ECLI:NL:TGZCTG:2018:246 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.056

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:246
Datum uitspraak: 11-09-2018
Datum publicatie: 26-09-2018
Zaaknummer(s): c2018.056
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de aangeklaagde tandarts dat hij middels een verborgen camera in de woning van zijn oom een pornofilm van klaagster heeft gemaakt. De tandarts zou dit hebben gedaan om te voorkomen dat klaagster de erfenis van de oom zou ontvangen. Als gevolg van deze pornofilm zou de kantonrechter hebben geoordeeld dat klaagster een vrouw van lichte zeden is die nergens recht op heeft. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht omdat hetgeen de tandarts door klaagster wordt verweten geen handelen betreft dat valt onder de eerste of tweede tuchtnorm. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze uitspraak en verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.056 van:

A., wonende te B., appellante,

klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., tandarts, werkzaam te B.,

verweerder in beide instanties,

bijgestaan door R.J. Peet.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 24 oktober 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam, tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 22 december 2017, onder nummer 17/393T, heeft dat College klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift ingediend.

De klacht is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 11 september 2018, waar klaagster is verschenen. De tandarts en zijn gemachtigde zijn, met berichtgeving, niet verschenen. Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. De klacht

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat aangeklaagde middels een verborgen camera in de woning van zijn oom, de heer D., een pornofilm van klaagster heeft gemaakt. Aangeklaagde zou dit hebben gedaan om te voorkomen dat klaagster de erfenis van de heer D. zou ontvangen. Als gevolg van deze pornofilm zou de kantonrechter hebben geoordeeld ‘dat klaagster een vrouw van lichte zeden is die nergens recht op heeft’.

3. De beoordeling

Hoewel het college op basis van de enkele stelling van klaagster niet heeft kunnen vaststellen of het beklaagde handelen daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, wordt ter beoordeling van de ontvankelijkheid van de klacht beoordeeld of dat handelen is onderworpen aan de tuchtnormen zoals neergelegd in artikel 47 lid 1 sub a en b van de Wet BIG.

Naar het oordeel van het college ziet het door klaagster aan aangeklaagde verweten handelen niet op handelen in de strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar dient te betrachten jegens degene met betrekking tot wiens gezondheidstoestand bijstand wordt verleend en/of ingeroepen (de eerste tuchtnorm). Evenmin is sprake van gedragingen die niet door de eerste tuchtnorm worden bestreken, maar niettemin in strijd kunnen zijn met het algemeen belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg (de tweede tuchtnorm). Volgens vaste jurisprudentie moet in dat geval het handelen van aangeklaagde voldoende weerslag hebben op de individuele gezondheidszorg en dient het handelen van aangeklaagde niet los te kunnen worden gezien van zijn hoedanigheid van tandarts.

Naar het oordeel van het college is het beklaagde handelen niet verweven met de hoedanigheid van tandarts en is sprake van privé-gedrag. Behoudens bijzondere omstandigheden is privégedrag geen zaak voor de tuchtrechter. Dat is slechts anders indien dit privé-gedrag van invloed is op de beroepsuitoefening. Daarvan is in dit geval geen sprake. De conclusie moet zijn dat het beklaagde handelen niet ter toetsing aan het college kan worden voorgelegd."

3. Beoordeling van het beroep

3.1 In beroep zijn de schriftelijke klachten over het beroepsmatig handelen van de tandarts nog een keer aan de tuchtrechter voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 september 2018 is dat debat voortgezet.

3.2 De behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg.

3.3 Voor zover klaagster in beroep nieuwe klachten heeft geformuleerd overweegt het Centraal Tuchtcollege het volgende. Een klager kan in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het CTG voorleggen die in het oorspronkelijk klaagschrift aan het RTG ter beoordeling zijn voorgelegd en dan alleen voor zover hij in die klachten niet ontvankelijk is verklaard of die klachten zijn afgewezen. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover het beroepschrift nieuwe klachten bevat kan klaagster daarin dus niet worden ontvangen.

3.4 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep zal worden verworpen.

4. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; S.M. Evers en

R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en M. Fokke en R. van der Velden, leden-beroepsgenoten en A.R. Sijses, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 11 september 2018.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.