ECLI:NL:TGZCTG:2020:23 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.049

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:23
Datum uitspraak: 23-01-2020
Datum publicatie: 22-01-2020
Zaaknummer(s): c2019.049
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een medisch adviseur. Klaagster verwijt de arts a) dat hij er geen zorg voor heeft gedragen dat de medische gegevens van klaagster in overeenstemming met het medisch beroepsgeheim en in overeenstemming met de Wet Bescherming Persoonsgegevens zijn behandeld b) dat hij er geen zorg voor heeft gedragen dat op een eerste verzoek van klaagster het medisch dossier werd teruggezonden c) dat hij ook andere personen, dan personen aan wie het medisch beroepsgeheim en het daaraan verbonden verschoningsrecht toekomt, kennis heeft laten nemen van de medische informatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.049 van:

A., woonplaats kiezende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. G. Beydals, advocaat te Amsterdam,

tegen

C., bedrijfsarts en verzekeringsarts, destijds werkzaam te D.,

verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 1 oktober 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 11 januari 2019, onder nummer 18/426, heeft dat College de klacht afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2019.063 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 5 december 2019, waar zijn verschenen mr. Beydals namens klaagster, en de arts, bijgestaan door mr. Nunes.

Klaagster is niet verschenen. Mrs. Beydals en Nunes hebben de standpunten van partijen toegelicht aan de hand van notities die zij aan het Centraal Tuchtcollege hebben overhandigd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

2.1 Klaagster, geboren op 26 augustus 1970, is werkzaam geweest bij E.. In maart 2013 heeft zij E. aansprakelijk gesteld voor bij haar ontstaan letsel. E. heeft de vordering bij haar verzekeraar aangemeld en die heeft F. te D. (thans genaamd: G.) ingeschakeld om de vordering af te handelen.

2.2. Verweerder, werkzaam als medisch specialist, was tot en met juli 2017 verbonden aan F.. In juli 2015 kreeg hij de opdracht advies uit te brengen op basis van de medische gegevens die klaagsters belangenbehartiger aan de medische afdeling van F. had gestuurd. Deze gegevens werden in een gesloten envelop toegezonden met het opschrift:

T.A.V. MEDISCH ADVISEUR (arts)

MEDISCH GEHEIM – MEDISCH GEHEIM – MEDISCH GEHEIM

Deze envelop bevat medische gegevens die onder het medisch beroepsgeheim vallen. Deze stukken worden u toegezonden in het vertrouwen, dat u de envelop ongeopend door leidt naar uw medisch adviseur – zijnde een arts – zodat deze informatie niet in handen komt van personen aan wie het verschoningsrecht niet toekomt.

De ingesloten stukken worden toegezonden onder de voorwaarde, dat de stukken eigendom blijven van degenen op wie deze stukken betrekking hebben en zonder achterhouden van kopieën aan hem / haar worden teruggezonden op een eerste verzoek daartoe.

De stukken mogen niet worden gekopieerd of door de (eerste) medisch adviseur worden doorgezonden naar andere medisch adviseurs of derden zonder toestemming van de recht hebbende.

2.3. In een begeleidende brief van 29 juni 2015 gaf klaagsters belangenbehartiger de volgende toelichting op dit (hierna te noemen) eigendomsvoorbehoud:

“Toelichting eigendomsvoorbehoud medisch dossier

Het eigendomsvoorbehoud is een door ons kantoor ten behoeve van onze cliënten standaard gehanteerde clausule. De stukken blijven eigendom van cliënt, maar worden de medisch adviseur van de wederpartij in gebruik gegeven teneinde de medisch adviseur in staat te stellen de wederpartij behoorlijk te kunnen adviseren. De achtergrond hiervan is het volgende.

Het verstrekken van medische informatie na een ongeval is enerzijds noodzakelijk en anderzijds een ingrijpende aantasting van het privé leven. Doordat de medische informatie eigendom blijft van cliënt en niet zonder toestemming gekopieerd mag worden, houdt cliënt grip op de informatie. Het stelt hem ook in staat op ieder moment de informatie terug te vragen.

Indien cliënt vroegtijdig de informatie terug zou vragen (daar is overigens geen sprake van), kan dat natuurlijk wel tot gevolg hebben, dat hij geen verdere schade vergoeding krijgt. Ook in het geval de medisch adviseur de stukken zou willen kopiëren om aanvullend advies in te winnen en cliënt zou hieraan niet willen mee werken, kan dat natuurlijk gevolgen hebben voor de schade regeling. Waarschijnlijk zal cliënt alleen al daarom steeds mee willen werken. Maar het gevolg is wel, dat hij zicht houdt op de verspreiding van de medische informatie over hem.

U kunt het voorbehoud vergelijken met het blokkade recht bij medische rapportage. Het blokkade recht heeft de betrokkene wel, maar als hij na inzage van de rapportage besluit gebruik te maken van het blokkade recht, heeft dit wel gevolgen voor de schaderegeling.”

2.4. Op 28 juli 2015 heeft verweerder zijn advies aan F. gezonden, die het doorzond aan de belangenbehartiger van klaagster. Verweerder adviseerde daarin nadere informatie bij klaagster op te vragen.

2.5. Door zijn vertrek bij F. is verweerder hierna niet meer bij klaagsters dossier betrokken geweest. Zijn werkzaamheden zijn overgenomen door een andere medisch adviseur (verweerder in een andere door klaagster bij dit tuchtcollege ingediende klacht en hierna te noemen: de opvolgend medisch adviseur).

2.6. Op 6 maart 2018 zond klaagsters belangenbehartiger nieuwe, aanvullende medische informatie ‘ter attentie van de medisch adviseur’ van F.. Ook deze informatie werd in een gesloten envelop toegezonden met een opschrift als hiervoor in 2.2. vermeld en een begeleidende brief als hiervoor in 2.3. genoemd.

2.7. Ook de opvolgend medisch adviseur heeft klaagsters dossier bestudeerd en heeft zijn advies uitgebracht aan F.. Dit advies was inhoudelijk gelijk aan het advies dat verweerder eerder had uitgebracht.

2.8. De Personenschade Expert bij F. heeft de vordering van klaagster tegen haar werkgever afgewezen.

2.9. In een brief van 27 augustus 2018 deelde klaagsters belangenbehartiger verweerder en de opvolgend medisch adviseur mede dat hij van mening was dat zij in strijd hadden gehandeld met het eigendomsvoorbehoud en hij verzocht, en voor zover nodig sommeerde, hen alle medische gegevens die betrekking hebben op klaagster te retourneren (zonder achterhouding van kopieën). Deze brief zond klaagsters gemachtigde tevens in kopie aan

H., als Senior Expert werkzaam bij F.. Op 3 september 2018 reageerde zij op deze brief met een email waarin zij onder meer aangaf de conclusie dat de medisch adviseurs hun geheimhoudingsplicht hebben geschonden, niet te delen. Ook schrijft zij in deze email:

‘Uiteraard gaan wij zo zorgvuldig mogelijk om met de betreffende informatie en willigen wij redelijke verzoeken in. De geheimhoudingsplicht is dan ook geenszins geschonden. Deze geldt niet binnen de eigen organisatie, voor zover de verstrekking noodzakelijk is voor de door hen te verrichten werkzaamheden.’

3. De klacht en het standpunt van klaagster

3.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a. er geen zorg voor heeft gedragen dat de medische gegevens in overeenstemming met het medisch beroepsgeheim en in overeenstemming met de Wet Bescherming Persoonsgegevens zijn behandeld,

b. er geen zorg voor heeft gedragen dat op een eerste verzoek van klaagster het medisch dossier werd teruggezonden en

c. ook andere personen, dan personen aan wie het medisch beroepsgeheim en het daaraan verbonden verschoningsrecht toekomt, kennis heeft laten nemen van de medische informatie.

3.2. Klaagster onderbouwt de verschillende klachtonderdelen met de stelling dat verweerder zich er niet van heeft vergewist dat klaagsters medische gegevens rechtmatig werden verwerkt. Gezien de tekst van het eigendomsvoorbehoud had het verweerder duidelijk moeten zijn dat die medische gegevens alleen door hem en niet door een opvolgend medisch adviseur mochten worden behandeld, tenzij daarvoor door haar toestemming werd gegeven. Door bij F. te vertrekken en dossiers achter te laten heeft verweerder zichzelf in de onmogelijkheid gebracht om dossiers op verzoek terug te zenden en zichzelf ook overigens in de onmogelijkheid gebracht zorg te dragen voor een zorgvuldige omgang met de dossiers.

Blijkens de e-mail van H. van 3 september 2018 kan een ieder binnen de organisatie van F. kennis nemen van medische informatie, indien dit noodzakelijk is voor de door hem te verrichten werkzaamheden. Kennelijk, zo stelt klaagster, is de noodzaak om kennis te nemen bepalend: niet de toestemming van klaagster.

4. Het standpunt van verweerder

4.1. Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1. Het college wijst er allereerst op, dat in het tuchtrecht persoonlijke verwijtbaarheid uitgangspunt is. Bij het antwoord op de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van art. 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) staat derhalve het persoonlijk handelen van verweerder centraal. Indien en voor zover klaagster met haar klacht(onderdelen) tevens het oog heeft gehad op verwijtbaar handelen van anderen, kan dat derhalve niet aan verweerder worden tegengeworpen.

5.2. Het college stelt vast dat verweerders betrokkenheid bij klaagsters medische gegevens beperkt is gebleven tot het ontvangen van die gegevens en het, na bestudering daarvan, éénmalig uitbrengen van een advies. Na verweerders vertrek heeft hij geen bemoeienissen met deze gegevens meer gehad. In het licht daarvan overweegt het college met betrekking tot de verschillende klachtonderdelen als volgt.

Klachtonderdeel a.

5.3 De essentie van dit klachtonderdeel is, zo gaf klaagster tijdens het vooronderzoek aan, dat haar medische gegevens door verweerder zonder overleg aan een andere medisch adviseur zijn gegeven terwijl er een eigendomsvoorbehoud op zat. Het college overweegt als volgt.

5.4. Verweer heeft klaagsters medische gegevens beoordeeld en op grond daarvan een advies uitgebracht. Nadat hij vertrok bij F. heeft hij de bij hem in behandeling zijnde dossiers, waaronder dat van klaagster, overgedragen aan de opvolgend medisch adviseur. Daarmee heeft verweerder de stukken niet ‘gekopieerd of doorgezonden’ aan een andere medisch adviseur, zoals in het eigendomsvoorbehoud is omschreven, maar heeft verweerder slechts de behandeling van het dossier overgedragen. Van handelen in strijd met het eigendomsvoorbehoud is daardoor in die zin dan ook geen sprake.

5.5. Dat klaagster met het eigendomsvoorbehoud heeft bedoeld dat verweerder ‘als enige persoon’ de medische stukken mocht inzien, heeft verweerder naar het oordeel van het college niet hoeven te begrijpen. Met verweerder is het college van oordeel dat hij het gestelde eigendomsvoorbehoud zo heeft mogen begrijpen dat het inhield dat de stukken enkel mochten worden ingezien door de behandelend medisch adviseur van F.. Dat is derhalve niet verweerder als individueel persoon, maar de medisch adviseur die bij F. met de behandeling van het dossier was belast.

Nog daargelaten het feit dat de door klaagster bedoelde lezing van het eigendoms-voorbehoud zeer ongebruikelijk is, zou deze lezing tot grote praktische bezwaren leiden. Een voorbehoud met die inhoud zou immers betekenen dat iedere medisch adviseur alleen ‘als individueel persoon’ gemachtigd is medische stukken in te zien en hij, niet alleen bij iedere wijziging van functie maar ook bij iedere afwezigheid wegens ziekte, etcetera, toestemming zou moeten vragen, voor het mogen inzien van de stukken door een opvolgend of een waarnemend medisch adviseur. Met verweerder is het college van oordeel dat verweerder dat niet zo heeft hoeven te begrijpen.

5.6. Naar het oordeel van het college heeft verweerder door te vertrekken bij F. en de bij hem in behandeling zijnde dossiers over te dragen aan de opvolgend medisch specialist, zonder daarvoor toestemming aan klaagster te vragen, dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

Klachtonderdeel b.

5.7. Zoals hiervoor is vastgesteld heeft verweerder, na het uitbrengen van zijn advies, geen bemoeienissen meer gehad met klaagsters dossiers. Ten tijde van het verzoek van klaagster strekkende tot terugzending van de medische stukken, was verweerder niet meer bij F. werkzaam en een dergelijk verzoek heeft hem dan ook nooit bereikt. Bezien in het licht van het hiervoor in 5.1. omschreven kader, dient ook dit klachtonderdeel reeds om die reden ongegrond te worden verklaard.

5.8. Dat verweerder zichzelf, door zijn vertrek bij F., in deze positie heeft gebracht kan, gelet op hetgeen het college hiervoor bij klachtonderdeel a. heeft overwogen, evenmin tot gegrondverklaring van dit klachtonderdeel leiden.

Klachtonderdeel c.

5.9. Klaagster baseert dit laatste klachtonderdeel op de inhoud van het emailbericht van 3 september 2018 van H. zoals hiervoor in 2.9. omschreven. Het college is van oordeel dat ook dit klachtonderdeel ongegrond dient te worden verklaard. Nog daargelaten dat uit deze email geenszins valt af te leiden dat binnen F. personen zonder medisch beroepsgeheim kennis kunnen nemen van medische informatie, is op geen enkele wijze nader onderbouwd dat verweerder op enig moment vertrouwelijke gegevens zou hebben gedeeld met personen die geen medisch beroepsgeheim hebben of dat verweerder dat niet zou hebben voorkomen.

Conclusie.

5.10. De conclusie van het vorenstaan de is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 Klaagster beoogt met haar beroep de klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk en/of mondeling gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 december 2019 is dat debat voortgezet.

4.2 Namens klaagster is aangevoerd dat de procedure in eerste aanleg niet voldoet aan de wettelijke vereisten van artikel 66 Wet BIG, ten gevolge waarvan een behoorlijke behandeling in eerste aanleg niet heeft plaatsgevonden.

Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat klaagster geen belang meer heeft bij beoordeling van deze grond. Indien en voor zover hier sprake is geweest van een verzuim is dit inmiddels hersteld door de behandeling van de zaak in beroep nu (de gemachtigde van) klaagster ter zitting op 5 december 2019 in de gelegenheid is gesteld alles naar voren te brengen wat hij voor deze zaak relevant acht.

4.3 In beroep ligt opnieuw de vraag voor of, kort gezegd, de arts zich ervan heeft vergewist of klaagsters medische gegevens rechtmatig zijn verwerkt. Het Centraal Tuchtcollege zal de drie verschillende klachtonderdelen gezamenlijk behandelen.

4.4 Vooropgesteld wordt dat in het tuchtrecht uitgangspunt is dat een klacht slechts gegrond kan worden bevonden als er sprake is van persoonlijke verwijtbaarheid van de aangeklaagde beroepsbeoefenaar zoals in dit geval de arts. Het Centraal Tuchtcollege houdt de arts niet verantwoordelijk voor de verwerking van de medische gegevens van klaagster na zijn vertrek bij F. in juli 2017, omdat hij de verantwoordelijkheid daarvoor had overgedragen aan zijn opvolger. Het verwijt dat de arts er geen zorg voor heeft gedragen dat op een eerste verzoek van klaagster (27 augustus 2018) haar medisch dossier werd teruggezonden, treft daarom geen doel.

4.5 Het is het Centraal Tuchtcollege gebleken dat de gemachtigde van klaagster de medische gegevens van klaagster ter beschikking heeft gesteld aan F., ter attentie van “medisch adviseur (arts)”. Ter zitting in beroep is toegelicht dat medische gegevens worden verwerkt op een afgeschermde afdeling van F.. De toegang tot deze medische gegevens is uitsluitend voorbehouden aan de behandelend medisch adviseur en de op die afdeling werkzame administratieve ondersteuners die ook zijn gebonden aan de geheimhoudingsplicht van de arts (als ‘verlengde arm’). Andere dan deze personen hebben geen toegang tot medische gegevens.

Aan deze werkwijze wordt geen geweld aangedaan als bij vertrek van de behandelend medisch adviseur het dossier wordt overgenomen door een opvolgend medisch adviseur. De medische gegevens zijn verstrekt aan de arts in zijn functie van medisch adviseur in het kader van een door klaagster ingediende schadeclaim. Klaagster en de medisch adviseur staan in een functionele en niet in een persoonlijke betrekking tot elkaar.

In dit geval kan de arts persoonlijk geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt worden. Aannemelijk is dat hij de envelop met daarop de gestelde voorwaarden onder het kopje “eigendomsvoorbehoud” niet onder ogen heeft gekregen en dat hij daar ook niet op bedacht hoefde te zijn omdat een dergelijk voorbehoud niet gebruikelijk is en organisatorisch in de geheimhouding van de medische gegevens was voorzien. En zelfs al had de arts de envelop met het “eigendomsvoorbehoud” gezien, dan nog had hij niet hoeven te begrijpen dat een nieuwe machtiging van klaagster nodig was in geval van opvolging door een andere medisch adviseur bij F.. Overigens is het Centraal Tuchtcollege niet gebleken dat het “eigendomsvoorbehoud” is geschonden omdat geen sprake is geweest van het kopiëren of doorzenden van medische stukken.

4.6 Hiermee onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het beroep van klaagster zal worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; W.P.C.M. Bruinsma en

L.F. Gerretsen-Visser, leden-juristen en J.H.M. de Brouwer en J.A.W. Dekker, leden-beroepsgenoten en R. Blokker, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 23 januari 2020.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.