ECLI:NL:TACAKN:2015:99 Accountantskamer Zwolle 15/707 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:99
Datum uitspraak: 24-08-2015
Datum publicatie: 24-08-2015
Zaaknummer(s): 15/707 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie:   Kantoortoetsing. Onvoldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing, ook bij de hertoetsing. Doorhaling voor de duur van 18 maanden.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/707 Wtra AK van 24 augustus 2015 van

de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba) ,

gevestigd te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsvrouwen: mr. M.L. Batting en mr. G.M.C. Neuteboom-Klink,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 1 april 2015 ingekomen klaagschrift van 31 maart 2015 met bijlagen;

-        het op 30 april 2015 ingekomen verweerschrift van 29 april 2015.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 22 mei 2015, waar zijn verschenen namens klaagster haar raadsvrouw mr. G.M.C. Neuteboom-Klink, advocaat te Den Haag, vergezeld van G.J.A.H van der Wielen AA, adviseur van de Raad voor Toezicht (voorheen Raad van Toezicht), (hierna: de Raad), en voorts betrokkene in persoon.

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting, mede aan de hand van pleitnotities hun standpunten doen toelichten onderscheidenlijk toegelicht alsmede doen antwoorden onderscheidenlijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.          De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sinds 1 maart 1994 ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA (vanaf 1 januari 2013 het register van de Nba) en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent in zijn praktijk [Y] Accountants te [plaats].

2.2       Op 28 november 2008 is de praktijk van betrokkene in het kader van de Verordening op de periodieke preventieve toetsing (hierna: VPPT) voor het eerst getoetst. Bij brief van 20 februari 2009 heeft de Raad betrokkene het eindoordeel van de toetsing toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de praktijk van betrokkene niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen. Tevens heeft de Raad betrokkene gewezen op zijn verplichting om op grond van artikel 11, vijfde lid, VPPT een door de Raad goed te keuren verbeterplan in te dienen.

2.3       Bij brief van 3 juni 2009 heeft betrokkene een verbeterplan ingediend. De Raad heeft dit verbeterplan bij brief van 28 augustus 2009 onvolledig bevonden. Op 6 november 2009 heeft betrokkene een aangepast verbeterplan ingediend, dat is goedgekeurd bij beslissing van de Raad van 2 december 2009. Betrokkene is tevens een termijn van drie weken gesteld om aan te tonen dat hij de waarneming van zijn praktijk goed had geregeld. De waarnemingsovereenkomst heeft betrokkene bij e-mail van 13 februari 2010 toegestuurd en deze is bij brief van 18 februari 2010 door de Raad akkoord bevonden.

2.4       Bij brief van 7 maart 2012 heeft betrokkene verzocht om vrijstelling van toetsing op grond van de VPPT te verlenen. Uit coulance overwegingen heeft de Raad bij brief van 4 april 2012 uitstel van toetsing verleend tot 2013. Deze hertoetsing heeft (na wederom een uitstel) uiteindelijk op 12 februari 2014 plaatsgevonden.

2.5       Bij brief van 21 februari 2014 is het conceptverslag van de (op grond van de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen (hierna: VoKwb) uitgevoerde) hertoetsing aan betrokkene gezonden. Betrokkene heeft hierop gereageerd bij e-mail van 10 maart 2014. Bij brief van 12 maart 2014 heeft de Raad het definitieve toetsingsverslag aan betrokkene gezonden.

2.6       Bij brief van 13 juni 2014 heeft de Raad het eindoordeel van de hertoetsing (hierna: het eindoordeel) aan betrokkene toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld. De Raad heeft betrokkene in die brief tevens meegedeeld klaagster te zullen adviseren zijn bevindingen in de vorm van een klacht aan de tuchtrechter voor te leggen.  

3.         De klacht

3.1       De klacht houdt in het verwijt dat de accountantspraktijk van betrokkene ten tijde van de hertoetsing van 12 februari 2014 niet beschikte over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor gestelde normen, zoals bedoeld in artikel 3 van de voor de hertoetsing geldende VoKwb en dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met  fundamentele beginselen als bedoeld in artikel A-100.4 en nader uitgewerkt in de hoofdstukken A-130 en A-150 van de Verordening gedragscode AA’s (hierna: VGC).  

3.2        In het bijzonder wordt betrokkene verweten:

a.       dat sprake is van algemene tekortkomingen in het interne stelsel van      kwaliteitsbeheersing;

b.       dat in twee samenstellingsdossiers sprake is van tekortkomingen in:

-        de opdrachtaanvaarding en -continuering;

-        de planning;

-        de uitvoering en documentatie van werkzaamheden;

  1. dat in twee controle-dossiers sprake is van tekortkomingen in:

-        de opdrachtaanvaarding en -continuering;

-        de planning;

-        de uitvoering en documentatie;

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab)is de accountant-administratieconsulent ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had in de periode van 17 januari 2007 tot 4 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende VGC en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1 en voor zover dit plaatshad ná 4 januari 2014 aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (hierna: VGBA).

4.3       Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       In artikel 3 VoKwb jo artikel 73 Wab is bepaald dat de accountant er voor zorgt dat de accountantspraktijk of accountantsafdeling waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wab, en voor zover de getoetste gedragingen plaatsvonden vóór 1 januari 2014, de Wet op de Accountant-administratieconsulenten (hierna: Wet AA). Gelet op deze bepalingen kan naar het oordeel van de Accountantskamer van betrokkene worden verlangd dat deze steeds zorgt voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing.

4.5       Volgens klaagster  is in de accountantspraktijk geen kwaliteitshandboek aanwezig en zijn ook anderszins geen procedures vastgelegd die zien op de kwaliteitsbeheersing binnen de accountantspraktijk. Daarmee heeft betrokkene volgens klaagster gehandeld in strijd met artikel 4 tot en met 6 van de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van assurance opdrachten (NVAK-ass) en met artikel 10 en 11 van de  Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van aan assurance verwante opdrachten (NVAK-aav). Voorts heeft betrokkene niet voldaan aan zijn PE-verplichtingen over de periode 2010 tot en met 2012, worden in de accountantspraktijk geen werkprogramma’s gehanteerd en worden verrichte werkzaamheden ook niet anderszins vastgelegd. Betrokkene heeft daarmee in strijd gehandeld met artikelen 3 van de Nadere voorschriften voor permanente educatie (AA’s) (hierna: NVPE) en de artikelen 14 en 15 NVAK-ass en randnummers 9. en 10. van de Nadere voorschriften controle en overige standaarden (hierna: NVCOS) 4410, zo stelt klaagster. Voorts is in de accountantspraktijk de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling niet geregeld, ontbreekt een incidentenregeling, worden opdrachtgerichte onafhankelijkheidsverklaringen bij assurance-opdrachten niet gebruikt of vindt ondertekening daarvan niet plaats en is de toetsers niet gebleken van beleid omtrent het voorgeschreven periodiek intern kwaliteitsonderzoek. Volgens klaagster komt een en ander in strijd met de artikelen 18 tot en met 21 NVAK-ass en artikel 12, lid 1 sub a. respectievelijk artikel 23 NVAK-ass. De tekortkomingen zijn volgens klaagster eveneens in strijd met de fundamentele beginselen van professioneel gedrag en deskundigheid en zorgvuldigheid (de Accountantskamer begrijpt ‘professionaliteit’ en ‘vakbekwaamheid en zorgvuldigheid’ voor zover deze omissies tevens plaats hadden na 4 januari 2014). Daarnaast heeft betrokkene volgens klaagster in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid omdat hij geen capaciteitsplanning heeft opgesteld, bij vaste prijsafspraken niet al zijn uren heeft geregistreerd, en beoordeling van het personeel niet schriftelijk is vastgelegd.

4.6       In de samenstellingsdossiers heeft betrokkene volgens klaagster, gelet op de daarin geconstateerde tekortkomingen, gehandeld in strijd met randnummers 7., 8., 9., 10., 11., 12., 15. en 17. NVCOS 4410 en eveneens in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit, deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag. Voorts heeft hij bij de concept-jaarrekening over 2012 in het eerste getoetste dossier ten onrechte een samenstellingsverklaring opgenomen wat in strijd is met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag. In het tweede getoetste samenstellingsdossier ontbraken de vennootschapsovereenkomst en een akkoordverklaring van de vennoten bij de jaarrekening hetgeen in strijd is met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag.  

4.7       Betrokkene heeft volgens klaagster, gelet op de aan de dossiers betreffende de  controleopdrachten klevende tekortkomingen, gehandeld in strijd met de artikelen B1-280 en B1-290 VGC, randnummers 3., 9. en 10. NVCOS 210, randnummers 8. tot en met 10. NVCOS 230, randnummers 30. tot en met 33., 16. tot en met 27., 39. en 44. NVCOS 240, randnummer 16. NVCOS 250, NVCOS 300, randnummers 11. tot en met 24., 25. tot en met 29., 31. en 32. NVCOS 315, randnummers 10. en 14. NVCOS 320, randnummers  24., 28. en 30. NVCOS 330, randnummers 5. (b. en c.) en 6. NVCOS 500, randnummer 6. NVCOS 520, NVCOS 580 en randnummer 20. tot en met 37. NVCOS 700 en eveneens in strijd met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag. Tot slot heeft betrokkene de controles niet met de vereiste deskundigheid verricht omdat hij geen onderscheid heeft gemaakt tussen de interimcontrole en de eindejaarscontrole.

4.8       Betrokkene heeft voormelde tekortkomingen niet betwist. Hij heeft toegelicht dat hij door privéomstandigheden en door de overname van een administratiekantoor onvoldoende in staat is geweest om het kwaliteitsstelsel na de eerste toetsing in 2008 op het vereiste niveau te brengen en te voldoen aan PE-verplichtingen over de periode 2010 tot en met 2012. Daarnaast heeft hij aangegeven dat hij voor de periode 2013 tot en met 2015 wel zal voldoen aan zijn PE-verplichtingen en doende is om onder begeleiding van Extendum een stelsel van kwaliteitsbeheersing in te voeren dat voldoet aan de eisen.    

4.9       Alles overziende is naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met de hiervoor onder 4.4. tot en met 4.7 vermelde voorschriften en heeft hij daarmee tevens de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag (geldend krachtens de VGC) respectievelijk vakbekwaamheid en zorgvuldigheid (geldend krachtens de VGBA) niet in acht genomen.

Gezien de aard en de omvang van de vastgestelde tekortkomingen, waarvoor betrokkene verantwoordelijk is, moet worden geoordeeld dat de accountantspraktijk van betrokkene ten tijde van de hertoetsing nog steeds niet beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing als bedoeld in artikel 3 VoKwb.

4.10     Van omstandigheden die meebrengen dat betrokkene van het niet naleven van de hiervoor vermelde verordeningen en nadere voorschriften geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, is niet gebleken. De klachten zijn daarom alle gegrond.

4.11     Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. In dat kader houdt de Accountantskamer rekening met de aard, omvang en de ernst van de verzuimen van betrokkene en de omstandigheden waaronder deze zich hebben voorgedaan. Betrokkene moet in het bijzonder worden aangerekend dat hij in al die jaren na de eerste toetsing zijn tijd en aandacht meer heeft gericht op de overname van een administratiekantoor dan op de noodzakelijke verbetering van het kwaliteitsstelsel van zijn accountantspraktijk en hij ten tijde van de hertoetsing het stelsel van kwaliteitsbeheersing nog steeds niet op orde had, terwijl ook bij de behandeling van de klacht niet is gebleken dat het kantoor inmiddels wel beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen.

Daar weegt onvoldoende tegenop dat betrokkene ter zitting er wel blijk van heeft gegeven dat hij het belang inziet van het beschikken over een zodanig stelsel, voor het realiseren waarvan hij - naar zijn zeggen - externe begeleiding door Extendum heeft ingeschakeld.  

Een en ander afwegende acht de Accountantskamer de in artikel 2, eerste lid, sub e. Wtra bedoelde maatregel van doorhaling passend en geboden, waarbij de termijn waarbinnen betrokkene zich niet opnieuw in het register kan doen inschrijven wordt bepaald op achttien maanden. Een tijdelijke doorhaling als bedoeld in sub d. van genoemd artikel volstaat naar het oordeel van de Accountantskamer niet, nu in dat geval de inschrijving van betrokkene in het register van rechtswege zou herleven, ook als het kantoor dan nog steeds niet beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen. Als de kwaliteit van het kantoor met de hulp van Extendum op het vereiste niveau is gebracht, kan betrokkene de Nba om herinschrijving verzoeken, waarna het aan de Nba is zich dienaangaande een oordeel te vormen.

4.12     Op grond van het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor weergegeven;
  • legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het registe r als bedoeld in artikel 2, onder e. Wtra; deze maatregel gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;
  • bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op achttien maanden;
  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers bedoeld in artikel 1, onder i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. W.F. Boele en mr. C.H. de Haan (rechterlijke leden) en S.L.J. Graafsma RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen klaagster en/of betrokkenetegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.