ECLI:NL:TGZRSGR:2018:114 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-296b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2018:114
Datum uitspraak: 31-07-2018
Datum publicatie: 31-07-2018
Zaaknummer(s): 2017-296b
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Ongegronde klacht tegen een arts. Het voorschrijven van metformine in plaats van metformax was een geëigende behandeling, omdat metformax niet geregistreerd is in Nederland. Klacht afgewezen.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

thans verblijvende te B,

klager,

gemachtigde: mr. J. Roosma, werkzaam te Almere.

tegen:

C, arts,

BIG-registratienummer 19915500501,

werkzaam te D,

verweerder,

gemachtigde: mr. N.M.H. Hoekstra, werkzaam te  Utrecht.

1.           Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 27 december 2018

- het aanvullend klaagschrift

- het verweerschrift met bijlagen

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek op 26 april 2018

- de brief d.d. 21 mei 2018 van klager.

1.2       Het College heeft de klacht op 19 juni 2018 in raadkamer behandeld.  

2.          De feiten

2.1            Klager, geboren op […] 1964, is vanaf […] 2017 gedetineerd in de

Penitentiaire Inrichting te F (hierna: P.I. F). Klager is van 6 april 2017 tot en met 18 mei 2017 opgenomen geweest in het G te H (hierna: G). Klager heeft diabetes mellitus type 2.

2.2       Verweerder is als arts werkzaam in G. Op 6 april 2017 heeft een collega van verweerder klager opgenomen. De reden van opname was ontregelde diabetes mellitus type 2  bij weigering van medicatie (waarbij de op 5 april 2017 gecontroleerde glucosewaarde 20,4 bedroeg) en polyneuropathie. Over de intake staat op het aanmeldingsformulier nog het volgende:

“Bewandeld voortraject        Hr wil dezelfde medicatie als hij altijd kreeg in I: metformax. I.o.m. apotheker is gebleken dat metformine die hr hier krijgt, dezelfde is. Per 22/2/17 vorm aangepast, hier leek hr tevreden mee. Sindsdien wekelijks contact met een verpleegkundige. Sinds 30/3 toename van klachten van tintelingen en opgezette benen. Gisteren consult arts, waarin hr heeft aangegeven te stoppen met medicatiegebruik. Klaagt over de medische zorg in Nederland. In I is deze beter. Ook heeft hr geen vertrouwen in de arts hier.”

Huidige medicatie                 geneesmiddel                                                 dosering

Let op: geef voor                   Omeprazol 40 mg 1d1t

minimaal twee dagen             Pregabaline 75 mg 1-0-0-2

medicatie mee ter                  Ascorbinezuur 500 mg 1-0-0-0

overbrugging                         Lyrica 75 mg 1-0-0-0

                                               Metformine 850 mg 1-0-1-0

                                               Zolpidem 10 mg 0-0-0-1

2.3       Klager is in eerste instantie op de afdeling J van het G opgenomen. Verweerder is hier werkzaam als afdelingsarts. Op 8 april 2017 heeft verweerder klager voor het eerst gezien, waarbij de diabetesverpleegkundige tevens in consult is gevraagd. Verweerder heeft Metformine HCL 3dd 850 mg en bij een glucosewaarde boven de 15 tijdelijk Novorapid geadviseerd en voorgeschreven.

2.4       Op 9 april 2017 was de bloedsuikerwaarde van klager 11,3. Klager zei te twijfelen of hij de geadviseerde en voorgeschreven Metformine HCL in wilde nemen. Hij zei voorts tegen verweerder dat hij zijn I medicatie beter vond en hij wilde deze invoeren.

2.5       Op 10 april 2017 weigerde klager zijn medicatie in te nemen en zijn bloedsuiker te laten controleren. Verweerder heeft hierop aan klager het belang van de medicatie uitgelegd. Ook verzocht klager naar afdeling K overgeplaatst te worden, waarop verweerder hiertoe een verzoek heeft ingediend bij het kader.

2.5       Op 10 mei is klager bezocht door de internist L. De internist adviseerde klager onder andere het consult met de neuroloog af te wachten en de antidiabetica trouw in te blijven nemen. Op 11 mei 2017 is klager gezien door de neuroloog. De neuroloog kwam tot de conclusie dat mogelijk sprake was van een carpaal tunnelsyndroom en sprake was van diabetische polyneuropathie met bij ontregeling toegenomen neuropatische pijn.

2.6       Na de overplaatsing van klager naar de afdeling K, zag verweerder klager in het kader van waarneming op 15 mei 2017 en op 17 mei 2017. Op 17 mei 2017 weigerde klager medicatie en controles. Hierna is verweerder niet meer betrokken geweest bij de behandeling van klager.

2.7       Op 19 mei 2017 is klager weer teruggekeerd naar de P.I. F.

3.          De klacht

Klager verwijt verweerder dat verweerder Metformine HCL heeft voorgeschreven en/of toegediend terwijl klager had aangegeven dat dit medicijn bij hem geen tot een minder sterke werking heeft waardoor hij veel pijn heeft ervaren, alsmede een doof gevoel in zijn vingers en zwakke polsen. Hierdoor is klager door verweerder onzorgvuldig behandeld.

4.        Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.        De beoordeling

5.1       Verweerder heeft in zijn verweerschrift gesteld dat hij de Metformine niet heeft toegediend, maar wel heeft voorgeschreven (3dd 850 mg), daar klager reeds in de P.I. F dit medicijn (2dd 850 mg) kreeg. Volgens verweerder is Metformax in Nederland niet geregistreerd en kan het derhalve niet worden voorgeschreven. Daarbij is de werkzame stof in Metformax en Metformine HCL dezelfde (namelijk metformine) en was er geen contra-indicatie voor het voorschrijven van Metformine HCL. De klachten die klager aangaf zijn geen bekende bijwerkingen van Metformine HCL. Verweerder acht het niet waarschijnlijk dat deze klachten door het gebruik van Metformine HCL zijn veroorzaakt. Daarnaast heeft verweerder in meerdere gesprekken het belang van de medicatie en de onmogelijkheid om Metformax in te voeren aan klager uitgelegd. Dit aldus verweerder.

5.2       Het College ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door klager Metformine HCL voor te schrijven. Metformax is niet geregistreerd in Nederland en kan derhalve niet ingevoerd worden. Bovendien bevatten Metformine HCL en Metformax dezelfde werkzame stof en heeft verweerder hierover aan klager uitleg gegeven. Het voorschrijven van Metformine HCL was derhalve een geëigend beleid en het College acht het voorschrijven dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Tijdens het mondelinge vooronderzoek op 26 april 2018 is ook gesproken over het niet voorschrijven van een sulfonylureumderivaat. Naar het oordeel van het College is het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de artsen in het G eerst geprobeerd hebben te komen tot regelmatige, trouwe inname van de Metformine HCL, het middel van eerste keus. De klacht is ongegrond.

5.3       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

6.       De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven op 31 juli 2018 door L.J. Sarlemijn, voorzitter,

M.W. Koek, lid-jurist, B. van Ek, R.J. Stolker en N.G. Hartwig, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door T.C. Brand, secretaris.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.