ECLI:NL:TGZCTG:2018:245 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.036

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:245
Datum uitspraak: 11-09-2018
Datum publicatie: 26-09-2018
Zaaknummer(s): c2018.036
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager was patiënt bij één van de tandartsen van de tandheelkundige kliniek waarvan verweerder, tandarts, klinisch directeur is. Klager verwijt verweerder dat hij: 1. klager een afpersings-/dreigende/intimiterende/chanterende brief heeft geschreven, waarin hij heeft aangegeven dat hij bij een ongegrond verklaring van de klacht de tijd en inspanning van de tandarts bij klager in rekening zou worden gebracht, met het doel dat klager de klacht tegen de tandarts zou intrekken; 2. de brief van 27 maart 2017 aangetekend heeft verzonden, waarbij niet duidelijk was wie de afzender was; 3. de naam van klager op de website van klachtenkompas heeft vermeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht, omdat hetgeen de tandarts door klager wordt verweten geen handelen betreft dat valt onder de eerste of tweede tuchtnorm. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze uitspraak en verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.036 van:

A., wonende te B., appellant,

klager in eerste aanleg,

tegen

C., tandarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

bijgestaan door A.C.H. Jansen, advocaat te Wijchen.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 19 september 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven, tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 15 januari 2018, onder nummer 17187, heeft dat College klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift ingediend.

De klacht is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 11 september 2018, waar is verschenen de tandarts bijgestaan door mr. Jansen. Klager is, met berichtgeving, niet verschenen. Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager was patiënt bij één van de tandartsen van de tandheelkundige kliniek (hierna: de kliniek) waarvan verweerder klinisch directeur is.

Klager heeft een klacht ingediend bij de kliniek over deze tandarts. Op verzoek van de klachtenfunctionaris heeft verweerder de klacht en het dossier destijds beoordeeld. Hij achtte de klacht ongegrond.

Klager heeft vervolgens een tuchtklacht ingediend tegen de tandarts (dossiernummer 15177a) en de collega-tandarts die de tandarts had geadviseerd over de behandeling van klager (dossiernummer 15177b). Deze klachten zijn zowel door het regionaal als door het centraal tuchtcollege ongegrond verklaard.

Daarop heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder (dossiernummer 16110), met als voornaamste klachtonderdeel het verwijt dat verweerder het dossier van klager niet zonder zijn toestemming had mogen inzien. Deze klacht is zowel in eerste aanleg als in beroep ongegrond verklaard.

Na deze procedure heeft klager een letselschadebureau ingeschakeld, dat het dossier van klager heeft opgevraagd bij de eerstgenoemde tandarts. Deze heeft zowel het dossier van klager toegestuurd, als zijn verweerschrift in de tuchtprocedure. Omdat klager van mening was dat de tandarts niet zonder zijn toestemming het verweerschrift aan de adviseur van het letselschadebureau had mogen sturen, heeft hij hierover een tuchtklacht ingediend (dossiernummer 1763).

Op 27 maart 2017 heeft verweerder vervolgens aan klager een aangetekende brief gezonden met daarin het volgende:

“Recentelijk heeft u tegen 2 tandartsen uit onze organisatie en tegen mij een aantal tuchtzaken gevoerd in het kader van een tandheelkundige behandeling bij tandartsenpraktijk […] te […].

Al deze zaken zijn kennelijk ongegrond verklaard.

U zult begrijpen dat in de behandeling van deze zaken erg veel tijd van de aangeklaagden en van andere mensen in onze organisatie is gaan zitten.

Inmiddels heb ik begrepen dat u wederom een tuchtprocedure bent gestart tegen tandarts […] waarvan wij denken dat deze ook ongegrond wordt verklaard.

Wij maken u erop attent dat indien deze zaak wederom eindigt in een ongegrondverklaring wij alle tijd en inspanning aan u in rekening zullen brengen.

De berekening zal gaan volgens de tariefcode U05, te weten €13,84 per 5 minuten, hetgeen neerkomt op €166,08 per uur.

Met vriendelijke groet,

[verweerder]

Klinisch directeur […]”.

Klager heeft het versturen van deze brief toegevoegd als klachtonderdeel in de lopende tuchtprocedure tegen de tandarts (dossiernummer 1763).

Daarnaast heeft klager via de website klachtenkompas, een openbare website voor consumenten, geïnitieerd door de Consumentenbond, een klacht ingediend bij de kliniek. Daarop is gereageerd met de volgende tekst op de website:

“Geachte heer [voorletters en achternaam klager], Uw klacht is bij ons bekend. Wij hebben gehandeld conform onze protocollen en van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Met vriendelijke groet, [de kliniek].”.

Klager heeft de kliniek naar aanleiding daarvan bericht dat hij niet wilde dat zijn naam op de website werd vermeld, waarna deze is verwijderd.

De klacht tegen de tandarts met dossiernummer 1763 is (gedeeltelijk) gegrond verklaard.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij:

1. klager op 27 maart 2017 een afpersings-/dreigende/intimiderende/chanterende brief heeft geschreven, waarin hij heeft aangegeven dat bij een ongegrondverklaring van de klacht de tijd en inspanning van de tandarts bij klager in rekening zou worden gebracht, met het doel dat klager de klacht tegen de tandarts zou intrekken;

2. de brief van 27 maart 2017 aangetekend heeft verzonden, waarbij niet duidelijk was wie de afzender was;

3. de naam van klager op de website van klachtenkompas heeft vermeld.

Klager heeft hiertoe nog het volgende aangevoerd.

Klager is van mening dat hij zijn recht moet kunnen halen bij een rechterlijke instantie en dat verweerder hem die weg niet mag afsnijden. De tandarts en de Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT) zijn dat met hem eens.

Daarbij is het in rekening brengen van kosten conform de tariefcode U05 misbruik maken van de tandartstarieven.

Klager heeft contact opgenomen met de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der tandheelkunde (KNMT) en daar wisten ze niets van een advies aan verweerder over het in rekening brengen van kosten voor het indienen van de tweede klacht tegen de tandarts. Verweerder heeft dus verzonnen dat hij de brief heeft geschreven op advies van de KNMT.

Voor klager is het angstaanjagend en een herbeleving van zijn trauma door zijn PTSS geweest dat de brief aangetekend is verzonden in een envelop van een ander mondzorgbedrijf, zonder dat duidelijk was wie de afzender was.

Verweerder heeft de privacy van klager geschonden door zijn voorletters en achternaam op de website te publiceren.

4. Het standpunt van verweerder

Primair verweer: klager niet-ontvankelijk

Verweerder is van mening dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klacht. Verweerder heeft de brief geschreven en verstuurd als klinisch directeur van de kliniek en niet in de hoedanigheid van tandarts. Daarnaast betreffen beide handelingen geen handelen op het gebied van de individuele gezondheidszorg en hebben de handelingen ook geen weerslag daarop.

De vermelding van de naam van klager op de website is niet door verweerder gedaan, maar door een marketingmedewerker. Verweerder was hier niet mee bekend en is daarvoor niet verantwoordelijk. Bovendien betreft ook dit handelen geen handelen in de hoedanigheid van tandarts en heeft het geen weerslag op de individuele gezondheidszorg.

Subsidiair verweer: de klacht is ongegrond

Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel heeft verweerder aangegeven dat hij paal en perk wilde stellen aan de stroom van (ongegronde) klachten van verweerder. De stroom aan klachten had de organisatie al een forse investering in tijd en geld gekost en klager bleef klachten indienen. Verweerder heeft daarom contact opgenomen met de juridische afdeling van de KNMT en hem werd geadviseerd een brief te sturen met daarin de mededeling dat als de klacht opnieuw ongegrond werd verklaard, de door de kliniek gemaakte kosten op klager zouden worden verhaald. Dit advies heeft verweerder opgevolgd.

Verweerder is van mening dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het is begrijpelijk dat hij de klachtenstroom wilde stoppen en heeft juridisch advies hierover opgevolgd. Daarbij bevatte de brief slechts een feitelijke mededeling. Er is geen sprake van afpersing, bedreiging of chantage.

Wel realiseert verweerder zich achteraf bezien dat hij het advies van de KNMT beter niet had kunnen opvolgen en de brief beter niet had kunnen schrijven. Hij zal dit in voorkomende gevallen niet meer zo doen.

Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel is verweerder van mening dat het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat hij de brief heeft gestuurd in een envelop van een andere kliniek, waarvan hij tevens chef de clinique is, omdat er op dat moment geen envelop van de kliniek voorhanden was.

Ten aanzien van het derde klachtonderdeel stelt verweerder dat een van de medewerkers van de afdeling marketing van de kliniek per vergissing de naam van klager op de website heeft geplaatst. Op het moment dat klager kenbaar maakte dat hij dat niet wenste, is zijn naam onmiddellijk verwijderd. Verweerder was niet op de hoogte van het handelen van de medewerker en was hiervoor niet verantwoordelijk.

5. De overwegingen van het college

Ontvankelijkheid

Hetgeen verweerder als BIG-geregistreerd tandarts door klager wordt verweten is geen handelen dat wordt bestreken door de eerste tuchtnorm (art. 47 lid 1, aanhef en onder a, Wet BIG) die kort gezegd betrekking heeft op de relatie tussen een zorgverlener en een patiënt.

Naar het oordeel van het college zien alle verwijten van klager op handelen van verweerder als klinisch directeur.

Volgens de tweede tuchtnorm (art. 47 lid 1, aanhef en onder b, Wet BIG) is verweerder tevens onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in de hoedanigheid van tandarts in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg.

Daarvoor is vereist dat dit handelen of nalaten voldoende weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg én dat verweerder niet alleen heeft gehandeld als klinisch directeur, maar zich daarbij tevens heeft begeven op het terrein waarop hij ook de deskundigheid bezit behorende bij zijn inschrijving als tandarts in het BIG-register.

Bij de toepassing van het tuchtrecht dient voorts terughoudendheid te worden betracht als er sprake is van handelen in bestuursfuncties, dat wil zeggen als het handelen van de arts of tandarts niet een individuele patiënt betreft maar veeleer betrekking heeft op de organisatie van de zorg en de randvoorwaarden waaronder die zorg wordt verleend. Met name moet worden voorkomen dat de betrokken tandarts tuchtrechtelijk aansprakelijk wordt gehouden voor keuzes in de bedrijfsvoering waarvoor hem in zijn managementfunctie in beginsel beleidsvrijheid toekomt, ook al kunnen die keuzes gevolgen hebben voor de individuele gezondheidszorg.

Naar het oordeel van het college heeft het sturen van de bewuste brief, waarmee verweerder heeft getracht klager af te houden van de gang naar de tuchtrechter, wel degelijk weerslag op de individuele gezondheidszorg. Eenieder die BIG-geregistreerd is, is onderworpen aan het tuchtrecht en dient zich toetsbaar op te stellen. Het dreigen van het in rekening brengen van de voor de tuchtprocedure gemaakte kosten, die voor rekening van de verweerder dienen te komen, rijmt daar niet mee.

Echter heeft verweerder zich bij het hem verweten handelen of nalaten niet begeven op het terrein waarop hij de deskundigheid bezit behorende bij zijn inschrijving als tandarts in het BIG-register. Derhalve is niet voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden en dient het college klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten weergegeven in overweging 2. "De feiten" van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 In beroep zijn de schriftelijke klachten over het beroepsmatig handelen van de tandarts nog een keer aan de tuchtrechter voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen.

4.2 De behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; S.M. Evers en

R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en M. Fokke en R. van der Velden, leden-beroepsgenoten en A.R. Sijses, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 11 september 2018.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.