ECLI:NL:TNORSHE:2015:18 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2015/14

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2015:18
Datum uitspraak: 19-10-2015
Datum publicatie: 30-10-2015
Zaaknummer(s): SHE/2015/14
Onderwerp: Ondernemingsrecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: (On)herroepelijke volmacht en (on)toereikende volmacht ter zake van aandelenoverdracht. Klacht ongegrond.

Klachtnummer : SHE/2015/14

Datum uitspraak : 19 oktober 2015

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’S-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van

[…] B.V. (verder: klaagster), gevestigd te […],

advocaat mr. J.R.G. Smulders, gevestigd te Roermond,

tegen

notaris mr. […] (verder: notaris), gevestigd te […],

advocaat mr. J. Mencke, gevestigd te Amsterdam.

1. De procedure

1.1. Klaagster heeft bij brief van 13 februari 2015 een klacht geformuleerd tegen de notaris.

Deze klacht is op 16 februari 2015 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (verder: de kamer).

1.2. De notaris heeft op de klacht geantwoord.

1.3. De voorzitter van de kamer heeft de behandeling van de zaak verwezen naar de volle kamer.

1.4. De kamer heeft nadien kennisgenomen van een brief (met bijlagen) van mr. Smulders gedateerd 13 februari 2015.

1.5. De kamer heeft de klacht behandeld op 20 juli 2015. Verschenen is de heer […]

(hierna: de heer [X]) namens klaagster bijgestaan door mr. Smulders. Voorts is de notaris verschenen, bijgestaan door mr. Mencke. Zij hebben hun standpunten toegelicht.

2. De feiten

2.1. […] B.V. (hierna: A) is een onderneming die zich bezig houdt met het verlenen van betaaldiensten. [A] levert aan haar klanten een technische aansluiting waarmee een verbinding wordt gemaakt tussen de betreffende klant en het betaalplatform. De Nederlandsche Bank heeft aan [A] een vergunning verleend voor het uitoefenen van het bedrijf van betaalinstelling in de zin van de Wet Financieel Toezicht.

2.2. Klaagster was houder van de meerderheid van de aandelen in [A]. De overige aandelen in [A] werden gehouden door 8 andere aandeelhouders.

2.3. De bestuurders van [A] waren de heer […] (hierna: de heer [Y]) en de heer […] (hierna: de heer [Z]).

2.4. Bij brief van 18 maart 2014 heeft [C] een bod gedaan op het volledige aandelenkapitaal van [A]. In deze brief staat onder meer vermeld:

“Voor de bieding gaan wij er van uit dat het eigen vermogen € 125.000,-- bedraagt en de stakingskosten eveneens € 125.000,-- zullen bedragen. Daarmee bedraagt de bieding op 100% van de aandelen van [A] dan € 530.000,--. Zijn het eigen vermogen en/of de stakingskosten in werkelijkheid anders dan wijzigt de bieding op de aandelen één op één.

Voor de volledigheid benadrukken wij dat wij geen inzicht hebben gekregen in de cijfers of activiteiten

van [A] en hebben afgesproken het bod te baseren op de waardering van beide portefeuilles om indien we

het daar over eens zijn over de restant bedragen kunnen berekenen. Ook gaan wij er van uit dat de klanten in beide portefeuilles geen zogenaamde ‘high risk’ klanten zijn in bijv. gambling/adult of andere high risk

activiteiten.

Indien de hierboven gehanteerde prijsbepaling door u akkoord is bevonden dan stellen wij voor om op korte

termijn toe te werken naar een koopovereenkomst waarin de details nader en sluitend dienen te worden uitgewerkt.”

2.5. Het voorstel van [C] is besproken tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders van

[A] op 18 maart 2014 en 22 april 2014. Tijdens deze laatste vergadering is besloten tot verkoop van de aandelen in [A] aan [C]. In de notulen van deze vergadering staat onder meer vermeld:

“7. Verkoop [A]

[De heer X] geeft aan geschrokken te zijn van de cijfers van [A]. Hoe nu verder? [De heer X] geeft aan dat hij een deel van [A] wil terugkopen als de verkoop aan [C] doorgaat. Rest van de aandeelhouders zijn het eens met de verkoop van [A].

AVA-besluit: Verkoop van [A] voor € 530.000, conform notitie [C].”

2.6. Alle aandeelhouders hebben een volmacht getekend waarbij zij aan de bestuurders van [A] en de notaris volmacht geven om de aandelen in [A] over te dragen aan [C]:

Deze volmacht luidt als volgt:

Ondergetekende, handelende als aandeelhouder in de vennootschappen [A], alsmede in [B], verklaart/verklaren bij deze een onherroepelijke volmacht te geven aan:

1. de bestuurders van de vennootschap [A], zijnde de heer [Z] en/of de heer [Y], alsmede aan

2. [de notaris], [adres],

om alle handelingen te verrichten die nodig zijn om de verkoop van de aandelen in de vennootschap [B] aan [A] te realiseren, zoals die in de AVA van 18 maart 2014 is besloten, een en ander met het recht van substitutie. Daarbij wordt de koopprijs, die minimaal € 114.097 zal bedragen, die [A] voor de aandelen [B] betaalt, weggestreept tegen de vordering van [A] op de aanhouders zoals die thans in de jaarcijfers 2013 is opgenomen voor een bedrag van € 114.097,--.

Tevens verleent ondergetekende de volmacht om alle handelingen te verrichten die nodig zijn om de verkoop van de aandelen in de vennootschap [A] aan [C] of een van haar dochtervennootschappen te realiseren, zoals die besloten is op de AVA van 22 april 2014, een en ander met het recht van substitutie.”

2.7. Op 22 mei 2014 zijn de aandelen in [B] aan [A] overgedragen.

2.8. Bij brief van 27 mei 2014 hebben de heren [Y en Z] de aandeelhouders nader geïnformeerd over de verkoop van de aandelen in [A] aan [C]. De heren [Y en Z] hebben in deze brief uiteengezet dat [C] hen twee opties had geboden:

I. de verkoop van uitsluitend de klantenportefeuille voor een bedrag van € 530.000,-- waarbij [A] zou worden geliquideerd en waarbij een garantiekapitaal van € 185.000,-- zou worden aangehouden.

Op de koopsom zouden in mindering strekken stakingskosten en bedragen ten behoeve van openstaande crediteuren en […].

II. de verkoop van de aandelenportefeuille voor € 213.000,--.

Bij voormelde brief hebben de heren [Y en Z] aangegeven dat zij voor optie II hebben gekozen.

2.9. Op 18 juni 2014 hebben de heren [Y en Z] en [C] een koopovereenkomst gesloten houdende verkoop van de aandelen in [A] voor een koopprijs van € 213.000,--.

2.10. De heer [Y] en/of de heer [Z] hebben/heeft vervolgens de notaris verzocht uiterlijk

1 juli 2014 zorg te dragen voor de akte houdende aandelenoverdracht.

2.11. Op 25 juni 2014 heeft de heer [X] de notaris telefonisch laten weten dat klaagster de volmacht wenst in te trekken. Op diezelfde dag heeft een andere aandeelhouder eveneens zijn volmacht ingetrokken.

2.12. Bij e-mailbericht van 26 juni 2014 heeft de notaris de heer [X] het volgende bericht:

“ Geachte heer [X],

Bij nader onderzoek van uw stelling de volmacht te herroepen, moet ik u mededelen dat deze onherroepelijk afgegeven volmacht alleen kan worden ingetrokken ex artikel 3:74 BW lid 4, mitsdien, door de rechtbank.”

2.13. Bij e-mailberichten van 27, 28, 30 juni en 1 juli 2014 heeft de heer [X] de notaris laten weten dat klaagster haar volmacht heeft ingetrokken en dat klaagster wenste dat de notaris de verkoop van de aandelen zou uitstellen opdat het geschil kon worden voorgelegd aan de rechter.

2.14. Op 1 juli 2015 zijn de aandelen in [A] aan [C] overgedragen. Bij e-mailbericht van diezelfde dag heeft de notaris de heer [X] hiervan op de hoogte gesteld.

3. De klacht en het verweer

3.1. Klaagster verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

1. De notaris heeft zelf de inhoud en reikwijdte van de volmacht beoordeeld, terwijl dat aan de rechter is voorbehouden;

2. De notaris had zijn medewerking aan de verkoop dienen te weigeren, omdat hij wist dat de volmacht volgens klaagster ontoereikend was;

3. De notaris had klaagster in de gelegenheid dienen te stellen om een gerechtelijke procedure te entameren;

4. De notaris heeft zijn ministerie verleend aan een aandelenoverdracht op basis van een koopovereenkomst met een koopsom van € 213.000,--, terwijl in de volmacht wordt verwezen naar een AVA-besluit waarin is bepaald dat de aandelen slechts voor een koopsom van € 530.000,-- mogen worden verkocht.

Klaagster legt aan deze klachtonderdelen ten grondslag dat de notaris zich te lichtvaardig op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een onherroepelijke volmacht. Voorts legt klaagster aan deze klachtonderdelen ten grondslag dat de volmacht ontoereikend was.

Ter zitting heeft klaagster haar klacht aangevuld in die zin dat zij de notaris verwijt dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de achtergrond van de aandelenoverdracht. Klaagster voert in dat verband aan dat de heer [Y] de aandeelhouders heeft misleid. Klaagster heeft ná de aandelenoverdracht kennis genomen van het feit dat de heer [Y] of een vennootschap waarvan de heer [Y] alle aandelen houdt - [ Y B.V] - de aandelen in [A] van [C] heeft teruggekocht, terwijl klaagster de aandelen in [A] van [C] wilde terugkopen teneinde verrekenbare verliezen te compenseren. Klaagster wijst in dat verband op een brief van [C] van 18 maart 2014 aan [Y B.V.] en een brief van [C] van

1 juni 2014 aan de heer [Y].

3.2. De notaris voert hiertegen verweer en betwist dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld.

De notaris betwist dat hij zich te lichtvaardig op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een onherroepelijke volmacht. De notaris heeft zijn zienswijze - er is sprake van een onherroepelijke volmacht en de intrekking van de volmacht heeft geen rechtsgevolg - voorgelegd aan de vertrouwensnotaris. De vertrouwensnotaris deelde de visie van de notaris, aldus de notaris.

Voorts betwist de notaris dat de volmacht ontoereikend was. De notaris stelt zich op het standpunt

dat hij op goede gronden heeft besloten dat hij ministerie diende te verlenen. Hij heeft daarbij in aanmerking genomen:

- de inhoud van het aandeelhoudersbesluit.

- de door alle aandeelhouders afgegeven onherroepelijke en toereikende volmachten.

- de door [A] met [C] gesloten koopovereenkomst. Dit brengt mee dat [C] een rechtens

afdwingbare aanspaak op levering van de aandelen heeft.

- de bij de notaris bekende informatie over de zorgwekkende en verslechterende financiële

situatie binnen [A]. De notaris wijst in dat verband op de verklaring van [bank].

Gelet op de aan de vergunning gestelde eisen was op zeer korte termijn een kapitaalinjectie nodig

van € 100.000,--. Geen van de aandeelhouders was bereid verder te investeren in [A].

- de dreiging dat de vergunning van DNB na 1 juli 2014 zou komen te vervallen.

[A] voldeed namelijk niet aan de gestelde kapitaalseisen.

- het vervallen van de vergunning onherroepelijk tot een faillissement van [A] zou leiden.

Alle klanten zouden op last van De Nederlandsche Bank naar andere erkende betaalinstellingen

moeten worden overgeheveld.

De notaris diende niet alleen rekening te houden met de belangen van klaagster en [D] - die pas te elfder ure bezwaar maakten -, maar ook met de gerechtvaardigde belangen van de overige aandeelhouders, [A], het bestuur van [A], de door de Nederlandsche Bank bewaakte belangen van klanten van een erkende betaalinstelling en de belangen van [C], aldus de notaris.

De notaris heeft bezwaar gemaakt tegen de aanvulling van de klacht.

4. De beoordeling

4.1. Op grond van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van de notaris te toetsen aan de in dat artikel omschreven tuchtnorm.

4.2. Op de notaris die een akte verlijdt, waarbij namens een partij wordt opgetreden door een vertegenwoordiger, rust de jegens alle belanghebbenden geldende verplichting zich zo volledig en nauwkeurig mogelijk ervan te vergewissen dat die vertegenwoordiger bevoegd is tot het namens de vertegenwoordigde verrichten van de in die akte opgenomen rechtshandelingen.

Deze verplichting vloeit voort uit de op de notaris rustende zwaarwegende zorgplicht ter zake van hetgeen nodig is voor het intreden van de rechtsgevolgen welke zijn beoogd met de in die akte opgenomen rechtshandelingen. Mede gelet op het vertrouwen dat de deelnemers aan het rechtsverkeer moeten kunnen stellen in een notariële akte, geldt de verplichting jegens alle belanghebbenden, waaronder degene die als vertegenwoordigde in de akte is vermeld.

In een situatie waarin de notaris moet laveren tussen de (wellicht onterechte) ministerieverlening en de (wellicht onterechte) dienstweigering is het algemene uitgangspunt dat de notaris op grond van zijn eigen deskundigheid een gefundeerde afweging moet maken. Dit zal anders zijn in een situatie, waarin de notaris, gelet op de complexiteit van de zaak, redelijkerwijze niet in staat is om een eigen afweging te maken. In dat geval ligt het meest voor de hand dat de notaris bewerkstelligt dat een rechterlijke beslissing in kort geding wordt uitgelokt, waarin de notaris al dan niet tot het verrichten van de gevraagde diensten wordt veroordeeld. De kamer zal eerst ingaan op de handelwijze van de notaris met betrekking tot de door klaagster verstrekte volmacht, omdat deze volmacht de grondslag voor

alle klachtonderdelen vormt. Daarbij verdient opmerking dat de vraag of klaagster de eerder door haar verstrekte volmacht al dan niet terecht heeft (kunnen) intrekken, het bestek van deze tuchtrechtprocedure te buiten gaat. Daarvoor dient de civiele rechter te worden geraadpleegd.

De kamer is enkel bevoegd om de handelwijze van de notaris te beoordelen.

(on)herroepelijke en (on)toereikende volmacht

4.3. Klaagster betoogt allereerst dat de notaris zich te lichtvaardig op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een onherroepelijke volmacht. Klaagster voert in dit verband aan dat de tekst van de volmacht meteen al aanleiding tot twijfel had moeten geven, omdat in de laatste alinea van de volmacht die specifiek betrekking heeft op de verkoop van de aandelen in [A] aan [C] wordt gesproken over “de volmacht” en niet over “de onherroepelijke volmacht”. Daarbij komt, aldus klaagster, dat de notaris geen enkel belang bij de overdracht van de aandelen in [A] had. Ter zitting wijst klaagster er op dat het AVA-besluit van 22 april 2014 waarnaar in de volmacht wordt verwezen en de notulen van die vergadering geen aanknopingspunt bieden voor de onherroepelijkheid van de volmacht. In tegendeel, uit de notulen van de vergadering van 22 april 2014 blijkt dat er nog geen nieuwe datum voor een vergadering wordt vastgesteld, omdat er wordt gewacht op nieuws in verband met de verkoop. Ter zitting wijst klaagster voorts op een e-mailbericht van de heer [Y] van

12 december 2013.

Klaagster betoogt voorts dat de volmacht ontoereikend was. Klaagster voert in dat verband aan

dat de aandelen in [A] voor een bedrag van € 213.000,-- zijn verkocht, terwijl in de volmacht wordt verwezen naar een AVA-besluit waarin is bepaald dat de aandelen slechts voor een koopsom van

€ 530.000,-- mogen worden verkocht. De notaris had de brief van [C] van 18 maart 2014 zeer strikt uit moeten leggen, aldus klaagster.

4.4. De notaris voert hiertegen het navolgende verweer.

De notaris betoogt dat de tekst van de volmacht geen andere conclusie toelaat dan dat een onherroepelijke volmacht is gegeven voor zowel de overdracht van de aandelen in [B] aan [A] als de overdracht van de aandelen in [A] aan [C]. De notaris wijst in dit verband op de aanhef van de volmacht waarin staat vermeld dat het om een onherroepelijke volmacht gaat. Deze algemene aanhef maakt in voldoende mate duidelijk dat de volmacht betrekking heeft op beide aandelenoverdrachten. De woorden “de volmacht” in de laatste alinea kunnen uitsluitend betrekking hebben gehad op de in de aanhef omschreven onherroepelijke volmacht, omdat er geen andere volmacht wordt genoemd. De notaris merkt op dat de overdracht van de aandelen in het belang van de gevolmachtigde bestuurders van [A] en in het belang van derden - [A], [C] en de overige aandeelhouders van [A] - was.

De notaris betoogt voorts dat de volmacht toereikend was en wijst in dat verband op de brief van [C] van 18 maart 2014 en de brief van de heren [Y en Z] aan de aandeelhouders van

27 mei 2014. Uit de brief van 18 maart 2014 kon wel degelijk worden afgeleid dat de koopsom van

€ 530.000,-- naar beneden kon worden bijgesteld indien [A] niet aan bepaalde door [C] gestelde voorwaarden kon voldoen. In de daarop volgende maanden bleek dat [A] niet aan deze voorwaarden kon voldoen waardoor de koopprijs is aangepast. De uiteindelijke koopprijs was, gelet op het voorwaardelijke bod van [C] en de verslechterde financiële situatie binnen [A], bovendien niet opmerkelijk. De notaris wijst er in dat verband op dat de waarde van [A] ná de aandelenemissies volgens de AVA zelf € 325.000,-- was en dat [A] nadien alleen maar verlies heeft geleden. [A] had in 2013 een verlies geleden van € 150.000,-- en na de bewuste AVA’s is gebleken dat [A] in het eerste kwartaal van 2014 nog eens een verlies van € 65.000,-- had geleden. Bovendien waren in de eerste helft van 2014 twee grote klanten van [A] vertrokken. In de brief van de heren [Y en Z] aan de aandeelhouders van 27 mei 2014 is de lagere koopprijs nader uitgewerkt, aldus de notaris.

4.5. De kamer overweegt als volgt.

Een volmachtgever kan bepalen dat de volmacht onherroepelijk is. Dit kan alleen voor zover de volmacht strekt tot het verrichten van een rechtshandeling in het belang van de gevolmachtigde of van een derde. De kamer wijst in dit verband naar artikel 3:74 lid 1 BW.

De aanhef van de door klaagster verstrekte volmacht maakte naar het oordeel van de kamer voldoende duidelijk dat de onherroepelijke volmacht betrekking heeft op zowel de verkoop van de aandelen van [B] aan [A] als de verkoop van de aandelen in [A] aan [C]. Klaagster heeft - behoudens ten aanzien van de heer [Z] - niet weersproken dat de overdracht van de aandelen in het belang van de gevolmachtigde bestuurders van [A] en in het belang van derden - [A], [C] en de overige aandeelhouders van [A] - was. Gelet op het voorgaande volgt de kamer klaagster niet in haar betoog dat de notaris zich te lichtvaardig op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een onherroepelijke volmacht. Dit klemt te meer, nu de onherroepelijkheid van de volmacht pas ná de aandelenoverdracht ter discussie is gesteld.

Een onherroepelijke volmacht wordt afgegeven voor een in de toekomst gelegen moment. Degene die een onherroepelijke volmacht afgeeft, moet er daarom ook op kunnen vertrouwen dat die volmacht wordt gebruikt voor het doel waarvoor deze is afgegeven. De volmacht verwijst naar het AVA-besluit waarin staat vermeld dat de aandelen in [A] aan [C] worden verkocht voor € 530.000,-- conform de notitie van [C]. Uit deze notitie blijkt dat aan het bod van € 530.000,-- de nodige voorwaarden zijn verbonden en dat de details nog nader in een koopovereenkomst dienen te worden uitgewerkt.

Zo staat in deze notitie vermeld dat het bod van € 530.000,-- is gebaseerd op een eigen vermogen van [A] van € 125.000,--- en stakingskosten van € 125.000,-- en dat indien het eigen vermogen en/of de stakingskosten in werkelijkheid anders zijn dan het bod van € 530.000,-- dit bedrag één op één zal wijzigen. Ook staat in deze notitie vermeld dat [C] geen inzicht heeft gekregen in de cijfers of activiteiten van [A], dat het bod is gebaseerd op de waardering van de portefeuilles - “eigen klanten” en “[…]” - en dat de restant bedragen nog berekend moeten worden. [C] maakt daarbij nog een voorbehoud ten aanzien van ‘high risk’ klanten. Bij brief van 27 mei 2014 hebben de heren [Y en Z] aan de aandeelhouders uiteengezet hoe het lagere bedrag van € 213.000,-- tot stand is gekomen. Klaagster heeft - in het licht van deze brief - onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat de volmacht niet toereikend was.

klachtonderdeel 1

4.6. Klaagster verwijt de notaris in het eerste klachtonderdeel dat de notaris zelf de inhoud en reikwijdte van de volmacht heeft beoordeeld, terwijl dat aan de rechter is voorbehouden.

4.7. De notaris voert hiertegen verweer.

4.8. Het algemene uitgangspunt is - zoals hiervoor reeds is overwogen - dat de notaris op grond van zijn eigen deskundigheid een gefundeerde afweging moet maken. Dit impliceert dat de notaris zich ook een oordeel over de volmacht moet kunnen vormen. Anders dan klaagster heeft betoogd is de beoordeling van de volmacht dus niet voorbehouden aan de rechter. Dit zal anders zijn in een situatie waarin de notaris redelijkerwijze niet in staat is om een eigen afweging te maken. Een dergelijke situatie doet zich naar het oordeel van de kamer hier niet voor. De kamer acht de handelwijze van de notaris niet laakbaar en zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.

klachtonderdeel 2

4.9. Klaagster verwijt de notaris in het tweede klachtonderdeel dat de notaris zijn medewerking aan de verkoop had dienen weigeren, omdat hij wist dat volmacht volgens klaagster ontoereikend was.

4.10. De notaris voert hiertegen verweer.

4.11. De kamer verwijst voor wat betreft de handelwijze van de notaris rondom de (on)herroepelijkheid en de (on)toereikendheid van de volmacht naar hetgeen in rechtsoverweging 4.5. is overwogen. Een onherroepelijke volmacht kan niet worden herroepen: een herroeping sorteert geen effect. Gelet hierop en gelet op de door de notaris in rechtsoverweging 3.2. naar voren gebrachte omstandigheden is de kamer van oordeel dat de notaris op goede gronde ministerie heeft verleend.

De kamer zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel 3

4.12. Klaagster verwijt de notaris in het derde klachtonderdeel dat hij klaagster in de gelegenheid had dienen te stellen om een gerechtelijke procedure te entameren. Klaagster wijst er in dit verband op dat ook [D] haar volmacht had ingetrokken en dat klaagster en [D] samen meer dan 75% van de aandelen in [A] hielden. Bovendien heeft ook de heer [Z] de notaris verzocht de aandelenoverdracht aan te houden.

4.13. De notaris voert hiertegen verweer en voert in dat verband het volgende aan. Klaagster was al ruim een maand bekend met de inhoud van de transactie. Klaagster heeft voldoende tijd gehad om haar volmacht via de rechter in te trekken. Klaagster is een zeer deskundige partij met een vaste advocaat.

De notaris wijst er op dat hij bij e-mailbericht van 26 juni 2014 klaagster erop heeft gewezen dat zij de rechtbank kon verzoeken de volmacht op grond van artikel 3:74 lid 4 BW buiten werking te stellen. Klaagster heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De notaris betwist dat klaagster en [D] samen meer dan 75% van de aandelen in [A] hielden. De notaris betwist niet dat de heer [Z] heeft verzocht de aandelenoverdracht aan te houden, doch wijst er op dat de heer [Z] de koopovereenkomst heeft getekend.

4.14. Gelet op het over en weer gestelde is de kamer van oordeel dat het op de weg van klaagster had gelegen een kort geding procedure te entameren. Ter zitting heeft de advocaat van klaagster nog betoogd dat klaagster niet op de hoogte was van de passeerdatum. Dit betoog vindt evenwel geen steun in de stukken en hetgeen de heer [X] ter zitting naar voren heeft gebracht. De kamer zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel 4

4.15. Klaagster verwijt de notaris in het vierde klachtonderdeel dat de notaris zijn ministerie heeft verleend aan een aandelenoverdracht op basis van een koopovereenkomst met een koopsom van

€ 213.000,--, terwijl in de volmacht wordt verwezen naar een AVA-besluit waarin is bepaald

dat de aandelen slechts voor een € 530.000,-- mogen worden verkocht.

4.16. De kamer verwijst voor wat betreft de handelwijze van de notaris rondom de (on)herroepelijkheid en de (on)toereikendheid van de volmacht naar hetgeen in rechtsoverweging 4.5. is overwogen. De kamer zal dit klachtonderdeel eveneens ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel 5

4.17. Ter zitting heeft klaagster haar klacht aangevuld in die zin dat zij de notaris verwijt

dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de achtergrond van de aandelenoverdracht.

De kamer zal op dat klachtonderdeel, als zijnde tardief, geen acht slaan.

Ten behoeve van de uitoefening van de tuchtrechtspraak door de kamers voor het notariaat en het gerechtshof te Amsterdam zijn de notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen ten opzichte van de kamers en het gerechtshof niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22.Ten behoeve van de uitoefening van de tuchtrechtspraak door de kamers voor het notariaat en het gerechtshof te Amsterdam zijn de notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen ten opzichte van de kamers en het gerechtshof niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22.

5. De beslissing

5.1. verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. S.J.G.N.M. Willard, plaatsvervangend voorzitter,

mr. H.G. Robers, rechterlijk lid, mr. L.J.M. Teunissen, notaris lid, mr M.A.M. Kessels, plaatsvervangend notaris lid, en mr. G.A.M. van Lith, plaatsvervangend belasting lid.

Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2015 door H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Vliet als secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.