ECLI:NL:TNORSHE:2016:3 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2015/56

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2016:3
Datum uitspraak: 21-03-2016
Datum publicatie: 24-03-2016
Zaaknummer(s): SHE/2015/56
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: De kandidaat-notaris is aanvankelijk betrokken geweest bij de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager. Het dossier is vervolgens verder in behandeling genomen door de notaris op het kantoor en de kandidaat-notaris heeft daar verder geen bemoeienis meer mee gehad. De notaris passeert in opdracht van vader (executeur) een akte van boedelbeschrijving. Nadat klager bezwaren heeft geuit tegen de inhoud van die akte, stelt de notaris een aanvullende akte van boedelbeschrijving op, waaruit blijkt dat de nalatenschap een hogere waarde vertegenwoordigt. De kandidaat-notaris passeert deze akte als waarnemer van de notaris. Overeenkomstig de begripsbepaling van artikel 1 lid 1 sub c Wna verricht een kandidaat-notaris notariële werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van een notaris. Afhankelijk van de aard en omvang van de door een kandidaat-notaris in een bepaald dossier verrichte werkzaamheden en diens werkervaring heeft hij in meerdere of mindere mate een eigen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid. Indien een kandidaat-notaris echter als waarnemer van een notaris optreedt, is hij zelf verantwoordelijk voor de werkzaamheden die hij als waarnemer verricht. Zo is het in het kader van een dergelijke waarneming geheel de eigen verantwoordelijkheid van de kandidaat-notaris of hij de aanwijzingen van de notaris inzake de ambtsuitoefening al dan niet opvolgt. Klager verwijt de kandidaat-notaris (onder meer) dat hij valselijk door vader afgelegde verklaringen heeft trachten te legaliseren/maskeren. Vo lgens de kandidaat-notaris had hij geen enkele reden om te twijfelen aan de integriteit van vader en aan de deskundigheid en betrouwbaarheid van de advocaat, de accountant en de taxateurs die in opdracht van vader de waarde van de aandelen in de onderneming, de onroerende zaak en de bestekcassette hadden bepaald. Nu de stukken die de executeur ter onderbouwing van de aanvullende boedelbeschrijving ter beschikking had gesteld afkomstig waren van personen, van wie de kandidaat-notaris mocht aannemen dat deze deskundig waren op hun vakgebied, is de kamer van oordeel dat hij heeft mogen afgaan op de juistheid van hun visie. Bij gebrek aan andersluidende concrete informatie is de kamer van oordeel dat het standpunt van de executeur ten aanzien van de waarde van de inboedel voor de kandidaat-notaris geen aanleiding had behoeven te vormen om zijn dienst te weigeren in de zin van het bepaalde bij artikel 21 lid 2 Wna. In de gegeven omstandigheden heeft de kandidaat-notaris voldoende zorgvuldigheid betracht bij de beoordeling en het passeren van de akte houdende aanvullende boedelbeschrijving, zodat de onderdelen van de klacht die betrekking hebben op zijn handelwijze betreffende de waardering van boedelbestanddelen ongegrond zullen worden verklaard. Overige onderdelen van de klacht eveneens ongegrond.

Klachtnummer : SHE/2015/56

Datum uitspraak : 21 maart 2016

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van

de heer mr. [naam] mba (hierna: klager),

wonende in [naam gemeente],

tegen

de heer mr. [naam],

kandidaat-notaris in [naam gemeente] (hierna: de kandidaat-notaris).

1. De procedure

1.1. Klager heeft bij brief van 3 juli 2015 een klacht geformuleerd tegen de kandidaat-notaris en tegen notaris mevrouw mr. [naam], notaris (hierna: de notaris). Zij waren destijds verbonden aan hetzelfde kantoor. De klacht is op 13 juli 2015 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (hierna: de kamer). Op verzoek van de kamer heeft klager de klacht gesplitst. Na ontvangst van de aangepaste klacht op 27 juli 2015 heeft de kamer de klacht tegen de kandidaat-notaris onder bovenstaand nummer in behandeling genomen. De klacht tegen de notaris is in behandeling genomen onder nummer SHE/2015/55.

1.2. De kandidaat-notaris heeft op de klacht geantwoord.

1.3. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft de behandeling van de zaak vervolgens verwezen naar de volle kamer.

1.4. De kamer heeft de klachten tegen de kandidaat-notaris en de notaris gelijktijdig behandeld ter zitting van 16 december 2015. De notaris en de kandidaat-notaris zijn ter zitting verschenen. Zij hebben hun standpunt toegelicht. Klager is niet ter zitting verschenen.

2. De feiten

2.1. De moeder van klager is op [datum] 2014 overleden. Zij had bij testament over haar nalatenschap beschikt met benoeming van de vader van klager (hierna: vader) als executeur en afwikkelingsbewindvoerder.

2.2. Vader heeft het kantoor waaraan de kandidaat-notaris destijds was verbonden opdracht gegeven een verklaring van erfrecht op te stellen, in welk verband vader aan de kandidaat-notaris had meegedeeld dat de nalatenschap een positief saldo vertegenwoordigde. Bij een brief met toelichting heeft de kandidaat-notaris een verklaring van zuivere aanvaarding toegezonden aan klager. Nadien is discussie ontstaan over de omvang en de waarde van de nalatenschap. Klager heeft te kennen gegeven dat hij behoefte had aan een boedelbeschrijving voordat hij zou beslissen over het al dan niet (zuiver/beneficiair) aanvaarden van de nalatenschap. Klager en de kandidaat-notaris hebben daarover gecorrespondeerd. In september 2014 heeft de notaris de behandeling van het dossier overgenomen van de kandidaat-notaris.

2.3. Eind oktober 2014 heeft vader de notaris opdracht gegeven om in samenwerking met zijn accountant/financieel adviseur een notariële boedelbeschrijving van de nalatenschap op te stellen. De notaris heeft op 6 januari 2015 een notariële akte van boedelbeschrijving gepasseerd. In deze akte wordt vermeld dat het saldo van de nalatenschap € 476.741,00 bedraagt.

2.4. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de inhoud van de boedelbeschrijving, die naar zijn mening op diverse onderdelen onvolledig en onjuist was. Omdat klager ook overigens ontevreden was over de handelwijze van de notaris en de kandidaat-notaris heeft hij op 20 januari 2015 klachten tegen hen ingediend bij de kamer. Deze klachten tegen de notaris (SHE/2015/4) en de kandidaat-notaris (SHE/2015/5) zijn door de kamer gecombineerd behandeld ter zitting van 15 juni 2015.

2.5. In verband met de bezwaren van klager had vader de notaris inmiddels opdracht gegeven tot het opstellen van een aanvullende boedelbeschrijving. Op 17 juni 2015 heeft de kandidaat-notaris, als waarnemer van de notaris, een akte houdende aanvullende boedelbeschrijving gepasseerd. In deze akte is onder meer vermeld dat vader heeft verklaard dat het eerder door hem opgegeven saldo van de nalatenschap ten gevolge van een aantal wijzigingen dient te worden gecorrigeerd. In de recapitulatie van de aanvullende boedelbeschrijving wordt vermeld dat het totaal van de bezittingen blijkens de bijlage die behoort bij de akte van 6 januari 2015 € 994.367,00 bedroeg, maar dat dit bedrag dient te worden vermeerderd met:

- de waarde van de bestekcassette ad € 8.000,00;

- de vordering in rekening courant van vader op zijn besloten vennootschap [naam] B.V. ad € 83.250,00;

- het verschil tussen de taxatiewaarde van de onroerende zaak aan de [adres] van € 455.000,00 en de WOZ-waarde zoals opgenomen in de akte van 6 januari

2015 van € 444.000,00, zijnde een bedrag van € 11.000,00.

2.6. De advocaat van vader, de heer mr. J.Th.M. Diks, heeft de aanvullende akte van boedelbeschrijving op 2 juli 2015 aan klager toegezonden en gevraagd hem te berichten of hij zich met de inhoud daarvan kan verenigen en of op grond van de aanvulling diens (niet opeisbare) vordering kan worden vastgesteld. Klager heeft de advocaat bericht dat hij bezwaren heeft tegen de inhoud van de aanvullende boedelbeschrijving.

2.7. Zoals gemeld heeft klager op 13 juli 2015 nieuwe klachten ingediend tegen de notaris en de kandidaat-notaris.

2.8. Bij beslissing van 17 augustus 2015 heeft de kamer de eerder ingediende klachten ongegrond verklaard. Tegen deze beslissingen is geen hoger beroep ingesteld.

2.9. De kandidaat-notaris is met ingang van 1 september 2015 gevestigd in [naam gemeente].

3. De klacht

3.1. Klager verwijt de kandidaat-notaris (samengevat) dat hij een aanvullende boedelbeschrijving heeft opgesteld zonder dat alle onderdelen van de inboedel zijn getaxeerd, dat hij (onjuist) gebruik heeft gemaakt van een ondeugdelijk taxatierapport met betrekking tot de woning in [naam gemeente], dat hij verklaringen heeft opgesteld met betrekking tot de genoemde rechtspersoon zonder daarvan enige onderbouwing te kunnen overleggen, dat hij valselijk door vader afgelegde verklaringen heeft trachten te “legaliseren/maskeren” middels de aanvullende boedelbeschrijving en dat hij niet heeft geantwoord op de correspondentie van klager.

3.2. De kandidaat-notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dit verweer zal hierna, voor zover relevant, aan de orde komen.

4. De beoordeling

4.1. Op grond van artikel 93 van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de kandidaat-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit wetsartikel oplevert. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de kandidaat-notaris de behandeling van het dossier met betrekking tot de nalatenschap van moeder in september 2014 heeft overgedragen aan de notaris. Nu niet is gesteld of gebleken dat de kandidaat-notaris vanaf dat moment tot medio juni 2015 nog werkzaamheden met betrekking tot deze nalatenschap heeft verricht dan wel op andere wijze daarbij betrokken is geweest, gaat de kamer er van uit dat de klacht zich concentreert op de handelwijze van de kandidaat-notaris, in zijn hoedanigheid van waarnemer van de notaris, in verband met het passeren van de akte houdende aanvullende boedelbeschrijving op 17 juni 2015.

4.2. Opmerking verdient dat een kandidaat-notaris overeenkomstig de begripsbepaling van artikel 1 lid 1 sub c Wna onder verantwoordelijkheid van een notaris notariële werkzaamheden verricht. Afhankelijk van de aard en omvang van de door een kandidaat-notaris in een bepaald dossier verrichte werkzaamheden en diens werkervaring heeft hij in meerdere of mindere mate een eigen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid. Indien een kandidaat-notaris echter als waarnem er van een notaris optreedt, is hij zelf verantwoordelijk voor de werkzaamheden die hij als waarnemer verricht. Zo is het in het kader van een dergelijke waarneming geheel de eigen verantwoordelijkheid van de kandidaat-notaris of hij de aanwijzingen van de notaris inzake de ambtsuitoefening al dan niet opvolgt.

4.3. De kandidaat-notaris, die aanvankelijk enkel bij de behandeling van het dossier betrokken was geweest in verband met de afgifte van een verklaring van erfrecht, heeft gesteld dat hij bij het passeren van de akte met vader heeft gesproken over de daarin opgenomen aanvullingen en dat hij kennis heeft genomen van de informatie van de accountant en de taxatierapporten die ten grondslag hebben gelegen aan de aanvullingen op de akte van boedelbeschrijving van 6 januari 2015. De kamer gaat er van uit dat de voorbereidende werkzaamheden door de notaris zijn verricht.

4.4. Nu een belangrijk deel van de door klager geuite verwijten voortkomt uit zijn overtuiging dat de kandidaat-notaris zich actiever/kritischer had moeten opstellen bij het beoordelen van de juistheid van de informatie die vader heeft aangeleverd omtrent de samenstelling en de waarde van de nalatenschap, acht de kamer het van belang te wijzen op de taken en de verantwoordelijkheden van de executeur en de kandidaat-notaris in zaken als deze.

4.5. Vooropgesteld wordt dat de executeur aan een erfgenaam alle gewenste inlichtingen dient te geven over de uitoefening van zijn taak (artikel 4:148 Burgerlijk Wetboek). Tot deze taak behoort (onder meer) het met bekwame spoed opmaken van een boedelbeschrijving (artikel 4:146 lid 2 Burgerlijk Wetboek). Indien alle partijen zich daarmee verenigen en zij het vrije beheer over hun goederen hebben, kan een voorgeschreven boedelbeschrijving plaats vinden bij een onderhandse akte. In alle andere gevallen geschiedt zij bij notariële akte (artikel 671 Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering). Een dergelijke akte van boedelbeschrijving wordt aangemerkt als een partijakte; deze bevat de verklaring van de executeur omtrent de samenstelling en de waarde van de nalatenschap. De executeur is verantwoordelijk voor de inhoud van een boedelbeschrijving.

4.6. Vader heeft, in zijn hoedanigheid van executeur, de notaris gevraagd een akte houdende aanvullende boedelbeschrijving op te stellen in aanvulling op de akte van 6 januari 2015. Naar aanleiding van de door klager geuite bezwaren tegen de inhoud van de eerdere boedelbeschrijving heeft vader opdracht gegeven aan Het Waare Huis, makelaar en taxateur in Rosmalen, om de vrije verkoopwaarde (marktwaarde) te bepalen van de onroerende zaak in [naam gemeente] per overlijdensdatum van moeder. Terwijl in de akte van 6 januari 2015 voor deze waarde aansluiting was gezocht bij de waarde op grond van de Wet Waardering Onroerende Zaken in het jaar van overlijden van moeder, is in de aanvullende boedelbeschrijving de door de taxateur bepaalde vrije verkoopwaarde (zijnde de marktwaarde) opgenomen.

4.7. In verband met de bezwaren van klager ten aanzien van de waardebepaling van de aandelen heeft vader opnieuw contact gehad met zijn accountant, de heer drs. J.A.C.M. Steinhage. De notaris heeft een aantal vragen aan de accountant voorgelegd. Bij brief van 8 mei 2015 heeft de accountant onder meer aan de notaris bericht dat het eigen vermogen van de vennootschap ten tijde van het overlijden van moeder € 243.561,00 bedroeg. In de aanvullende akte van boedelbeschrijving is opgenomen dat bij de waardering van de aandelen in de vennootschap [naam] B.V. eerder abusievelijk geen rekening was gehouden met de rekening courantverhouding tussen vader en deze vennootschap, welke vordering per overlijdensdatum van moeder € 83.250,00 bedroeg. Volgens de notaris is deze informatie over de rekeningcourantverhouding door de accountant aan haar verstrekt.

4.8. Verder h eeft vader opdracht gegeven aan taxateur Nouwens en Houdijk in ’s-Hertogenbosch om de waarde te bepalen van de bestekcassette, die eerder niet apart in de boedelbeschrijving was opgenomen. De door deze taxateur bepaalde waarde in het economisch verkeer van de bestekcassette is vervolgens alsnog opgenomen in de aanvullende boedelbeschrijving. Volgens de notaris heeft vader verklaard dat naar zijn stellige overtuiging geen aanleiding bestond voor een taxatie van alle inboedelgoederen, omdat de inboedel sterk gedateerd was en niet of nauwelijks waarde vertegenwoordigde. N iet is gesteld of gebleken dat klager zijn standpunt dat de inboedel een hogere waarde vertegenwoordigde dan in de boedelbeschrijving (naast de bestekcassette) was meegenomen tegenover de notaris nader heeft onderbouwd, bijvoorbeeld door concreet aan te geven welke waardevolle goederen (naast de bestekcassette) tot de inboedel behoorden. De notaris heeft in dat verband aan klager meegedeeld dat bij de waardering van de inboedel bij nalatenschappen in beginsel niet de verzekeringswaarde maar de waarde in het economisch verkeer (zijnde de tweedehands verkoopwaarde) wordt gehanteerd, welke waarde doorgaans gering is. In de eerdere akte was de waarde van de inboedel bepaald op een bedrag van € 2.000,00.

4.9. Zoals gemeld is de executeur verantwoordelijk voor de inhoud van de boedelbeschrijving. Uit de akte houdende aanvullende boedelbeschrijving blijkt dat de executeur, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 674 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, heeft verklaard dat er niets meer tot de nalatenschap van moeder behoort dan hetgeen is omschreven in deze akte en de eerdere akte, waarna hij in handen van de notaris de eed heeft afgelegd dat hij niets heeft verduisterd, noch weet of gezien heeft dat daarvan iets is verduisterd.

4.10. Volgens de kandidaat-notaris had hij geen enkele reden om te twijfelen aan de integriteit van vader en aan de deskundigheid en betrouwbaarheid van de advocaat, de accountant en de taxateurs die in opdracht van vader de waarde van de aandelen in de onderneming, de onroerende zaak en de bestekcassette hadden bepaald. Nu de stukken die de executeur ter onderbouwing van de aanvullende boedelbeschrijving ter beschikking had gesteld afkomstig waren van personen, van wie de kandidaat-notaris mocht aannemen dat deze deskundig waren op hun vakgebied, is de kamer van oordeel dat hij heeft mogen afgaan op de juistheid van hun visie. Bij gebrek aan andersluidende concrete informatie is de kamer van oordeel dat het standpunt van de executeur ten aanzien van de waarde van de inboedel voor de kandidaat-notaris geen aanleiding had behoeven te vormen om zijn dienst te weigeren in de zin van het bepaalde bij artikel 21 lid 2 Wna. In de gegeven omstandigheden heeft de kandidaat-notaris voldoende zorgvuldigheid betracht bij de beoordeling en het passeren van de akte houdende aanvullende boedelbeschrijving, zodat de onderdelen van de klacht die betrekking hebben op zijn handelwijze betreffende de waardering van boedelbestanddelen ongegrond zullen worden verklaard.

4.11. Verder verwijt klager de kandidaat-notaris dat hij een fout van de notaris in de eerdere akte van boedelbeschrijving niet heeft gecorrigeerd in de aanvullende akte. Dit onderdeel van de klacht acht de kamer eveneens ongegrond. Een boedelbeschrijving is een overzicht van de bezittingen en schulden van de erflater ten tijde van zijn/haar overlijden. De begrafeniskosten vallen daar niet onder en dienen in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap te worden toebedeeld. Voor zover zou moeten worden aangenomen dat deze kosten in een eerder stadium niet op de juiste wijze waren toebedeeld, is de kandidaat-notaris daarbij niet betrokken geweest, terwijl deze (mogelijke) omissie inmiddels kennelijk is gecorrigeerd. Van klachtwaardig handelen van de kandidaat-notaris op dat punt is naar het oordeel van de kamer dan ook geen sprake.

4.12. Voor zover de klacht ziet op het achterhouden van de brief van de accountant d.d. 8 mei 2015 aan de notaris kan de kandidaat-notaris daarvan sowieso geen verwijt worden gemaakt, nu hij destijds niet betrokken was bij de behandeling van het dossier. Dit onderdeel van de klacht is daarom eveneens ongegrond. De overige onderdelen van de klacht, waaronder de klacht dat de kandidaat-notaris niet heeft geantwoord op correspondentie, acht de kamer onvoldoende onderbouwd. Klager heeft slechts bedenkingen geuit die van onvoldoende gewicht zijn om tot de slotsom te komen dat de kandidaat-notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

4.13. In een tuchtprocedure als de onderhavige bestaat geen ruimte om een andere notaris opdracht te geven tot afwikkeling van de nalatenschap, zoals klager graag zou zien. Zijn daartoe strekkende verzoek zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat:

verklaart alle onderdelen van de klacht ongegrond;

verklaart het verzoek om een andere notaris opdracht te geven de nalatenschap af te wikkelen niet ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door mr. C.M. Wiertz-Wezenbeek, voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr. L.J.M. Teunissen, notarislid, mr. S. Lettinga, plaatsvervangend notarislid, en mr. G.A.M. van Lith, plaatsvervangend belastinglid.

Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2016 door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.