ECLI:NL:TGZREIN:2018:85 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1863
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2018:85 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-11-2018 |
Datum publicatie: | 22-11-2018 |
Zaaknummer(s): | 1863 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Gegrond, berisping |
Inhoudsindicatie: | Rapportages van GZ-psycholoog betreffende ADHD/ADD en dyslexie bij zoons van klager voldoen op veel onderdelen niet aan de daarvoor geldende criteria en behandeladviezen wijken ongemotiveerd af van geldende richtlijnen. Berisping. |
Uitspraak: 22 november 2018
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 april 2018 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klager
tegen:
[C]
gezondheidszorgpsycholoog
werkzaam te [B]
verweerster
gemachtigde ter zitting: R.G.J.M. Onderdonck te Eindhoven
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift
- het verweerschrift
- repliek
- dupliek
- de pleitnotitie van verweerster.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.
De klacht is ter openbare zitting van 31 oktober 2018 behandeld. Partijen waren aanwezig. Verweerster heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en aan de hand daarvan het woord gevoerd. Klager heeft daarop ter zitting gereageerd.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Klager en zijn echtgenote hebben verweerster verzocht om hun zonen [D] (geboren in 2005) en [E] (geboren in 2008) te testen op ADD/ADHD. Voorts is aan verweerster verzocht om zoon [E] te testen op dyslexie.
Verweerster heeft ten aanzien van [D] en [E] (ongedateerde) onderzoeksverslagen opgesteld en ten aanzien van hen beiden op 3 respectievelijk 9 april 2018 een ADD/ADHD-verklaring afgegeven. Ten aanzien van [E] heeft verweerster op 11 maart 2018 een dyslexie-onderzoeksrapport opgesteld en op diezelfde datum een tijdelijke dyslexieverklaring afgegeven (geldig tot juli 2018).
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerster:
1) De classificatie ADHD is bij zoon [D] niet zorgvuldig gesteld, uit de vragenlijsten blijkt dat er sprake is van ADD.
2) Er zijn geen behandelplannen voor ADHD en dyslexie opgesteld voor [D] en [E].
3) Het adviseren van luistertherapie en een prismabril voor de behandeling van ADHD en dyslexie is niet passend.
4) Dat klager vooraf niet geïnformeerd is dat ernstige, enkelvoudige dyslexie nog niet uitgesloten kan worden bij [E].
5) Het tarief van € 695 euro is voor 3 uur aanvullend onderzoek erg hoog.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster is van mening dat zij haar werkzaamheden op een zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd, de grenzen van haar deskundigheid in acht heeft genomen en tot een juiste diagnose en advisering is gekomen.
Verweerster wijst erop dat hetgeen ten aanzien van mogelijke behandelingen in het Protocol Dyslexie 2.0 (van 1 mei 2013) is opgenomen moet worden gezien als niet meer dan een leidraad waarvan kan worden afgeweken, zeker gelet op nadien ontstane ontwikkelingen of bevindingen ten aanzien van behandelmogelijkheden.
De mogelijke behandelingen zijn in het onderzoeksverslag van [E] opgenomen onder het kopje ‘hulp’. Dit kan worden gezien als een behandelplan. In het onderzoeksverslag van [D] is dat kopje abusievelijk weggevallen, maar de mogelijke behandelingen (die gelijkluidend zijn aan die voor [E]) zijn tijdens het adviesgesprek met de ouders wel besproken en nadien is het onderzoeksverslag van [E] in die zin aangevuld en aan ouders toegezonden.
5. De overwegingen van het college
De klachten richten zich met name op de door verweerster ten aanzien van [D] en [E] opgestelde onderzoeksverslagen en het ten aanzien van [E] opgestelde dyslexierapport, alsmede op de door verweerster gegeven behandeladviezen.
Het college toetst ten volle of de onderzoeksrapporten van verweerster uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kunnen doorstaan. Ten aanzien van de conclusies van de rapportages wordt beoordeeld of verweerster in redelijkheid tot haar conclusies heeft kunnen komen.
Conform de Beroepscode van het Nederlands Instituut voor Psychologie (NIP) van januari 2015 (in werking getreden per 1 maart 2015) dient een psychologisch rapport minimaal aan de navolgende eisen te voldoen:
· het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
· het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
· uit de rapportage moet duidelijk blijken op welke gronden de bevindingen en conclusies berusten en wat de beperkingen daarvan zijn;
· het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
· in de rapportage wordt melding gemaakt van de vertrouwelijke aard en na verloop van welke termijn de conclusies redelijkerwijs hun geldigheid hebben verloren.
Deze normen sluiten aan bij de normen die de tuchtcolleges gebruikelijk in dit soort zaken aanleggen.
De hiervoor genoemde normen zijn nader uitgewerkt en/of toegelicht in de Algemene Standaard Testgebruik NIP 2017 (AST-NIP), waarin ook een nadere uitwerking is opgenomen van de basiselementen waaruit een psychologisch rapport over het algemeen bestaat.
Het college heeft – met verweerster – ter zitting vastgesteld dat er geen schriftelijke (overeenkomst van) opdracht van klager is opgemaakt. Verweerster heeft verklaard dat zij de opdracht doorgaans mondeling bespreekt tijdens een eerste telefonisch contact waarin zij de gang van zaken uitlegt.
Verweerster heeft nagelaten om de onderzoeksopzet en het verloop van het onderzoek in de verslagen en in het rapport te vermelden. Zij stelt dat zij de onderzoeksopzet en de wijze waarop het onderzoek verloopt, zoals door haar te doen gebruikelijk, tijdens het voornoemde eerste telefoongesprek aan klager of aan zijn echtgenote heeft verteld.
Voorts is geconstateerd dat in de samenvatting van de intake in de onderzoeksverslagen en in het dyslexierapport niet alle aan verweerster beschikbare informatie van ouders en van derden is opgenomen. Evenmin heeft verweerster vermeld uit welke bronnen de haar beschikbare informatie afkomstig was.
Het college stelt vast dat verweerster reeds hiermee niet heeft voldaan aan de hiervoor genoemde criteria waaraan rapportages dienen te voldoen.
Het heeft het college voorts bevreemd dat verweerster de adviesgesprekken met klager en zijn echtgenote heeft gevoerd alvorens zij bekend waren met de inhoud van de onderzoeksverslagen en het dyslexierapport zelf, waardoor klager en zijn echtgenote niet in staat zijn gesteld om voorafgaand aan het adviesgesprek daarvan kennis te nemen en eventuele opmerkingen of vragen te formuleren. Hiermee heeft verweerster geen adequate invulling gegeven aan het inzagerecht en het correctierecht van klager.
In het dyslexierapport (pagina zes, tweede alinea) van [E] wordt verwezen naar conclusies uit differentiaal-diagnostisch onderzoek, maar die conclusies zijn niet terug te vinden in het dyslexierapport. Verweerster heeft erkend dat zij haar afwegingen dienaangaande niet expliciet in het rapport heeft opgenomen. Het college acht het onzorgvuldig dat wordt volstaan met een verwijzing naar conclusies zonder inzichtelijk te maken wat die conclusies zijn en waarop zij deze heeft gebaseerd.
Vervolgens heeft het college geconstateerd dat verweerster bij het stellen van haar diagnoses en bij het afgeven van de verklaringen gebruik gemaakt heeft van of verwezen heeft naar de DSM-IV-TR classificatie, terwijl binnen de beroepsgroep waartoe verweerster behoort al geruime tijd, sinds 2017, de afspraak geldt dat gebruik wordt gemaakt van de DSM-5 classificatie. In de concrete casus heeft dit gevolgen voor de omschrijving van de diagnoses, omdat immers de DSM-5 classificatie ADD includeert. Verweerster heeft ter zitting niet kunnen verklaren waarom zij niet heeft gehandeld conform de binnen haar beroepsgroep geldende afspraak.
Ten slotte heeft het college vastgesteld dat in de onderzoeksverslagen en de rapportage geen behandelplannen zijn opgenomen. De onder het kopje ‘Hulp’ opgenomen behandeladviezen kunnen niet als zodanig worden aangemerkt. Ten aanzien van die behandeladviezen merkt het college nog het volgende op.
De behandeladviezen inzake ADHD zoals die zijn opgenomen in de onderzoeksverslagen van [D] en [E] zijn niet conform de erkende Richtlijn voor Behandeling ADHD.
Dat verweerster het niet eens is met de inzet van gebruikelijke behandelmethodieken bij een constatering van dyslexie zoals die zijn opgenomen in het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 2.0 moge zo zijn, maar zij heeft in het dyslexierapport van [E] niet verwoord wat die methodieken volgens het Protocol dan zijn en wat de reden is dat zij meent dat daarvan in haar optiek bij de behandeling moet worden afgeweken.
Verweerster is immers van mening dat (steeds) gekozen moet worden voor een behandeling middels luistertherapie, welke methode in voornoemde richtlijn noch in voornoemd protocol wordt voorgestaan, in ieder geval niet als eerste keuze. Dit klemt temeer nu verweerster zelf zegt gespecialiseerd te zijn in de door haar geadviseerde luistertherapie.
Het college is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de door verweerster opgestelde onderzoeksverslagen en het door verweerster opgestelde dyslexierapport niet voldoen aan de daartoe geldende criteria. Door de onderzoeksverslagen en het rapport niet conform de daartoe gebruikelijke systematiek op te stellen, is de werkwijze van verweerster niet transparant of reproduceerbaar en daarmee niet controleerbaar gebleken. Het college is van oordeel dat daardoor niet toetsbaar is of verweerster in redelijkheid tot haar conclusies had kunnen en mogen komen.
Het college zal de klacht gegrond verklaren. Aan die gegrondverklaring zal het college de maatregel van berisping verbinden. Het college acht de oplegging van een lichtere maatregel niet mogelijk, omdat de huidige wijze van praktijkvoering van verweerster onvoldoende controleerbaar is en er geen sprake is van een incident. Het college zal niet overgaan tot oplegging van een zwaardere maatregel, omdat verweerster ter zitting heeft laten blijken in te zien wat er schort aan haar werkwijze en zij expliciet heeft verklaard dat zij daarin per direct veranderingen gaat aanbrengen.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt op de maatregel van berisping.
Aldus beslist door A.H.M.J.F. Piëtte als voorzitter, A.M. Bossink als lid-jurist, W.C.B. Hoenink, M.J.E. Lemmens en Th.A.M. Deenen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van N.A.M. Sinjorgo als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2018 in aanwezigheid van de secretaris.