ECLI:NL:TGZCTG:2018:196 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.152
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2018:196 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-07-2018 |
Datum publicatie: | 11-07-2018 |
Zaaknummer(s): | c2017.152 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager is geopereerd door een collega (C2017.153) van verweerder, chirurg, aan een geperforeerde appendicitis. Het postoperatieve verloop was gecompliceerd door een wondinfectie. Vervolgens is klager nog drie maal geopereerd vanwege een bij herhaling optredende littekenbreuk. Klager verwijt verweerder: 1. dat pas acht maanden na de eerste laparotomie door een collega van verweerder een operatie is uitgevoerd om de littekenbreuk te herstellen. Deze operatie is niet goed uitgevoerd, omdat drie maanden later wordt vastgesteld door de radioloog dat er sprake is van een defect; 2. dat de tweede hersteloperatie door verweerder niet goed is uitgevoerd omdat er een defect bleek te bestaan. Hier had controle moeten plaatsvinden door middel van een CT-scan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2017.152 van:
A. wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
bijgestaan door mr. A.H.J. de Kort, advocaat te Sint Michielsgestel,
tegen
C., chirurg, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,
bijgestaan door mr. V.C.A.A.V. Daniels, advocaat te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 8 augustus 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven, tegen C. - hierna de chirurg - een klacht ingediend. Bij beslissing van 1 maart 2017, onder nummer 16166, heeft laatstgenoemd College de klacht afgewezen
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De chirurg heeft een verweerschrift ingediend.
De klacht is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2017.153 (A./E.) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 17 mei 2018, waar is verschenen klager, bijgestaan door mr. De Kort, en de chirurg, bijgestaan door mr. Daniëls. De zaak is over en weer bepleit. Mr. De Kort heeft dat gedaan aan de hand van een pleitnota die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd. Partijen hebben hun respectieve standpunten nader toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
"2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1 Klager is op 14 september 2009 geopereerd aan een geperforeerde appendicitis. Het postoperatieve verloop was gecompliceerd door een wondinfectie. Klager is op 22 september 2009 uit het ziekenhuis ontslagen en nadien nog enige malen voor controle op de polikliniek geweest.
2.2 Op 23 april 2010 is een littekenbreuk ter hoogte van de navel vastgesteld. Klager is op 25 mei 2010 geopereerd om de littekenbreuk te herstellen.
2.3 Op 23 augustus 2010 is opnieuw een littekenbreuk vastgesteld. Klager is toen door verweerster gezien en op 22 oktober 2010 door haar geopereerd met een Ramirez plastiek.
2.4 In september 2011 is klager naar een ander ziekenhuis gegaan, waar opnieuw een littekenbreuk is geconstateerd. Hij is daaraan op 6 april 2012 geopereerd, waarna hij geen klachten meer heeft gehad.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager maakt verweerster de volgende verwijten:
1. Pas acht maanden na de eerste laparotomie wordt door een collega van verweerster een operatie uitgevoerd om de littekenbreuk te herstellen. Deze operatie is niet goed uitgevoerd, omdat drie maanden later vastgesteld wordt door de radioloog dat er sprake is van een defect.
2. De tweede hersteloperatie die is uitgevoerd door verweerster op 22 oktober 201 is niet goed uitgevoerd, omdat er een defect bleek te bestaan. Hier had controle moeten plaatsvinden door middel van een CT-scan.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster bestrijdt tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. Ter toelichting heeft zij onder meer aangevoerd dat klachtonderdeel 1. haar niet kan worden verweten, omdat zij daarbij niet betrokken is geweest. Het eerste contact tussen klager en verweerster was bij het poliklinische consult op 23 augustus 2010. Tijdens dit consult heeft verweerster bij lichamelijk onderzoek de recidief littekenbreuk vastgesteld. Het vaststellen van een recidief is een klinische diagnose, waarvoor geen beeldvorming zoals een CT-scan nodig is. In overleg met klager heeft verweerster besloten een CT-scan te laten maken om tot een operatieplan te komen voor de behandeling van het recidief. Op 24 augustus 2010 heeft de radioloog de door verweerster gestelde diagnose bevestigd. De constatering van het recidief betekent niet dat de eerdere operatie niet goed is uitgevoerd. Het postoperatief maken van een CT-scan is niet gebruikelijk en ook niet voorgeschreven. De methode om een recidief vast te stellen is lichamelijk onderzoek. Op 9 november 2010 heeft de chirurg, die samen met verweerster klager heeft geopereerd, na lichamelijk onderzoek van klager geconstateerd en genoteerd dat het genezen was. Bij een poliklinische controle op
2 mei 2011 heeft deze chirurg middels lichamelijk onderzoek wel een recidief geconstateerd en klager een hersteloperatie voorgesteld, waarbij een mat zou worden geplaatst.
Klager werkte in de horeca en deed ook zwaar lichamelijk werk. Mogelijk heeft dit bijgedragen aan het ontstaan van een recidief. De constatering van het (herhaald) recidief op 2 mei 2011 betekent niet dat de operatie van 22 oktober 2010 niet goed is uitgevoerd.
5. De overwegingen van het college
5.1 Het college stelt voorop dat ter toetsing staat of verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm was aanvaard. Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.
5.2 Klager is niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 1., nu het verweten handelen niet verweerster, maar een collega van verweerster betreft en een arts uitsluitend tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid draagt voor zijn eigen handelen.
5.3 Een littekenbreuk ontstaat op een moment en is niet iets wat langzaam groeit. Alleen al daarom is er geen medische indicatie om preventief een CT-scan te maken. Verweerster heeft met juistheid aangevoerd dat het bestaan van een littekenbreuk door lichamelijk onderzoek wordt vastgesteld en niet door middel van een CT-scan. Zo’n scan wordt dus niet gemaakt om vast te stellen of er al dan niet sprake is van een breuk, maar indien sprake is van een breuk, om te bepalen hoe de operatie moet worden uitgevoerd en hoe de mat moet worden geplaatst. Door het college kan niet worden vastgesteld dat de correctie van de littekenbreuk door verweerster niet juist is uitgevoerd. Uit het medisch dossier blijkt bij de nacontroles een goed herstel van het litteken, terwijl recidive bij een littekenbreuk een bekende complicatie is. Dat er (wederom) een nieuwe breuk is ontstaan betekent derhalve geenszins dat de operatie op 22 oktober 2010 niet lege artis zou zijn uitgevoerd. Klachtonderdeel 2. is derhalve kennelijk ongegrond.
Op grond van het voorgaande wordt de klacht afgewezen."
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten weergegeven in overweging 2. "De feiten" van de beslissing in eerste aanleg, hetgeen naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege een correcte weergave behelst van de feiten die relevant zijn voor de beoordeling van het voorliggende geschil. Voor zover klager stelt dat bij de vaststelling van de feiten een onjuiste voorstelling wordt gegeven van wat is voorgevallen, komt het Centraal Tuchtcollege hierop hierna, bij de beoordeling van het beroep, terug.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 In beroep zijn de schriftelijke klachten over het beroepsmatig handelen van de chirurg nogmaals aan de tuchtrechter voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
In beroep is het debat door partijen schriftelijk gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 mei 2018 is dat debat voortgezet.
4.2 Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege voegt daaraan nog het volgende toe. Klager heeft in beroep ter onderbouwing van het tweede klachtonderdeel het standpunt ingenomen dat drs. F. uit het G. te H., die de laatste operatie van klager op 6 april 2012 heeft uitgevoerd, aan hem heeft verklaard dat bij de operatie op 22 oktober 2010 door de chirurg geen Ramirez plastiek is uitgevoerd. Naar de mening van klager kan dit de chirurg tuchtrechtelijk worden verweten. Dit standpunt vindt naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege geen steun in het dossier. De in het operatieverslag van 22 oktober 2010 omschreven uitgevoerde verrichtingen beschrijven immers de uitvoering van de Ramirez plastiek. Daarnaast is in de decursus op 22 oktober 2010 opgenomen: "OK: IDH / JMA ramirez plastiek 2x redondrain". Voorts is op het formulier 'Verloop van de behandeling, ingeschakelde disciplines, vragen' op 22 oktober 2010 de aantekening geplaatst: "OK ramirez plastiek. OK is zonder complicaties verlopen". Ook op het formulier 'Voortgangsaantekeningen' is op 22 oktober 2010 genoteerd: "Dhr. kreeg ok ramirez plastiek. Er zijn 2 redondrains geplaatst.". Nu klager voorts heeft nagelaten nadere informatie van dr. F. met betrekking tot dit punt over te leggen, gaat het Centraal Tuchtcollege aan de stellingname van klager als zijnde onvoldoende onderbouwd voorbij.
4.4 Voor zover klager in beroep heeft gesteld dat de operatie op 22 oktober 2010 niet is uitgevoerd zoals aan hem was meegedeeld, zodat geen sprake was van informed consent, overweegt het Centraal Tuchtcollege dat een klager in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege kan voorleggen die in het oorspronkelijke klaagschrift aan het Regionaal Tuchtcollege ter beoordeling zijn voorgelegd en dan alleen voor zover hij in die klachten niet-ontvankelijk is verklaard of die klachten zijn afgewezen. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. De klacht over informed consent betreft een nieuwe klacht, zodat klager daarin niet kan worden ontvangen. Ten overvloede merkt het Centraal Tuchtcollege nog op dat ter zitting in beroep vast is komen te staan dat klager wel degelijk is geïnformeerd over de uit te voeren Ramirez plastiek, zij het niet door de chirurg maar door haar mede-operateur dr. I.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht aangaande informed consent;
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter; mr. M.P. den Hollander
en Prof. mr. J. Legemaate, leden-juristen en dr. G.J. Clevers en prof. dr. D.A. Legemate, leden-beroepsgenoten en mr. A.R. Sijses, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2018.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.