ECLI:NL:TNORSHE:2021:3 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/36 en 37

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2021:3
Datum uitspraak: 22-02-2021
Datum publicatie: 25-03-2021
Zaaknummer(s): SHE/2020/36 en 37
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de notarissen dat zij met een beroep op hun geheimhoudingsplicht weigeren om inzage te verlenen in de aantekeningen die zijn gemaakt bij het opmaken/passeren van erflaters testament.  De kamer heeft de klachten ongegrond verklaard. Op grond van artikel 22 lid 1 Wna is een notaris in beginsel verplicht tot geheimhouding van alle informatie waarvan hij/zij uit hoofde van zijn/haar werkzaamheden als zodanig kennis neemt. De vraag hoe ver de geheimhoudingsplicht van een notaris zich uitstrekt, wordt in beginsel door de betrokken notaris zelf beantwoord. Immers, alleen de notaris kan precies beoordelen of bepaalde gegevens onder zijn verschoningsrecht vallen. De (tucht)rechter moet het beroep van de notaris op diens verschoningsrecht aanvaarden zolang hij aan redelijke twijfel onderhevig acht of verstrekking van de gevraagde gegevens zou kunnen geschieden zonder dat (tegenover klaagster) geopenbaard wordt wat verborgen dient te blijven. De kamer heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat notaris 1 - die als kandidaat-notaris betrokken was bij het opmaken van het testament en later het protocol van de oud-notaris heeft overgenomen en ook met betrekking tot hetgeen vóór zijn ambtsperiode werd toevertrouwd en aan de bij zijn protocol behorende archieven werd toegevoegd een geheimhoudingsplicht heeft - zich in de gegeven omstandigheden ten onrechte op zijn geheimhoudingsplicht jegens klaagster beroept. Ten aanzien van notaris 2 overweegt de kamer dat de opgevraagde aantekeningen niet tot haar protocol behoren en dat zij reeds hierom niet bevoegd is klaagster inzage te verlenen in de aantekeningen en/of kopieën van deze aantekeningen aan klaagster te verstrekken.

Klachtnummers  : SHE/2020/36 en SHE/2020/37

Datum uitspraak : 22 februari 2021

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klachten van:

[klaagster] (hierna: klaagster),

wonende in [woonplaats],

gemachtigde: de heer mr. J.H.M. Daniëls, advocaat in Sittard,

tegen

1) [notaris 1] (hierna: notaris 1, klacht SHE/2020/36),

gevestigd in [vestigingsplaats],

2) [notaris 2] (hierna: notaris 2, klacht SHE/2020/37),

gevestigd in [vestigingsplaats].

1.          De procedure

1.1.       Bij brief van 27 mei 2020 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster klachten geformuleerd tegen notaris 1 en notaris 2 (hierna samen: de notarissen). Deze brief (met bijlagen) is op 5 juni 2020 door de kamer voor het notariaat (de kamer) ontvangen.

1.2.       De notarissen hebben bij brief van 3 september 2020 een verweerschrift ingediend.

1.3.       Bij brieven van 21 september 2020 heeft de kamer aan partijen meegedeeld dat in verband met de door het kabinet in het kader van het coronavirus getroffen maatregelen voor de kamer een grote vertraging dreigt om de zaken mondeling op een zitting te kunnen behandelen. Aan partijen is voorgesteld in plaats van een mondelinge behandeling de zaken na een tweede schriftelijke ronde schriftelijk af te doen.

1.4.       Beide partijen hebben vervolgens niet om een mondelinge behandeling gevraagd.

1.5.       Bij brief van 26 oktober 2020 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster repliek ingediend.

1.6.       Bij brief van 20 november 2020 hebben de notarissen dupliek ingediend.

1.7.       Ten slotte is aan partijen op 26 november 2020 bericht dat op 22 februari 2021 uitspraak zal worden gedaan.

1.8.       Vanwege de onderlinge samenhang heeft de kamer de klachten tegen de notarissen gevoegd, wat leidt tot een uitspraak.

2.          De feiten

2.1.       Klaagster heeft een relatie gehad met de heer [naam] (hierna: erflater). Zij woonden samen en hadden een samenlevingsovereenkomst. Uit een eerdere relatie had erflater al twee zonen: [zoon 1] en [zoon 2] (hierna samen: de zonen).

2.2.       Op 5 april 2006 heeft notaris mr. [X] te [vestigingsplaats] (hierna: de oud-notaris) het laatste testament van erflater (hierna: het testament) gepasseerd. Notaris 1 (destijds kandidaat-notaris) was bij het opmaken van het testament betrokken.

2.3.       Bij het testament heeft erflater, onder herroeping van alle eerder gemaakte uiterste wilsbeschikkingen, (kort gezegd) aan klaagster gelegateerd:

- zijn levende have alsmede een bedrag van € 10.000,-- ter verzorging van deze levende have;

- een bedrag in contanten van € 110.000,--;

- zijn vuurwapens;

- zijn auto’s;

- zijn inboedel, machines en gereedschappen;

- de beperkte rechten van gebruik en bewoning van zijn woning, gronden, binnenvijver en vijver op zijn landgoed aan de [adresgegevens en woonplaats] (hierna: de woning).

Aan [zoon 1] heeft erflater de op zijn landgoed aanwezige opslagruimte voor fruit en verkoopruimte gelegateerd.

Erflater heeft bepaald dat ingeval de legaten ten aanzien van de woning en de opslag- en verkoopruimte statusverlies zullen opleveren voor het landgoed met betrekking tot de Natuurschoonwet, deze legaten als niet geschreven dienen te worden beschouwd.  

Verder heeft erflater onder de last van alle legaten de wettelijke erfopvolging bevestigd en klaagster benoemd tot executeur van zijn nalatenschap.

2.4.       Notaris 1 is de opvolger van de oud-notaris. Hij heeft het protocol van de oud-notaris overgenomen.

2.5.       Op [datum] 2017 is erflater overleden. Hij heeft de zonen als zijn enige erfgenamen achtergelaten.

2.6.       Op 30 oktober 2017 heeft mr. [Y], een aan het kantoor van de notarissen verbonden kandidaat-notaris (hierna: de kandidaat-notaris), een eerste bespreking gevoerd met klaagster naar aanleiding van erflaters overlijden. Klaagster heeft de opdracht gegeven tot het opmaken van een verklaring van erfrecht en zij heeft aangegeven hulp te wensen bij de verdere afwikkeling en verdeling van erflaters nalatenschap.

2.7.       Aangezien het contact tussen klaagster en de zonen ten aanzien van de afwikkeling van erflaters nalatenschap moeizaam verliep, heeft de kandidaat-notaris voorgesteld om een gezamenlijke bespreking met alle betrokkenen te houden.

2.8.       Op 5 februari 2018 heeft op het notariskantoor een bespreking plaatsgevonden tussen notaris 2, de kandidaat-notaris, de zonen, klaagster en de zoon van klaagster. Tijdens deze bespreking is gebleken dat voor klaagster en de zonen op diverse punten onduidelijkheden bestonden over de inhoud van erflaters testament. Die onduidelijkheid gold met name voor de door erflater aan klaagster gelegateerde beperkte rechten van gebruik en bewoning van de woning en de vraag waarop deze rechten betrekking hebben. Notaris 2 heeft te kennen gegeven hierover als notaris geen bindend oordeel te kunnen geven en zij heeft klaagster en de zonen geadviseerd om tot een vaststellingsovereenkomst te komen.

2.9.       Op 7 februari 2018 heeft klaagster telefonisch aan de kandidaat-notaris te kennen gegeven dat zij van een andere notaris uitleg wenste te krijgen over erflaters testament. Klaagster heeft zich vervolgens gewend tot notaris mr. [Z], die in deze kwestie als partij-notaris voor klaagster is gaan optreden (mr. [Z] hierna: de partij-notaris). 

2.10.      Op 21 maart 2018 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen notaris 2, de kandidaat-notaris, de zonen, klaagster en de partij-notaris. Op dezelfde dag zijn zij ook ter plekke op het landgoed van erflater gaan kijken. Tijdens deze bespreking is aan de orde gekomen dat er aantekeningen waren gevonden, die door de oud-notaris en notaris 1 met betrekking tot het testament zijn gemaakt. De partij-notaris heeft verzocht om inzage in deze aantekeningen. Afgesproken is dat notaris 2, in verband met de geheimhoudingsplicht van een notaris, hierover eerst in overleg zou treden met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB). Na overleg met de KNB en het Notarieel Bureau is het verzoek van de partij-notaris vervolgens afgewezen.

2.11.      Op 13 juni 2018 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen de notarissen, klaagster, de partij-notaris en de zonen. Ook de heer [A], adviseur op het gebied van de Natuurschoonwet, was daarbij aanwezig. Tijdens deze bespreking heeft klaagster te kennen gegeven afgifte te wensen van de door erflater aan haar gelegateerde beperkte rechten van gebruik en bewoning van de woning. Aangezien klaagster en de zonen geen overeenstemming hadden over onder meer de omvang van deze rechten (zij waren hierover inmiddels verwikkeld in gerechtelijke procedures), hebben de notarissen aan klaagster meegedeeld niet mee te kunnen werken aan de afgifte van het legaat zolang er onduidelijkheid bestaat over de omvang van dit legaat.     

2.12.      Op 16 augustus 2018 heeft klaagster te kennen gegeven het dossier weg te halen bij het kantoor van de notarissen en het dossier door een andere notaris, niet zijnde de partij-notaris, te laten behandelen. In dit verband heeft klaagster verschillende bescheiden, die zij eerder aan de kandidaat-notaris had gegeven, teruggevraagd en opgehaald. Klaagster heeft de afgifte van het legaat van de beperkte rechten van gebruik en bewoning van de woning inmiddels laten verzorgen door de betreffende notaris. Deze afgifte heeft geleid tot meerdere gerechtelijke procedures tussen klaagster en de zonen.

2.13.      Op 18 januari 2019 heeft klaagster het kantoor van de notarissen gevraagd om een verslag van de bespreking van 21 maart 2018. Bij e-mailbericht van 3 april 2019 is dit verslag door het notariskantoor aan haar toegezonden.

2.14.      Bij e-mailbericht van 8 april 2019 heeft de gemachtigde van klaagster het notariskantoor gevraagd om de aantekeningen te verstrekken die zijn gemaakt bij het opmaken van het testament van erflater.

2.15.      Bij e-mailbericht van 8 mei 2019 heeft een medewerkster van de notarissen aan de gemachtigde van klaagster te kennen gegeven dat de notarissen bij hun eerder ingenomen standpunt blijven dat een notaris, in verband met de geheimhoudingsplicht, nooit dossieraantekeningen mag verstrekken.

2.16.      Bij brief van 11 juni 2019 heeft de gemachtigde van klaagster onder meer het volgende aan notaris 2 te kennen gegeven:

“Het is u bekend dat executeur [klaagster] en erfgenamen [de zonen] in een juridisch gevecht verwikkeld zijn omtrent de uitleg van dit testament.

Qua consequenties en qua kosten kan die uitleg schade toebrengen aan de positie van [klaagster] aan wie eveneens een legaat is verstrekt.

Nu in de ogen van [klaagster] de bewoordingen van het testament niet duidelijk zijn, acht [klaagster] [het notariskantoor] beroepsaansprakelijk voor deze onduidelijkheden c.q. gemaakte fouten.

Zeker nu u met een beroep op de notariële geheimhoudingsplicht weigert nadere inzage te geven in de aantekeningen die gemaakt zijn, rest mij slechts deze aansprakelijkheidstelling.

(…)

Ik stel bij deze uw kantoor aansprakelijk voor de gemaakte en de te maken kosten en de geleden en nog te lijden schade.

Ik verzoek u een en ander op te geven aan uw beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar en mij dat te bevestigen.”  

3.          De klachten

3.1.       Klaagster verwijt de notarissen dat zij met een beroep op hun geheimhoudingsplicht weigeren om inzage te verlenen in de aantekeningen die zijn gemaakt bij het opmaken/passeren van erflaters testament van 5 april 2006.

3.2.       Verder verzoekt klaagster de kamer om aan de notarissen de opdracht te geven bedoelde aantekeningen aan de voorzitter van de kamer ter hand te stellen, zodat de voorzitter hierover mededelingen kan doen aan klaagster als belanghebbende, althans een zodanige maatregel te treffen die de kamer geraden acht.

3.3.       De notarissen hebben verweer gevoerd tegen de klachten. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

4.1.       Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

4.2.       Klaagster verwijt de notarissen dat zij met een beroep op hun geheimhoudingsplicht weigeren om inzage te verlenen in de aantekeningen die zijn gemaakt bij het opmaken/passeren van erflaters testament van 5 april 2006. Die aantekeningen kunnen van groot belang zijn voor de lopende rechtszaken tussen klaagster en de zonen over de uitleg van het testament ten aanzien van de gelegateerde beperkte rechten van gebruik en bewoning van de woning en voor de beoordeling van de beroepsaansprakelijkheid van de notarissen. De notarissen zijn volgens klaagster namelijk verantwoordelijk voor de ter discussie staande formulering van het testament.

4.3.       De notarissen hebben een beroep gedaan op hun geheimhoudingsplicht en voeren verder aan dat zij navraag hebben gedaan bij de KNB en het Notarieel Bureau. Laatstgenoemden hebben bevestigd dat dossieraantekeningen nooit mogen worden afgegeven en over vertrouwelijke cliëntinformatie geen mededelingen mogen worden gedaan door een notaris.

Ten aanzien van notaris 2 voeren de notarissen ook nog aan dat zij geen bemoeienis heeft gehad met het opmaken/passeren van erflaters testament. Het testament is door de oud-notaris gepasseerd en behoort tot zijn protocol, dat is overgenomen door notaris 1. De opgevraagde aantekeningen behoren dus niet tot het protocol van notaris 2, zodat zij alleen al om deze reden niet bevoegd is de aantekeningen te verstrekken.

4.4.       Naar aanleiding van het beroep op de notariële geheimhoudingsplicht overweegt de kamer als volgt. Op grond van artikel 22 lid 1 Wna is een notaris in beginsel verplicht tot geheimhouding van alle informatie waarvan hij/zij uit hoofde van zijn/haar werkzaamheden als zodanig kennis neemt. Deze geheimhoudingsplicht staat in dienst van de vertrouwensrelatie tussen de notaris en zijn/haar cliënt en hangt samen met de bijzondere positie van de notaris in het rechtsbestel; bij verschillende (privaatrechtelijke) rechtshandelingen is de formele tussenkomst van de notaris voorgeschreven. Om een vrije toegang tot de rechtsbedeling te waarborgen, is het noodzakelijk dat iedereen zich vrijelijk tot een notaris kan wenden voor juridische bijstand of advies en daarbij verzekerd is van het vertrouwelijk karakter van de informatie die aan de notaris wordt toevertrouwd. Dit uitgangspunt vormt de grondslag voor de geheimhoudingsplicht en deze plicht is door de Hoge Raad erkend als algemeen rechtsbeginsel. Het grote belang van de geheimhoudingsplicht komt onder meer tot uiting in de strafbaarstelling van de schending van het ambts- of beroepsgeheim in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht. De geheimhoudingsplicht kan alleen in uitzonderlijke omstandigheden door de geheimhouder of door de rechter worden doorbroken.

4.5.       De vraag hoe ver de geheimhoudingsplicht van een notaris zich uitstrekt, wordt in beginsel door de betrokken notaris zelf beantwoord. Immers, alleen de notaris kan precies beoordelen of bepaalde gegevens onder zijn verschoningsrecht vallen.Een notaris kan zich op grond van het bepaalde in artikel 4 lid 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 niet door de opdrachtgever of door andere bij de rechtshandeling betrokkenen van zijn geheimhoudingsplicht laten ontslaan. De (tucht)rechter moet het beroep van de notaris op diens verschoningsrecht aanvaarden zolang hij aan redelijke twijfel onderhevig acht of verstrekking van de gevraagde gegevens zou kunnen geschieden zonder dat (tegenover klaagster) geopenbaard wordt wat verborgen dient te blijven.

De kamer heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat notaris 1 - die als kandidaat-notaris betrokken was bij het opmaken van het testament en later het protocol van de oud-notaris heeft overgenomen en ook met betrekking tot hetgeen vóór zijn ambtsperiode werd toevertrouwd en aan de bij zijn protocol behorende archieven werd toegevoegd een geheimhoudingsplicht heeft - zich in de gegeven omstandigheden ten onrechte op zijn geheimhoudingsplicht jegens (de gemachtigde van) klaagster beroept. Bij dit oordeel weegt mee dat het ambtsgeheim niet beperkt is tot datgene wat zijn weerslag in een akte vindt. Ook hetgeen aan de oud-notaris en/of notaris 1 (die destijds kandidaat-notaris was) schriftelijk of mondeling door erflater is meegedeeld, valt in beginsel onder de geheimhouding, evenals de door de oud-notaris en notaris 1 gemaakte aantekeningen van gedachtewisselingen met erflater.

Ten aanzien van notaris 2 overweegt de kamer dat de opgevraagde aantekeningen niet tot haar protocol behoren. De kamer volgt de notarissen in hun verweer dat notaris 2 reeds hierom niet bevoegd is klaagster inzage te verlenen in de aantekeningen en/of kopieën van deze aantekeningen aan klaagster te verstrekken.

Nader onderzoek (door de voorzitter van de kamer, zoals klaagster heeft verzocht) acht de kamer in het kader van deze klachtprocedure - waarin de notarissen wordt verweten dat zij ten onrechte een beroep doen op hun geheimhoudingsplicht - daarom niet noodzakelijk. Dit verzoek zal dus worden afgewezen. Voor zover klaagster haar verzoek om nader onderzoek in het kader van (eventueel aanhangig te maken) andere procedures mocht hebben gedaan, wordt dit verzoek eveneens afgewezen.

4.6.       Nu de kamer van oordeel is dat de notarissen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld door zich op hun geheimhoudingsplicht te beroepen, zullen de klachten ongegrond worden verklaard.

5.          De beslissing

De kamer:

5.1.       verklaart de klachten tegen de notarissen ongegrond;

5.2.       wijst het verzoek om nader onderzoek (zoals omschreven in 3.2.) af.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend rechterlijk lid en mr. M.A. Rosenbrand-Biesheuvel, notarislid.

Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2021 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.