ECLI:NL:TGZRAMS:2018:144 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/267T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2018:144
Datum uitspraak: 12-12-2018
Datum publicatie: 12-12-2018
Zaaknummer(s): 2018/267T
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Klager is voorzitter van de VVE van het gebouw waar verweerster (tandarts) haar praktijk heeft gevestigd. Klager verwijt verweerster dat zij hem als patiënt uit haar praktijk heeft gezet vanwege zijn gedrag tijdens een vergadering van de VVE.   Gegrond, waarschuwing

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 4 juli 2018 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

tandarts,

werkzaam te B,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde mr. S. Dik, verbonden aan DAS Rechtsbijstand.

1.         Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 3 september 2018 gehouden verhoor in het kader van het vooronderzoek, met aangehecht pleitnotities van klager, houdende de reactie van klager op het verweerschrift;

-                      de e-mail van klager van 24 oktober 2018;

-                       de brief met bijlage van mr. Dik van 29 oktober 2018;

-                      de brief van mr. Dik van 8 november 2018;

-                      de e-mail met bijlage van klager van 9 november 2018.

De klacht is op een openbare zitting behandeld.

Partijen waren aanwezig.  Verweerster werd bijgestaan door mr. Dik. Partijen hebben er ter zitting vanaf gezien de door hen meegebrachte getuigen te horen.

2.         De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Verweerster is sinds 2 september 2004 tandarts en sinds 11 oktober 2004 eigenaar van Tandartspraktijk B te B (hierna ook de tandartspraktijk).

2.2 De praktijk van verweerster is gevestigd in een gebouw dat eigendom is van de leden van een Vereniging van Eigenaren (VvE). Klager is voorzitter van het bestuur van deze VvE.

2.3 Klager was vanaf 2004 tot juni 2018 patiënt bij verweerster.

2.4 Op 22 januari 2018 heeft verweerster een e-mail gestuurd naar klager met de volgende inhoud:

            “ Geachte heer A,

Graag zou ik in de zomer van 2019 mijn tandartspraktijk willen verbouwen om te voldoen aan de vernieuwde richtlijnen in Nederland. Van het huishoudelijk reglement heb ik begrepen dat elke verbouwing moet worden goedgekeurd door (het bestuur van) de VvE. Klopt dit? Dan zou ik dat graag bij deze willen doen.

(…) ”

2.5 Na de indiening van dit verbouwingsverzoek is er een e-mailcorrespondentie tussen klager en verweerster op gang gekomen.

2.6 Tijdens de Algemene Ledenvergadering (ALV) van de VvE op 31 mei 2018, waarbij klager als voorzitter optrad, is het verbouwingsverzoek van verweerster weggestemd. De betreffende (concept) notulen bevatten hieromtrent onder meer het volgende:

“ (…)

10. Verbouwing Tandartsenpraktijk (…) :

Het verbouwingsverzoek van [verweerster] voor een constructie doorbraak in haar praktijk (…) wordt, naast de documenten die bij de vergaderstukken zaten, door haar mondeling toegelicht.

(…)

Het bestuur geeft hier het volgende antwoord op:

Omdat dragende muren onderdeel vormen van de constructie, in dit geval met 4 etages boven de draagmuur, mogen deze niet worden weggehaald/doorbroken worden. Daarnaast is het wettelijk zo dat het bestuur en alle leden van de VvE financieel verantwoordelijk zijn, en ten alle tijden blijven, voor eventuele financiële gevolgen (scheuren, verzakkingen in de muren van bovengelegen appartementen) van het doorbreken van een steunmuur in de praktijk (…). Het bestuur en de leden van de VvE zijn ten zeerste tegen deze verbouwing en het verbouwingsverzoek wordt weggestemd met 1 stem voor en 75 stemmen tegen.”

2.7 Op 25 juni 2018 heeft verweerster per e-mail de behandelrelatie met klager opgezegd. Deze e-mail bevat het volgende:

“Gezien de recente ontwikkelingen omtrent mijn verbouwing en uw rol daarin in het geheel, met name tijdens de behandeling van mijn agendapunt in de ALV, kan ik niet anders dan doen besluiten u niet langer als patiënt in mijn praktijk te behandelen. De behandelingsrelatie is vertroebeld en daardoor is er een vertrouwensbreuk mijnerzijds ontstaan. Ik kan u derhalve geen goede mondzorgkwaliteit leveren. Het lijkt mij daarom beter als u op zoek gaat naar een andere tandarts: collega [T] (…) kan ik u van harte aanbevelen. Uiteraard kunt u tot die tijd bij mij terecht voor tandheelkundige spoedklachten. Graag verneem ik van u naar welke tandarts u overstapt zodat ik uw tandheelkundige gegevens kan overdragen. Ook zal ik uw afspraak op dinsdag 9 oktober 2018 om 09.00 uur uit mijn  agenda halen.”

3.         De klacht van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster de behandelingsovereenkomst met klager heeft opgezegd zonder dat daar zwaarwegende redenen aan ten grondslag liggen; haar besluit is onprofessioneel, disproportioneel en onnodig.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1 Tussen klager en verweerster is een behandelingsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek (BW) tot stand gekomen. Voor een dergelijke overeenkomst geldt dat op grond van artikel 7:460 BW een hulpverlener (hier: de tandarts) behoudens gewichtige redenen, de behandelingsovereenkomst niet kan opzeggen. Voorts heeft de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst (hierna: KNMG) in zijn richtlijn “Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst” van 2005 een aantal zorgvuldigheidseisen geformuleerd die de behandelend arts in acht moet nemen bij het beëindigen van de behandelingsovereenkomst. Zo dient de behandelend arts eerst te waarschuwen voordat tot hij tot beëindiging van de behandelingsovereenkomst kan overgaan, dient hij een redelijke termijn voor die beëindiging in acht te nemen en dient hij te helpen bij het zoeken naar een andere arts. In de notitie “Het beëindigen of niet-aangaan van een behandelingsovereenkomst” van de Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde staan soortgelijke eisen.      

5.2 Zoals hiervoor is overwogen kan een geneeskundige behandelingsovereenkomst worden beëindigd wegens gewichtige redenen. Een vertrouwensbreuk, als hier door verweerster ervaren, kan een dergelijke gewichtige reden opleveren. Weliswaar mag van een professionele hulpverlener worden verwacht dat hij de relatie met zijn patiënt niet laat beïnvloeden door een onderling zakelijk geschil, maar in dit geval stond er voor verweerster veel op het spel – zij wenste haar praktijk uit te breiden – terwijl klager, als voorzitter van de VvE, de belangen van die VvE behartigde. Deze belangenverstrengeling heeft tot gevolg gehad dat verweerster zich niet langer in staat achtte om op basis van wederzijds vertrouwen de zorg aan klager te leveren op de manier die zij voorstond, hetgeen een voldoende gewichtige reden opleverde om de behandelrelatie te kunnen beëindigen.

5.3 Bij de beëindiging heeft verweerster naar het oordeel van het college echter niet voldaan aan de door haar in acht te nemen zorgvuldigheidsregels. Na advies te hebben ingewonnen bij haar beroepsvereniging C (C) heeft zij blijkens haar onder 2.7 vermelde e-mail wel een redelijke termijn voor beëindiging van de behandelingsovereenkomst in acht genomen, heeft zij een collega tandarts aanbevolen en heeft zij zich beschikbaar gehouden voor tandheelkundige spoedklachten. Zij heeft echter nagelaten om alvorens tot daadwerkelijke beëindiging over te gaan overleg te hebben met klager over de gerezen problemen, te onderzoeken of deze waren te verhelpen en klager te waarschuwen dat opzegging dreigde. De rauwelijkse opzegging heeft klager, zo is ter zitting gebleken, onaangenaam getroffen. Het college is daarom van oordeel dat verweerster in de gegeven omstandigheden de behandelingsovereenkomst niet op zorgvuldige wijze heeft beëindigd en in zoverre heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten. De conclusie is dat de klacht gegrond is.

5.4 Het college houdt bij de oplegging van de maatregel rekening met het feit dat verweerster ter zitting begrip heeft getoond voor de klacht van klager en bovendien inzicht heeft getoond in de onjuistheid van haar handelen. Ook heeft zij het college overtuigd van haar goede bedoelingen in deze zaak nu zij na de door haar als onaangenaam ervaren ALV telefonisch advies heeft ingewonnen bij de C. Alles overziend acht het college de oplegging van een waarschuwing passend, waarbij het college aantekent dat dit ingevolge de Memorie van Toelichting, kamerstukken II 1985/86, 19522, nr. 3, p. 76 een zakelijke terechtwijzing is die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken. 

Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.

6. De beslissing

Het college:

-                      verklaart de klacht gegrond;

-                      legt op de maatregel van waarschuwing.

Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG

in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan de tijdschriften Nederlands Tandartsenblad en Dentz Magazine ter bekendmaking zal worden aangeboden.

Aldus beslist door:

G.M. Boekhoudt, voorzitter,

H.C. van Renswoude, E.C.L. Fritschij en Th.J.M. Hoppenreijs, leden-beroepsgenoten,

C.E. Polak, lid-jurist,

S. van Excel, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2018 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG                                                                                                     WG

secretaris                                                                                          voorzitter