ECLI:NL:TGZREIN:2019:48 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1904

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2019:48
Datum uitspraak: 10-10-2019
Datum publicatie: 10-10-2019
Zaaknummer(s): 1904
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Medisch dossier van klager is na beëindiging praktijk van huisarts niet terechtgekomen bij diens praktijkopvolger, ook niet bij de nieuwe huisarts van klager, en dus niet correct overgedragen conform de KNMG-richtlijn. Verweerder heeft hiervoor geen verklaring gegeven, geen poging gedaan het dossier te (helpen) reconstrueren, klager met een kluitje in het riet gestuurd en zich niet toetsbaar opgesteld. Belangen klager ernstig verwaarloosd. Klacht gegrond, berisping.

Uitspraak: 10 oktober 2019

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 7 januari 2019 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

voorheen werkzaam te [D]

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift en de aanvulling daarop

-          het verweerschrift

-          aanvullende informatie van klager van 5 juni 2019, ingekomen op 11 juni 2019

-          aanvullend bericht van verweerder van 18 augustus 2019, ingekomen op

29 augustus 2019.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 11 september 2019 behandeld. Klager was daarbij aanwezig. Verweerder is met kennisgeving niet verschenen. Klager heeft een toelichting gegeven en daarbij gebruik gemaakt van spreekaantekeningen.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Verweerder was tot 1 december 2017 werkzaam als huisarts. Verweerder heeft vóór

1 december 2017 zijn patiënten bericht dat hij zijn praktijk zal overdragen aan [E] (hierna: de opvolgster).

Klager was zo’n 30 jaar patiënt van verweerder.

Vóór 1 december 2017 heeft klager telefonisch aan (de doktersassistente van) verweerder laten weten dat hij niet wil overgaan naar de huisartsenpraktijk van de opvolgster en verzocht zijn medisch dossier over te dragen aan de huisartsenpraktijk van [F]. (hierna: de nieuwe huisarts).

Op 14 maart 2018 is verweerder doorgehaald uit het BIG-register omdat de herregistratie niet heeft plaatsgevonden.

Op 21 december 2018 heeft klager terloops bij de nieuwe huisarts gevraagd of zijn medisch dossier was overgedragen. Er werd hem verteld dat zijn medisch dossier niet was ontvangen. Diezelfde dag heeft klager contact gezocht met verweerder en zijn doktersassistente. Deze laatste liet weten niets meer te hebben en dat alles is overgedragen aan de opvolgster.

Op 3 juni 2019 heeft de nieuwe huisarts een brief aan klager meegegeven met de volgende inhoud:

“Geachte collega,

contact met tuchtcommissie mbt het niet doorsturen van zijn dossier door dr  [naam verweerder], zij vragen nu om een schriftelijk bewijsje van ons dat we nooit iets ontvangen hebben

Naar aanleiding van bovenstaand bericht van patient [naam klager] kan ik bevestigen dat wij nooit een medisch dossier ontvangen hebben van dhr.”.   

Bij brief van 3 juni 2019 heeft de opvolgster aan klager het volgende bericht:

“In antwoord op ons telefoongesprek verwoord ik nogmaals wat wij besproken hebben.

Op 01 december 2017 heb ik de meeste patienten van huisarts [naam verweerder] overgenomen. Vanaf 01 november 2017 ben ik een vrijgevestigde praktijk gestart met nul patienten. U gaf aan vanaf jongs af aan in de praktijk bij [naam verweerder] ingeschreven te zijn geweest en niet in de maand november 2017 te zijn overgestapt naar mijn praktijk. Op 01-12-2017 is uw dossier niet overgeschreven op mijn praktijk. Ik heb geen medische dossier in beheer op uw naam met bijbehorende geboortedatum.

In Medicom, het huisartsinformatie systeem waarmee [G] huisartsen werken heb ik 2 vervallen dossiers gevonden. Zie bijlage. Het is uw dossier en dat van mijn collega dokter [naam nieuwe huisarts]. 1 dossier is volledig leeg en op 27-11-2017 gemuteerd door medewerker [H] [naam verweerder].”.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat verweerder bij zijn praktijkbeëindiging per 1 december 2017 het medisch dossier van klager niet correct heeft overgedragen aan de nieuwe huisarts van klager noch aan de opvolgster van de praktijk van verweerder, waardoor er 30 jaar medische historie van klager weg is.

4. Het standpunt van verweerder

In een eerste reactie laat verweerder, voor zover voor de klacht van belang, weten dat het zoek raken van medische gegevens begrijpelijk erg vervelend is, dat de doktersassistente (tevens echtgenote van verweerder) klager meermalen heeft uitgelegd dat het voor verweerder niet langer mogelijk is om na te gaan waar de medische gegevens van klager zich nu bevinden en dat hij klager heeft geadviseerd te informeren bij zijn opvolgster en/of zijn nieuwe huisarts. In een tweede reactie bericht verweerder sinds 1 december 2017 geen toegang meer te hebben tot medische gegevens/dossiers en dat alle gegevens, van zowel actieve als niet actieve patiënten in handen zijn van zijn opvolgster en heeft hij andermaal verwezen naar anderen. Verweerder stelt dat hij zich contractueel heeft vastgelegd 5 jaar niet te interfereren met de praktijk van zijn opvolgster en dat zijn persoonlijke relatie met zijn opvolgster niet van dien aard is dat hij hier op vriendschappelijke basis om kan vragen.

5. De overwegingen van het college

Uit de KNMG richtlijn “Omgaan met medische gegevens (2016)” onder 6.7 volgt dat als de behandeling van een patiënt wordt overgenomen door een nieuwe arts, het binnen de huisartsgeneeskundige sector gebruikelijk is dat het medisch dossier van die patiënt wordt overgedragen aan de nieuwe arts. Dit gebeurt met het oog op de continuïteit van de zorg. Uit de zorg van een goed hulpverlener vloeit voort, dat de arts – op verzoek en met toestemming van de patiënt – (de inhoud van) het medisch dossier aan de nieuwe arts ter beschikking stelt. Bij de overdracht van een medisch dossier is het in ieder geval van belang dat dit zorgvuldig gebeurt, zodat de gegevens niet verloren kunnen gaan. Dit betekent doorgaans dat de arts het dossier zonder tussenkomst van de patiënt overdraagt aan de nieuwe arts. Ook moet de bewaartermijn in acht worden genomen. Als een origineel (papieren) medisch dossier wordt overgedragen, neemt de nieuwe arts de bewaartermijn daarvan over. Bij digitale dossiers kan ervoor worden gekozen om een kopie van de gegevens aan de nieuwe arts over te dragen. Het originele medisch dossier blijft dan bij de arts achter. Die bewaart het dan gedurende de wettelijke bewaartermijn.

 In dit geval is door verweerder niet betwist dat klager hem bijtijds heeft gevraagd zijn medisch dossier over te dragen aan zijn nieuwe huisarts. De nieuwe huisarts heeft schriftelijk verklaard nooit het medisch dossier van verweerder te hebben ontvangen. Ook de opvolgster van verweerder heeft verklaard dat zij geen medische dossier van klager in beheer heeft en dat zij in het (digitale) huisartsinformatie systeem enkel een vervallen en leeg dossier op naam van klager heeft teruggevonden. Bij gebrek aan een deugdelijke en gemotiveerde weerlegging door verweerder gaat het college uit van de juistheid van deze verklaringen.

Het college stelt vast dat verweerder het medisch dossier niet overeenkomstig de hiervoor genoemde richtlijn heeft overgedragen en ook geen (toereikende) verklaring heeft gegeven waarom hier anders dan gebruikelijk is gehandeld. Dat kennelijk de overdracht van de praktijk van verweerder aan de opvolgster op onplezierige wijze is verlopen, kan en mag niet aan klager worden tegengeworpen en ontslaat verweerder ook niet van de op hem rustende verplichting om voor een zorgvuldige overdracht te zorgen.

Ook heeft verweerder geen enkele poging gedaan om het (kennelijk) zoekgeraakte medisch dossier van klager in het belang van continuïteit van de zorg op welke manier dan ook te reconstrueren. Daarmee heeft hij de belangen van klager ernstig verwaarloosd.

De klacht zal daarom gegrond worden verklaard.

Bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen maatregel betrekt het college de omstandigheid dat verweerder klager (herhaaldelijk) met een kluitje in het riet heeft gestuurd door (telkens) naar anderen te verwijzen die, zoals blijkt uit hun verklaringen, geen gegevens van verweerder hebben ontvangen. De college constateert verder dat hij in deze klachtprocedure geen blijk heeft gegeven van reflectie op en inzicht in eigen handelen en zich niet toetsbaar heeft opgesteld. Zijn handelwijze kan niet anders dan als onprofessioneel worden gekwalificeerd waarmee hij de belangen van klager uit het oog heeft verloren.

Met deze stand van zaken is een maatregel van berisping daarom passend en geboden.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart de klacht gegrond;

-          legt hiervoor de maatregel van berisping op.

Aldus beslist door T. Zuidema, voorzitter, I. Boekhorst lid-jurist, C.L.S.M. Stuurman,

H.J. Weltevrede en B.C.A.M. van Casteren-van Gils, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van N.A.M. Sinjorgo, secretaris en uitgesproken door C.D.M. Lamers op

10 oktober 2019 in aanwezigheid van de secretaris.