ECLI:NL:TACAKN:2017:4 Accountantskamer Zwolle 16/1833 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2017:4
Datum uitspraak: 13-01-2017
Datum publicatie: 13-01-2017
Zaaknummer(s): 16/1833 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:    Betrokkene heeft stukken bij klaagsters opgevraagd ten behoeve van het uitvoeren van haar werkzaamheden. Klaagsters hebben niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene deze stukken ten onrechte heeft opgevraagd en ook niet dat zij tijdig alle gevraagde stukken aan haar hebben overgelegd. Betrokkene heeft zich er daarom terecht op beroepen dat zij vanwege het ontbreken van de benodigde stukken haar werkzaamheden niet tijdig heeft kunnen afronden. Klacht dat werkzaamheden niet tijdig zijn verricht is dan ook ongegrond. Ook de klacht dat ten onrechte meerwerk in rekening is gebracht is ongegrond. Er is wel een afspraak gemaakt over de verschuldigde bedragen maar van het niet nakomen daarvan kan betrokkene gezien het oordeel over de eerste klacht geen verwijt worden gemaakt.  

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/1833 Wtra AK van 13 januari 2017 van

1. X1 B.V. ,

2. X2 B.V. en

3. B.V. X3 ,

gevestigd te [plaats1],

K L A A G S T E R S ,

vertegenwoordigd door [A],

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 22 juli 2016 ingekomen klaagschrift van 21 juli 2016 met bijlagen;

-        het op 23 augustus 2016 ingekomen verweerschrift van 18 augustus 2016 met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 24 oktober 2016 waar zijn verschenen: namens klaagsters [A], en betrokkene in persoon, bijgestaan door [B].

1.3       Klaagsters en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sedert [datum] als accountant-administratieconsulent ingeschreven in het ledenregister van (thans) de NBA. Betrokkene is thans werkzaam bij [C] B.V. te [plaats2].

2.2       Op 14 september 2015 heeft [B] (hierna: [B]) namens  [D] Administraties & Advies te [plaats3], waarbij betrokkene toen werkzaam was (hierna: [D]), per e-mail de volgende offerte uitgebracht aan klaagsters.

“Naar aanleiding van ons prettige gesprek van afgelopen vrijdag ontvang je hierbij onze prijsindicatie:

[X3] B.V. bestaande uit de volgende onderdelen;

Jaarrekening

AVA

Publicatiestukken

VPB aangifte FE

Pensioenberekening

Nakijken jaarwerk [E] CV

Totaalprijs € 1250,00 excl. btw

[X2] B.V. bestaande uit de volgende onderdelen;

Jaarrekening

AVA

Publicatiestukken

VPB aangifte

Totaalprijs € 1000,00 exl.btw

[X1] B.V. bestaande uit de volgende onderdelen;

Jaarrekening

AVA

Publicatiestukken

Totaalprijs € 1000,00 exl.btw

Wij gaan er vanuit dat er in het eerste jaar wel een meerprijs zal zijn om alles goed op de rit te zetten.

Daarnaast willen we opmerken dat wij deze lage prijzen alleen kunnen waarmaken als administratie volledig en sluitend wordt aangeleverd.

Met jouw ervaring in de financiële wereld moet dat lukken!

Onze tarieven per uur zijn als volgt:

[voornaam1] : € 50 excl btw

[voornaam2]: € 75 excl btw

Back office: € 140 excl btw (fiscaal, juridisch, corporate finance, pensioendeskundigheid)

De meerprijs voor het eerste jaar zal zitten in:

* dossiervorming en oplossen lopende vraagstukken

* beoordeling pensioen en stamrecht

* herziening verloning medewerker

* problematiek betreffende de discussie met de belastingdienst teneinde een standpunt te kunnen bepalen (goodwill issue/ ophoging verkrijgingsprijs)

* Opstellen van de benodigde contracten in overleg als bekend is wat er evt. nog ontbreekt.

Daarnaast hebben we gesproken over de inleverdatum van 1 november. Deze datum is haalbaar als wij tijdig allen benodigde bescheiden zullen ontvangen.

Laten we hierin ook de communicatielijnen kort houden.

Wij werken standaard met een voorschotnota ter hoogte van 50% van de offerte. Meerwerk en aanvullende werkzaamheden zullen wij factureren op basis van vordering met een betalingstermijn van 14 dagen.

Op deze offerte zijn onze algemene voorwaarden van toepassing. Deze zullen wij voor de volledigheid bij sluiten.”.

[B] heeft een exemplaar van de algemene voorwaarden van [D] als bijlage bijgevoegd.

2.3       Per e-mail van 22 september 2015 heeft [A] (hierna: [A]), namens klaagsters, de offerte aanvaard.

2.4       [B] heeft per e-mails aan klaagsters van 5 oktober 2015, 12 oktober 2015 en 22 oktober 2015 vragen gesteld en stukken opgevraagd.

2.5       Per e-mail van 30 oktober 2015 heeft betrokkene nogmaals vragen gesteld aan klaagsters en stukken opgevraagd. Op 3 november heeft [A] als volgt per e-mail geantwoord. (De cursieve tekst is van [A], de overige tekst is van betrokkene.)

“Vraagposten:

·        het uitstellen van de stamrecht van 65 naar 70 jaar moest schriftelijk worden gedaan. Is dat er ook?

volgens mij hoeft niet per 5 jaar verlengd te worden, partij 2 moet 2 maanden van te voren aangeven dat hij de uitkering uitstelt (tot max 70 jarige leeftijd) / voorstel document opstellen om uitstel vast te leggen en uitkeertermijn vast te stellen?

·        arbeidsovereenkomst vader en aanvullende arbeidsvoorwaarden mbt pensioen à nog ontvangen

bijgaand 2 documenten (initiële pensioenovereenkomsten) / er is geen arbeidsovereenkomst

·        deelneming CV [F] (B.1.1 fin va) sluit niet met koba [G] en hoe is result verdeling geweest van de CV?

het is [E] CV, en sluit naar mijn idee prima. Bijgaand een extra verklarend document inclusief resultaattoedeling & kapitaalstortingen/onttrekkingen 2014.

·        wat is de kp van de deelneming [X1] (525K+??) à hoe matchen met jouw koba’s

mi is de kp van deelneming 525K goodwill + 18.151 aandelenkapitaal. Aan [voornaam1] ook uitgelegd: [X1] is per 01-09-2006 aangeschaft (2006 afschrijving op de goodwill van 10% * 33,33% alle overige jaren 10% per jaar, zie ook bijgaande afschrijvingsstaat

·        Jaarrekening [X1] 2012 nog graag ontvangen

bestaat niet, er is alleen een publicatie opgemaakt

·        Jaarrekening [X3] BV 2012 niet volledig gekregen

de vw van 2012 is niet bijgesloten (pagina 8 bva 2012), hebben jullie deze ook nog nodig??

·        eigendomsbewijs [straatnaam] 40a? We hebben wel 40??

is aangeschaft in firma [A]/[A] cv, en bij het inbrengen van het gedeelte van [A] in BV [X3] ingebracht (70% vh pand + 100% vd meerwaarde) dit is met panden [straatnaam] 1/3/5 ook zo gegaan.

·        [straatnaam] 12 wordt vanaf 2008 tm 2012 niet afgeschreven. In 2013/2014 wel => oorzaak?

We zijn gestopt bij de andere boekhouder, zelf aangenomen dat afschrijving mogelijk was, wellicht niet interessant met al die verrekenbare verliezen...

·        Leningsovereenkomst lening [A]/ afloop 70K in 2013 afgelost => rente in 2015? graag zien

rente over 2010 tm 2014 is nooit betaald en opgehoopt. In jaarrekening van [A] cv is dit bedrag opgenomen. Betreft 5.5% over het nog niet betaalde rentebedrag van (per 31-12-2013) zie ook bijgevoegde bestanden inzake renteopbouw/aflossing en aflossing lening. ”.

2.6       In haar e-mail van 18 november 2015 heeft betrokkene aan [A] geschreven:

“Graag ontvangen we asap de (volledige) definitieve jaarrekeningen van [A] CV en van [A] BV 2012”.

2.7       Op 2 december 2015 heeft betrokkene per e-mail aan [A] inzake klaagster (2) nog 32 punten aan de orde gesteld, inzake klaagster (3) nog 24 punten en inzake klaagster (1) nog 7 punten. [A] heeft hier per e-mail van 4 december 2015 puntsgewijs op gereageerd.

2.8       Op 23 december 2015 heeft betrokkene aan [A] per e-mail het volgende geschreven:

“Bijgaand de lijst met vragen aangevuld met aanvullende vragen in het rood, naar aanleiding van jouw antwoorden.

Er staan een hoop punten op die wij al eerder hebben opgevraagd. Zonder volledige bescheiden, overeenkomsten en duidelijke toelichtingen kan een accountant geen jaarcijfers opstellen. Er zijn zoveel posten die over de jaren heen niet goed zijn gegaan of nog steeds onduidelijk blijven, dat ik mij afvraag of ik überhaupt wel een deugdelijke grondslag kan vormen om een jaarrekening ed af te geven.

Op 6 januari moet uiterlijk de vpb ingeleverd zijn anders krijgen jullie boetes. We kunnen deze deadline alleen halen als wij nu volledig antwoord krijgen op de door ons gestelde vragen.”.

2.9       Op 29 december 2015 heeft [A] naar aanleiding van de onder 2.8 vermelde e-mail per e-mail als volgt gereageerd.

“Je kunt je voorstellen dat we niet blij zijn met bijgaand (en onderstaand) bericht. We hadden immers afgesproken dat de deadline van 8 december gehaald zou worden (voor [X2] zou eerder mogelijk zijn mogelijk eerder in verband met eerdere ultimatum van 1 november van de belastingdienst mbt vpb)

Zoals je hebt gemerkt ben ik (alweer) ijverig bezig alle (uitgebreide) vragen te beantwoorden. Ik moet eerlijk zeggen dat ik deze manier van werken niet praktisch vind. Eerder heb ik voorgesteld om bij elkaar te gaan zitten om op die manier op alle vragen 1 op 1 antwoord te kunnen geven. Hiervan is door ziekte van jullie kant helaas geen sprake

gekomen, maar hierop is ook geen gevolg gekomen. Hiernaast heb vaak het idee dat ik dubbele of herhaalde vragen zit te beantwoorden.

We gaan er vanuit dat alle deadlines nu wel gehaald zullen worden. De opmerking dat indien niet tijdig opgeleverd kan worden de boetes van de belastingdienst voor onze rekening zijn lijkt me zeker niet redelijk; sterker nog, we zijn van mening dat door het late opleveren we ook nog een risico opslag van de [bank] voor de kiezen hebben gekregen van de bank van 2% op jaarbasis (circa 700 euro per maand!)

Ik zal in de loop van vandaag en morgen zal nog wel meer stukken/antwoorden aanleveren.”.

2.10     Op 7 januari 2016 heeft [A] aan betrokkene en [B] per e-mail het volgende geschreven:

“Uit ons telefonische onderhoud van maandag is naar voren gekomen dat jullie van mening zijn dat er extra werkzaamheden verricht moeten worden (lees extra vergoeding willen ontvangen van door jullie voorgestelde € 2.000 (ruim 60% budgetoverschrijding!) om de jaarstukken van 2014 samen te stellen.

Ook heb ik begrepen dat jullie van mening zijn dat onze samenwerking moeizaam verloopt (hetgeen wederzijds ook zo wordt ervaren). De volgende dag heb ik de nog aanwezig bescheiden opgehaald bij jullie.

Het volledige geïndiceerde bedrag van 3.250,- excl btw was al in rekening gebracht en door ons betaald.

Nu is de situatie zo dat er inmiddels verschillende deadlines niet zijn gehaald

- vpb van [X2] uiterlijk voor 13 oktober- deze kon gelukkig in de uitstelregeling mee

- publicatie sluitingsdatum - deze heb ik zelf moeten indienen op basis van de voor mij bekende gegevens - uit navraag bij een concollega bleek dat dit zeer ongebruikelijk is!

- 8 december deadline vpb bv [X3]/[X1] - hebben jullie bijzonder uitstel voor aangevraagd bij de belastingdienst

De derde en laatste deadline ligt voor de deur - te weten de aangifte vpb van [H] bv [X3]/[X1] in te dienen uiterlijk voor 20 januari 2016! Hierin dreigt de belastingdienst reeds met boetes van € 2.639 tot € 5.278

Hiernaast zijn we geconfronteerd met een risico-opslag ivm de te late oplevering van de jaarcijfers 2014 bij de bank waar we zeer ongelukkig mee zijn. Als er (zoals vooraf besproken) tijdig stukken opgeleverd zouden zijn, dan zou er geen sprake zijn van schade. Dit is inmiddels al wel het geval. We zijn op zoek naar een passende oplossing en willen jullie daarom een keuze geven uit de volgende mogelijkheden:

1. Jullie stellen de stukken (jaarrekeningen/publicaties vpb aangiften van de ondernemingen [X2], BV [X3] en [X1] alsnog samen voor 20 januari (garantie); wij zullen in dit scenario een budgetoverschrijding van maximaal € 750 honoreren; of

2. De gezonden nota’s worden gecrediteerd en gerestitueerd; wij zullen geen verdere stappen nemen in de vorm van aansprakelijkheidsstelling; of

3. Jullie wijzen beide opties af, we stellen jullie aansprakelijk voor de schade en dienen een klacht in bij de accountantskamer wegens wanprestatie met als doel het verhalen van de gemaakte schade (risico-opslag, alternatieve accountantskosten & eventuele boetes van de belastingdienst)

We willen jullie keuze weten voor maandag 10 januari 2016 12.00 uur.

Het is spijtig dat het zo moet lopen maar we zien geen andere optie om uit deze impasse te komen.”.

2.11     Per e-mail van 8 januari 2016 heeft [B] onder meer het volgende aan [A] geschreven.

“Wij vinden het jammer dat je niet ingaat op ons voorstel om de opdracht af te ronden.

In de voorstellen die jij ons doet, zien wij geen passende oplossing.

In jouw mail worden wij dusdanig onder druk gezet waardoor wij een opgepaste beinvloeding ervaren. Dit is in strijd met met onze gedrags- en beroepsregels.

Wij kunnen hierom de opdracht niet afronden.

Wij verwijzen je voor het indienen van een eventuele klacht naar onze klachtenregeling welke we hebben ondergebracht bij [I] Adviesgroep BV.”.

2.12     Over 2013 is geen jaarrekening opgesteld voor klaagsters. [A] heeft voor dat jaar zelf de aangiften vennootschapsbelasting ingediend.

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klaagsters gehandeld in strijd met de voor haar geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ten grondslag aan de door klaagsters ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagsters gegeven toelichting, de volgende verwijten:

Betrokkene heeft wanprestatie geleverd jegens klaagsters vanwege:

            a. het niet tijdig uitvoeren van de afgesproken werkzaamheden en

            b. het in rekening brengen van meerwerk.

3.3       Wat door of namens klaagsters bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) doch als een ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaatshad ná 4 januari 2014, worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagsters is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       Inzake het eerste klachtonderdeel stelt de Accountantskamer vast dat in de offerte van 14 september 2015 (2.2) weliswaar wordt gesproken van een (inlever)datum van 1 november 2015, maar dat daaraan is toegevoegd dat dit haalbaar is als tijdig alle benodigde bescheiden worden ontvangen. In dit geval staat vast dat betrokkene op 1 november 2015 de afgesproken werkzaamheden niet had afgerond en dat dit begin  januari 2016, toen klaagsters de opdracht hebben beëindigd, nog niet het geval was. Betrokkene verweert zich met een beroep op het feit dat klaagsters zich niet aan de voorwaarde wat betreft het tijdig aanleveren van de benodigde bescheiden hebben gehouden. De Accountantskamer overweegt als volgt.

4.5       Ingevolge hetgeen is bepaald in paragraaf 10 van Standaard 4410 van de NVCOS dient de accountant de aangelegenheden vast te leggen die van belang zijn om aan te kunnen tonen dat de opdracht is verricht in overeenstemming met deze standaard en de voorwaarden van de opdracht. De Accountantskamer overweegt dat betrokkene stukken bij klaagsters heeft opgevraagd ten behoeve van het uitvoeren van haar werkzaamheden. De Accountantskamer is van oordeel dat klaagsters op wie in dezen de bewijslast rust (4.3), niet aannemelijk hebben gemaakt dat betrokkene deze stukken ten onrechte heeft opgevraagd en dat zij tevens niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij tijdig alle gevraagde stukken hebben overgelegd. Nu klaagsters niet in deze bewijslast slagen, is de klacht in onderdeel 3.2.a reeds hierom ongegrond, omdat dat meebrengt dat betrokkene zich er terecht op heeft beroepen dat zij vanwege het ontbreken van de benodigde stukken haar werkzaamheden niet tijdig heeft kunnen afronden. De Accountantskamer overweegt daarenboven dat na het aanvaarden van de opdracht (2.3) voortvarend (2.4) stukken zijn opgevraagd die eveneens voortvarend (2.5 en 2.7) door betrokkene zijn beoordeeld. Van belang in dit verband is ook dat uit de e-mail van [A] van 22 september 2015 kan worden opgemaakt dat hij voornemens was om spontaan stukken aan te leveren, maar dat kennelijk niet heeft gedaan. Tenslotte overweegt de Accountantskamer dat het, nu er over het voorgaande jaar geen jaarrekening was opgesteld (2.12), voor de hand ligt dat betrokkene meer vragen (om benodigde stukken) had en dat klaagsters ook niet aannemelijk hebben gemaakt dat de vragen die de aangeleverde stukken bij betrokkene hebben opgeroepen, irrelevant waren.

4.6       Wat betreft het tweede klachtonderdeel overweegt de Accountantskamer dat volgens haar vaste rechtspraak in het kader van een tuchtrechtelijke procedure over declaraties slechts met succes kan worden geklaagd, indien de betrokken accountant bij het opstellen en indienen van de declaraties zodanig in strijd met de van hem te verlangen zorgvuldigheid, integriteit of professionaliteit heeft gehandeld, dat daardoor aan de orde is een schending van het bepaalde bij (thans) de Wab, zoals een handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep, of van het krachtens die wet bepaalde, zoals (thans) de VGBA. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan situaties waarin de betrokken accountant bij zijn cliënt bewust en te kwader trouw onjuiste of misleidende declaraties indient. Ook heeft te gelden dat het door een accountant maken van een specifieke afspraak ter zake, of het nemen van verantwoordelijkheid voor zo’n afspraak, meebrengt dat het - ook door (onder zijn verantwoordelijkheid vallende) anderen - niet nakomen daarvan, hem een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan opleveren.

4.7       De Accountantskamer is van oordeel dat klaagsters, op wie in deze de bewijslast rust (4.3), met hetgeen zij hebben aangevoerd nog geen begin van een bewijs hebben aangedragen voor het oordeel dat sprake is van een bijzondere situatie zoals bedoeld onder 4.6. Over de verschuldigde bedragen is door klaagsters met betrokkene een specifieke afspraak gemaakt, maar van het niet nakomen daarvan kan betrokkene geen verwijt worden gemaakt gelet op wat is geoordeeld onder 4.5. Het tweede klachtonderdeel dient derhalve eveneens ongegrond te worden verklaard.

4.8       Gelet op het voorgaande dient de klacht in al haar onderdelen ongegrond te worden verklaard.

4.9        Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mr. W.M. de Vries en mr. W.J.B. Cornelissen (rechterlijke leden) en S.L.J. Graafsma RA en H. Geerlofs AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. H.J. Haanstra, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2017.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.