Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- klaagschrift met bijlagen van 26 november 2018, ingekomen op 3 december 2018;

- verweerschrift met bijlagen van 28 januari 2019, ingekomen op 29 januari 2019.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 20 juni 2019 zijn klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de notaris bijgestaan door zijn raadsman, verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadsman van de notaris aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. Uitspraak is bepaald op heden.

2. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

a.       Klager is enig aandeelhouder van [A B.V.] (hierna: [A b.v.]). [B] is enig aandeelhouder van [C B.V.] (hierna [C b.v.]).

b.      Op 4 april 2018 heeft de notaris op verzoek van [A b.v.] en [C b.v.] bij notariële akte de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ‘[D  B.V.]’ (hierna: [D b.v.]) opgericht. [C b.v.] houdt een derde van de aandelen in [D b.v.]. Klager is enig bestuurder van [D b.v.] en houdt via [A b.v.] twee derde van de aandelen in [D b.v.].

c.       Op 4 mei 2018 heeft [B] via zijn besloten vennootschap ‘[B B.V.]’ (hierna: [B b.v.]) middels een onderhandse geldlening een bedrag van € 800.000,- aan [D b.v.] verstrekt.

d.      Op verzoek van klager en [B] heeft de notaris namens [D b.v.] en haar beide aandeelhouders in juli 2018 een overname van aandelen in de vennootschap [E B.V.] (hierna: [E b.v.]) begeleid. Verkoper is de vennootschap naar Oostenrijks recht ‘[F Gmbh]’ (hierna: [F]). [E b.v.] handelt in – en exploiteert de rechten van – computerspellen. De koopsom voor de aandelen in [E b.v.] bedroeg € 10.000.000,-. Overeengekomen is dat de koopsom grotendeels werd voldaan middels een geldlening van [F] aan [D b.v.] voor een bedrag van € 7.500.000,-. Tot meerdere zekerheid van de terugbetaling van deze lening zou [F] een eerste pandrecht op alle aandelen in het kapitaal van [E b.v.] worden verleend. Het resterende gedeelte van de koopsom, groot € 2.500.000,-, zou worden voldaan door [D b.v.].

e.       Op 12 juli 2018 heeft ten kantore van de notaris een bespreking plaatsgevonden tussen [B] en de notaris. Daarbij is gesproken over het voornemen van [B] om middels zijn vennootschap [B b.v.] een financiering van € 2.500.000,- aan [D b.v.] te verstrekken, in het kader van de overname van de aandelen in het kapitaal van [E b.v.]. Daarbij heeft [B] de notaris  meegedeeld dat zijn vennootschap eerder € 800.000,- aan [D b.v.] ter beschikking had gesteld voor de aankoop van een aantal spellen, dat daarover niets op papier is gezet, dat hem ook is gevraagd een additionele financiering van € 500.000,- aan [D b.v.] te verstrekken en dat een en ander nog juridisch geregeld diende te worden. De notaris heeft in dat gesprek [B] geadviseerd om met klager en de gemachtigde van klager de voorwaarden te bespreken waaronder hij deze gelden ter beschikking zal gaan stellen.

f.       Op 19 juli 2018 heeft de notaris telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van klager over de geldlening(en) en de daaraan verbonden voorwaarden van financiering.

g.      Op 20 juli 2018 heeft de gemachtigde van klager een door hem opgesteld concept van een onderhandse geldleningsovereenkomst aan klager en [B]  gezonden. In deze concept-geldleningsovereenkomst verklaart [B b.v.], als schuldeiser, een geldlening te verstrekken aan [D b.v.], als schuldenaar, van

€ 3.775.000,-. In artikel 2 van deze concept-geldleningsovereenkomst is een rentepercentage van 7 % per jaar opgenomen. Tot zekerheid voor de terugbetaling van deze geldlening is in artikel 6 een pandrecht opgenomen, tweede in rang op alle door [D b.v.] gehouden aandelen in het kapitaal van

[E b.v.].

h.      Op 24 juli 2018 heeft [B] het concept van deze onderhandse geldleningsovereenkomst ter beoordeling aan de notaris toegezonden. Op dezelfde datum heeft de gemachtigde van klager aan klager geschreven:

“(…) Ik had naar aanleiding van het vorige week toegezonden concept van de lening overleg met [B]. [B] acht het (na overleg met notaris []) wenselijk de volgende zaken te wijzigen/aan te vullen:

-Als nadere zekerheid een eerste pandrecht op de door [A b.v.] en [C b.v.] gehouden aandelen in [D b.v.] (naast een tweede pandrecht op de aandelen [E b.v.])

-Een non-dividendverklaring inhoudende dat [D b.v.] geen dividenden zal uitkeren zolang de lening niet volledig is afgelost

-Vastlegging van lening en verpanding in een notariële akte (is voor rechtsgeldige verpanding ook een vereiste)

-Vastlegging van de aanvullende lening van 500k in een separate overeenkomst.”

i.        Na overleg tussen klager en [B] op 25 juli 2018, heeft klager op 26 juli 2018 een memo opgesteld en aan zijn gemachtigde en [B] gezonden. In dit memo is vermeld:

“(..) Voorts heb ik aangegeven dat ik mij gestoord heb aan adviezen die kennelijk en gevraagd en ongevraagd door notaris [] verstrekt worden, en vervolgens ongefilterd naar mij worden geventileerd en hun weg vinden naar leenovereenkomsten en verpandingen. (..)”

j.        Bij e-mail van 26 juli 2018 heeft klager aan zijn gemachtigde en [B]  geschreven:

“(..) Zekerheid voor [B]-geld door verpanding aandelen [D b.v.]. Rente 7%. Geen tweede pandrecht op de aandelen in het kapitaal van [E b.v.] (dit biedt nauwelijks extra zekerheid, en het is ook niet nodig). Aanvullend werkkapitaal in kleinere delen op afroep en in overleg. (..) Volgens mij is dit wat is afgesproken, anders graag nog even een reactie van [B]. (..)”

k.      Op 27 juli 2018 heeft de gemachtigde van klager de notaris verzocht contact met hem op te nemen teneinde het een en ander af te stemmen voordat hij de  concept-geldleningsovereenkomst aan klager en [B] zou toezenden.

l.        Op 31 juli 2018 heeft de notaris een e-mail aan [B] en klager (met een cc aan zijn gemachtigde en mr. D. Donk, destijds raadsman van klager (hierna: mr. Donk)) gezonden, waarin is vermeld:

“(…)Vanmiddag heb ik overleg gehad met [gemachtigde van klager] over de ontwerpakten, die van het weekend, zoals reeds aangekondigd al naar [gemachtigde van klager] had gezonden, zodat deze vooraf besproken konden worden door mij en [gemachtigde van klager]. (..)

De verpanding strekt niet alleen tot zekerheid voor de geldleningen maar ook voor alles wat de schuldeiser van de schuldenaar te vorderen heeft uit welken hoofde ook. Mijn advies is om dit te laten staan. (..)

De pandakte is verder, op verzoek van [B] (met wie ik hierover afgelopen vrijdag ochtend bij mij op kantoor een bespreking heb gehad) opgesteld vanuit de gedachte dat er op een gegeven moment door de pandhouder moet kunnen worden ingegrepen. Dit uit zich met name in de bepalingen in artikel 5 omtrent het stemrecht. (..)

Belangrijk daarbij is, mede in het kader van het onder omstandigheden kunnen ingrijpen, dat een aantal belangrijke aandeelhoudersbesluiten niet zonder toestemming van de pandhouder genomen mogen worden en dat het stemrecht dus op de pandhouder overgaat in het geval dat de schuldenaar in verzuim is.

(..)

Ik heb met [B], [gemachtigde van klager] en ook [klager] over het vestigen van zekerheden gesproken, nu [B] Holding B.V. voor in totaal een bedrag van

€ 3.300.000,00 aan geldleningen ter beschikking heeft gesteld, waarbij het kennelijk ook nog gewenst is, dat er nog een aanvullende geldlening van € 500.000,-- verstrekt wordt. (Deze lening heb ik op verzoek van [klager] nog niet opgesteld. (..))

Ik heb hierover met [klager] voor het eerst gesproken op 12 juli jongstleden. (..) [klager] gaf toen aan dat er tot dan toe nog nauwelijks over de inhoud van de door hem te verstrekken geldleningen gesproken was en ook niet over eventueel door hem te verkrijgen zekerheden.

Ik heb toen aan hem en later aan ieder van jullie uitgelegd, dat het gewoon onder de zorgplicht van de notaris valt om daar op te wijzen en dat heb ik dus ook gedaan. Ik heb toen aan [klager] het pallet van mogelijkheden aan zekerheden geschetst zonder daar verder een voorkeur voor uit te spreken (..).

Uiteindelijk is nu alleen gekozen voor een pandrecht op de aandelen [D b.v.]. (..)

Het is in mijn optiek heel eenvoudig om [D b.v.]. nog een pandrecht te laten vestigen op al zijn activa, met uitzondering van de aandelen [E b.v.] en de eigendom van de bewuste spelletjes. (..)

Dit hebben [B] en [klager] in mijn optiek vrij gemakkelijk zelf in de hand en ik heb eigenlijk (ook na het gesprek van vanmiddag met [klager]) nog steeds geen goede reden gehoord waarom dat niet gewoon gedaan wordt.

Het is [B] inmiddels wel duidelijk wat ik bedoel en ik heb een poging gedaan om dit vanmiddag nog eens rustig met [klager] te bespreken, doch die wilde er verder niet meer over praten. (..)

Ik heb ook helemaal niet uit mij zelf over die rente geadviseerd of iets gezegd. Ik heb [B] op een gegeven moment aan de lijn gehad en toen bracht hij zelf ter sprake dat hij een rente van 5 procent wat aan de lage kant vond, (..). Hij zelf dacht meer aan een bedrag van circa 7 a 8 %. Ik heb toen slechts gezegd, dat mij dat geen onredelijke rente leek. (..).”

m.    Bij e-mail van 2 augustus 2018 heeft de notaris aan klager en [B], met een cc aan de gemachtigde van klager en mr. Donk, geschreven: “(…) Vanochtend had ik overleg met [gemachtigde van klager], die mij met name de overwegingen van [klager] overbracht om vooralsnog niet akkoord te gaan met de inhoud van de akten, waarvan ik afgelopen dinsdagochtend de laatste ontwerp versies zond.

[Klager] heeft aan [gemachtigde van klager] aangegeven dat hij het aflossingsschema van de grote geldlening van € 2.500.000,00 toch te ambitieus vond. (..) [B] heeft om die reden aangegeven akkoord te gaan met een aflossingsschema van 5 jaar, waarin er in jaarlijkse termijnen van € 500.000,00 zal gaan worden afgelost.

Verder gaf [B] aan dat hij voor wat betreft het stemrecht op aandelen toch wil kiezen voor de variant dat hij als pandhouder het stemrecht heeft en dat hij aan de pandgever een volmacht verleent om het stemrecht te mogen uitoefenen. Die volmacht kan hij dan ieder moment intrekken. (..)”

n.      Bij e-mail van 3 augustus 2018 heeft de notaris een nieuw voorstel aan partijen geschreven, waarin is vermeld: “(…)Gisterenavond heb ik nog zowel met [klager] als met [B] gesproken. (..)

 De grote geldlening van € 2.500.000,00 behoudt het vernieuwde aflossingsschema, waarin het eerste jaar aflossingsvrij is. De eerste aflossing van € 700.000,00 behoeft dan ook pas over 2 jaar te geschieden. Dat geeft de onderneming die eerste twee jaar de volgens [klager] benodigde lucht om de cash flow op toeren te krijgen.

De pandhouder ([B b.v.]) krijgt gedurende het bestaan van het pandrecht het stemrecht over de aandelen 1 tot en met 56. Voor die aandelen geeft hij een volmacht aan [A b.v.]. om dat stemrecht uit te oefenen, maar de pandhouder kan te allen tijde die volmacht inroepen. [B b.v.] en [C b.v.] hebben dan gedurende de duur van het pandrecht tezamen het stemrecht op 156 aandelen, zodat zij een volstrekte meerderheid van 50% plus 1 van het aantal stemmen hebben. (..)

Volgens mij heb ik dan een voor een ieder acceptabele “mixture” van de beide systemen opgenomen.

[B b.v.] en [C b.v.] zouden [A b.v.] in een geval dat er geen sprake is van in gebreke zijn van [D b.v.] wel kunnen ontslaan en/of [C b.v.] als mede bestuurder benoemen als [B b.v.] haar volmacht aan [A b.v.] om het stemrecht uit te oefenen over de aandelen 1 tot en met 56 zou intrekken, maar de verwatering waar [klager] zo bang is kan dan niet plaatsvinden in die situatie. Verder dient natuurlijk bedacht te worden, dat zolang [D b.v.] als schuldenaar aan haar verplichtingen voldoet er geen enkele reden is om [A b.v.] als directeur te ontslaan maar dat terzijde. (..)

Overigens wil ik ook nog maar eens benadrukken, dat er alleen verwaterd kan worden als er echt een dringende kapitaal behoefte is bij [D b.v.] (..)”

o.      Klager heeft daarop diezelfde dag per e-mail aan de notaris en [B]  geantwoord: “(..) Ik ben als bestuurder van [D b.v.] bereid mee te werken aan het ondertekenen van de leningsovereenkomsten, het passeren van de pandakte alsmede de akte van levering van de aandelen [E b.v.] (..) Op basis van de liquiditeitsprognoses is derhalve reeds nu te voorzien dat óp enig moment (en waarschijnlijk al op kortere termijn) behoefte zal ontstaan aan de inbreng van extra liquiditeit. Dit zou kwalificeren als een dringende kapitaalbehoefte als beschreven in de mail van [de notaris] en derhalve aanleiding kunnen zijn tot verhoging van het aandelenkapitaal met alle gevolgen van dien voor ondergetekende. Ik ben dan ook van oordeel dat verstrekking van additionele middelen tot een bedrag van

€ 500.000,== dient te geschieden middels een additionele geldlening tegen condities gelijk aan de condities opgenomen in de laatste versie van de overeenkomsten van geldlening, aan het verlenen van mijn hiervoor genoemde medewerking verbind ik derhalve de voorwaarde dat dit aspect op correcte wijze in de stukken wordt verwerkt. (..) Alles overwegend kom ik tot het oordeel dat de belangen van allen er het beste mee gediend zijn indien ik mij terug trek als bestuurder van [D b.v.]. Ik zal dan ook direct na afronding van de overname mijn functie ter beschikking stellen en medewerking verlenen aan de benoeming van een nieuwe bestuurder.”

p.      De notaris heeft daarop diezelfde dag per e-mail gereageerd: “(..) Maar als er nu, met inachtneming van het gemelde in de email van [klager], overeenstemming is over de akten, dan zal ik de laatste ontwerpen rondzenden, waaronder de pandakte van vanochtend. Ik zal dan zo snel mogelijk een leningovereenkomst (kredietfaciliteit) van € 500.000,-- gaan opstellen, welke dan ook door het pandrecht gedekt zal worden. Ik ga er dan wel van uit dat we vanmiddag nog kunnen closen ondanks dat die leningdocumentatie nog niet gereed is, maar dat [klager] dan genoegen neemt met een toezegging van [B]. (..)”

q.      Op 6 augustus 2018 heeft de notaris twee geldleningsakten verleden, waarin is bepaald dat [D b.v.] een bedrag van € 2.500.000,- respectievelijk

€ 800.000,-, totaal € 3.300.000,-, van [B b.v.] ter leen heeft ontvangen. In beide geldleningsakten is voorts bepaald dat over de hoofdsom respectievelijk het restant daarvan een rente verschuldigd is, berekend naar zeven procent per jaar. Tot zekerheid voor de voldoening van de hoofdsom (en overige kosten) hebben [A b.v.] en [C b.v.] een pandrecht, eerste in rang, gevestigd op de door hen gehouden aandelen in het kapitaal van [D b.v.]. De notaris heeft op deze datum voorts de akte van aandelenoverdracht van [E b.v.] aan [D b.v.] en de akte van verpanding van de aandelen van [E b.v.] aan [F] als pandhouder en [D b.v.] als pandgever opgemaakt en gepasseerd. In deze laatste akte van verpanding is in artikel 6.6 onder e. opgenomen dat het [D b.v.]  zonder voorafgaande toestemming van [F] niet zal zijn toegestaan om een tweede pandrecht op de aandelen in het kapitaal van [E b.v.] te vestigen. Ten slotte heeft de notaris op genoemde datum de akte van verpanding opgemaakt en gepasseerd, waarin [A b.v.] en [C b.v.] – zowel tezamen als ieder afzonderlijk pandgever - pandrecht op de aandelen in [D b.v.] hebben verleend aan [B b.v.], pandhouder. In artikel 5.5 van de verpandingsakte is bepaald dat de pandhouder en de pandgever overeenkomen dat zij gedurende het bestaan van het onderhavige pandrecht niet zullen besluiten tot uitgifte van nieuwe aandelen in het kapitaal van [D b.v.].

3. De klacht

Klager verwijt de notaris dat hij in feite als partijnotaris is gaan optreden voor [B]. Klager heeft last van de eerdere ongevraagde adviezen zoals die door de notaris kennelijk aan [B] zijn gegeven. Klager ziet zich geconfronteerd met voorwaarden in de akten die hij vóór het inschakelen van de notaris, niet kende en ook niet voor ogen had.

De notaris heeft klager ook niet ervan op de hoogte gesteld dat hij [B] heeft geadviseerd. De notaris had beide zakenpartners gelijktijdig en van dezelfde informatie dienen te voorzien en hij had zich door beide partijen daarover moeten laten informeren voordat hij een advies verstrekte of handelingen uitvoerde in het kader van de op te stellen akten. Jegens klager levert het onbehoorlijke belangenbehartiging op en onbehoorlijke uitvoering van de verstrekte opdracht, aldus klager. De notaris heeft dan ook gehandeld in strijd met artikel 17 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna). De notaris heeft zijn ambt niet in onafhankelijkheid uitgeoefend en niet de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigd.

De notaris heeft dan ook niet voldaan aan zijn zorgplicht en informatieplicht jegens klager. Daarnaast is het handelen dan wel nalaten van de notaris in strijd met de artikelen 2 en 18 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 (hierna: Vbg 2011). De notaris heeft zich niet als een integer notaris gedragen. Hij heeft zich ook niet teruggetrokken toen een fundamenteel belangenconflict tussen de zakenpartners zich aandiende, terwijl hij dat wel had behoren te doen.   

4. Het verweer

De notaris heeft geconstateerd dat de gemachtigde van klager de redenen die de notaris aan hem had aangedragen in het telefonisch onderhoud tussen hen beiden van 19 juli 2018, om nu juist wel bepaalde zekerheden te vestigen ten behoeve van

[B b.v.], verkeerd heeft weergegeven in diens e-mail van 20 juli 2018.

Gelet op zijn zorgplicht kon de notaris niet uitsluitend volstaan met het informeren naar de beweegredenen voor de beoogde transacties, maar heeft hij nagegaan of zij zich bewust waren van het ontbreken van enige zekerheden voor de lening(en) en de daaraan verbonden risico’s.

De notaris verwijst in dit verband naar : ECLI:NL:HR:2007:BB3762.

Nu een niet afdwingbaar tweede pandrecht op de aandelen in [E b.v.] voor [B b.v.] geen enkele zekerheid bood en deze beoogde constructie niet met de wil van [B]  overeenstemde, heeft de notaris aan alle betrokkenen voorgesteld dat [A b.v.], [C b.v.] en [D b.v.] aan [B b.v.] alsnog andere zekerheden zouden verstrekken en daarover hebben de notaris, de gemachtigde van klager en klager regelmatig contact gehad.

Het resultaat is vervolgens geweest dat [A b.v.] en [C b.v.] aan [B b.v.] een afdwingbare zekerheid hebben verstrekt in de vorm van een eerste recht van pand op de aandelen in [D b.v.], dat uiteindelijk aan [D b.v.] voor een bedrag van € 3.300.000,- door [B b.v.] aan [D b.v.] aan geldleningen zijn verstrekt en dat daardoor uiteindelijk de beoogde acquisitie van [E b.v.] op 6 augustus 2018 plaats heeft kunnen vinden. Een en ander is vastgelegd in een tweetal akten van geldlening en een akte van verpanding van de aandelen in het kapitaal van [D b.v.], welke alle op 6 augustus 2018 door de notaris zijn verleden.

De additionele lening van € 500.000,- is niet op advies van de notaris afgeblazen, maar op verzoek van [B] kort voor de closing  voorlopig ‘on hold’ gezet.

De notaris heeft de belangen van alle partijen, dus ook die van klager, gediend en iedereen volledig geïnformeerd. De notaris heeft niet opgetreden als partij-notaris, maar heeft juist getracht oog te hebben voor de belangen van beide partijen en heeft zorgvuldig en open gecommuniceerd.

De notaris heeft ten slotte niet geadviseerd over de hoogte van het rentepercentage. Dit percentage stond in het hem toegestuurde concept van de geldleningsovereenkomst en was in overeenstemming met de wil van partijen.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Klager verwijt de notaris dat hij partijdig en onzorgvuldig heeft gehandeld ter zake van het opmaken van de diverse notariële akten van 6 augustus 2018, meer specifiek met betrekking tot de voorwaarden waaronder de geldleningen van € 2.500.000,- en € 800.000,- door [B b.v.] ter beschikking zijn gesteld.

De notaris heeft, nadat hij op 12 juli 2018 [B] persoonlijk had gesproken, op 19 juli 2018 telefonisch overleg gevoerd met de gemachtigde van klager over de geldleningen en een aantal suggesties gedaan over het opstellen van de leningdocumenten. Nadat hij de onderhandse concept-geldleningsovereenkomst van de gemachtigde van klager had ontvangen, heeft de notaris gelezen dat daarin een tweede pandrecht op de aandelen van [E b.v.] was opgenomen, hetgeen geen afdoende zekerheid voor [B] gaf, gelet op de bepaling in de verpandingsakte van [F] ten aanzien van een tweede pandrecht. Daarom heeft de notaris voorgesteld in plaats daarvan een pandrecht te vestigen op de aandelen in het kapitaal van [D b.v.] en het stemrecht op de verpande aandelen te verlenen aan de pandhouder, [B b.v.]

De kamer overweegt dat de notaris de situatie aldus juridisch juist heeft geduid. Immers, de inspanningsverplichting, zoals deze in artikel 6 van het concept van de geldleningsovereenkomst is opgenomen, bood voor [B b.v.] geen zekerheid dat daadwerkelijk een tweede pandrecht op de aandelen van [E b.v.] zou kunnen worden gevestigd. Dat vervolgens tussen partijen een geschil is gerezen over de alternatieve mogelijkheden aan zekerheden voor [B b.v.], de hoogte van de rente, het aflossingsschema en het al dan niet verstrekken van een volmacht aan klager om dit stemrecht uit te oefenen, kan de notaris niet worden verweten. Partijen hebben uiteindelijk overeenstemming bereikt over de geschilpunten hetgeen onder meer geresulteerd heeft in het opnemen van de antiverwateringsclausule zoals neergelegd in artikel 5.5 van de verpandingsakte van [D b.v.], zodat daarmee ook de belangen van klager voldoende waren gewaarborgd. De kamer overweegt dat gelet op het voorgaande en blijkens de e-mails van 31 juli, 2 en 3 augustus 2018 van de notaris aan alle betrokkenen, de notaris beide partijen voldoende heeft voorgelicht over de inhoud en de gevolgen van de notariële akten, hij voldoende oog heeft gehad voor de belangen van beide partijen en dat voorts niet is komen vast te staan dat hij de belangen van één partij boven die van de ander heeft gesteld of dat klager hierdoor in een nadeliger positie is gebracht. Van schending van de artikelen 2 en 18 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 – zoals klager betoogt – is evenmin gebleken, nu de notaris zich in onderhavig geval zodanig heeft gedragen dat het vertrouwen in het notariaat en in zijn eigen beroepsuitoefening niet is geschaad en hij ook niet in de rol van partijnotaris is opgetreden.

De kamer merkt daarbij in dit verband nog op dat, indien de notaris niet was nagegaan bij [B] of hij zich bewust was van het ontbreken van enige zekerheid bij het verstrekken van de leningen en de daaraan verbonden risico’s en aldus de belangen van [B] niet in acht had genomen, de notaris achteraf juist een verwijt had kunnen worden gemaakt dat hij in strijd met zijn zorgplicht en aldus verwijtbaar zou hebben gehandeld.

5.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. C.E. van Oosten-van Smaalen, voorzitter, T.H. van Voorst Vader, C.E. Jonker, en A.J.H.M. Janssen, J.H.M. Erkamp, leden,

in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2019.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).