ECLI:NL:TNORDHA:2014:3 Kamer voor het notariaat Den Haag 13-44
ECLI: | ECLI:NL:TNORDHA:2014:3 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-02-2014 |
Datum publicatie: | 27-02-2014 |
Zaaknummer(s): | 13-44 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De notaris is als boedelnotaris tekort geschoten in haar zorgplicht. |
Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag
Beslissing d.d. 26 februari 2014 inzake de klacht onder nummer 13-44 van:
[klaagster],
hierna ook te noemen: klaagster,
gemachtigde mr. M. van der Meulen te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
[notaris],
notaris te [vestigingsplaats],
hierna ook te noemen: de notaris.
De procedure
De Kamer heeft kennisgenomen van:
· de klacht van 2 september 2013, met bijlagen, ingekomen op 5 september 2013,
· het antwoord van de notaris, met bijlagen,
· de repliek van klaagster, met bijlagen,
· aanvulling op de repliek, met bijlagen,
· de dupliek van de notaris, met bijlagen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 januari 2014. Daarbij waren aanwezig klaagster met haar gemachtigde en de notaris. Van het verhandelde is procesverbaal opgemaakt.
De feiten
Op 11 april 2012 is mevrouw [A] (hierna te noemen: erflaatster) overleden. Erflaatster was gehuwd met de heer [B] (hierna te noemen: vader). Uit dit huwelijk is klaagster geboren. Door het overlijden van vader op 5 november 2009 is het huwelijk ontbonden.
Erflaatster heeft bij testament over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft in haar nalatenschap klaagster onterfd. De heer [C] (broer van erflaatster en hierna te noemen: [C] is benoemd tot enig erfgenaam. [C] is tezamen met mevrouw [D] (zus van erflaatster) benoemd tot executeur (hierna tezamen te noemen: de executeurs).
Bij schrijven van 16 april 2012 heeft de notaris klaagster geïnformeerd dat zij door de (toenmalige) executeurs was verzocht om op te treden als boedelnotaris. De executeurs hadden de notaris verzocht een verklaring van erfrecht op te stellen en een gesprek met klaagster te voeren over de inhoud van het testament.
De klacht en het verweer van de notaris
De klacht valt uiteen in de volgende vier onderdelen:
1. de notaris heeft klaagster op 16 april 2012 bericht dat zij de boedelnotaris was. Een boedelnotaris dient niet alleen de belangen te behartigen van haar opdrachtgevers, maar ook die van derden. De notaris was er van op de hoogte dat er onenigheid was tussen klaagster en de executeurs. De notaris heeft klaagster willen laten betalen voor het laten berekenen van het erfdeel van klaagster inzake het vooroverlijden van vader. Dit is onterecht, aangezien het vorderingsrecht van klaagster reeds deel uitmaakte van de boedelafwikkeling van erflaatster. Indien het vorderingsrecht van klaagster inzake het vooroverlijden van vader niet zou worden vastgesteld, dan zou het ook niet mogelijk zijn om de nalatenschap van erflaatster af te wikkelen;
2. als boedelnotaris had de notaris de executeurs er op moeten wijzen dat de door klaagster betaalde factuur van de begrafenisondernemer aan klaagster vergoed diende te worden. Het nalaten van de notaris heeft er toe geleid dat klaagster incassokosten verschuldigd is geworden. Door wanbeleid van de notaris zijn genoemde kosten waarschijnlijk niet meer verhaalbaar op de nalatenschap. Dit wordt de notaris aangerekend;
3. bij het opstellen van de notariële boedelbeschrijving is geen contact met klaagster opgenomen. Aangezien de notaris er van op de hoogte was dat klaagster en de executeurs een geschil hadden en de notaris min of meer op verzoek van de rechtbank over diende te gaan tot het (alsnog) opstellen van een deugdelijke boedelbeschrijving, lag het in de lijn der verwachting dat de notaris bij de uitoefening van haar taak uiterste zorgvuldigheid zou betrachten;
4. de notaris heeft nagelaten om op grond van artikel 674 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna te noemen: Rv.) de executeurs een eed te laten afleggen. De notaris heeft derhalve niet voldaan aan de op haar rustende wettelijke verplichtingen.
De notaris heeft aangevoerd dat zij niet tekort is geschoten in haar jegens klaagster in acht te nemen zorgplicht.
Dit blijkt uit het volgende:
Ad 1. Op grond van artikel 4:146 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek is het de taak van de executeur om een boedelbeschrijving op te stellen. Indien gewenst kan deze door de executeur opgestelde boedelbeschrijving worden opgenomen in een notariële akte. De executeurs hebben op 7 maart 2013 een overzicht van baten en schulden aangeleverd, dat door de notaris, voorzien van door de executeurs gemelde aanvullingen, in een notariële akte is vastgelegd.
In de boedelbeschrijving van de executeurs stond het volgende:
“(…)
1.Afwikkeling nalatenschap [B]
Blijkens de door de partner van [klaagster](de heer [F] overgelegde cijfers inzake de aangifte successie (Bijlage 2) bedroeg het erfdeel van [klaagster]vierenveertigduizend zevenhonderd zevenentachtig euro (€ 44.787,00). Van dit bedrag is tweeëntwintigduizend driehonderd tweeënnegentig euro en één eurocent (€ 22.392,01) afgelost blijkens rekeningafschrift volgnummer 18 van ING (Bijlage 3) zodat nog resteert een schuld van tweeëntwintigduizend driehonderd vijfennegentig euro (€ 22.395,00).”
Het is niet aan een notaris om op de stoel van de rechter plaats te nemen waar het de (on)juistheid van de door de executeurs aangeleverde gegevens betreft.
Indien klaagster als schuldeiser de door de executeurs vastgestelde hoogte van de vordering betwist, dient zij de executeurs daar op aan te spreken.
Indien klaagster, kennelijk als erfgenaam in de nalatenschap van vader, de notaris verzoekt de nalatenschap van vader af te wikkelen, is er sprake van een afzonderlijke opdracht die los staat van het feit dat de notaris optreedt als boedelnotaris in de nalatenschap van erflaatster;
Ad 2. De notaris ontvangt graag de bescheiden van klaagster waaruit blijkt dat zij de executeurs niet op hun verplichtingen zou hebben gewezen. Dat klaagster opdracht heeft gegeven om de begrafenis te regelen en vervolgens weigert om te betalen zodat er incassokosten verschuldigd zijn, kan de notaris niet worden aangerekend;
Ad 3. De notaris behoeft voor het opnemen van de door de executeurs opgestelde boedelbeschrijving in een notariële akte geen contact op te nemen met de afzonderlijke schuldeisers. Het is de verantwoordelijkheid van de executeurs om schuldeisers op te roepen hun vorderingen in te dienen. Het is de notaris niet bekend dat zij “min of meer op verzoek van de Rechtbank” over diende te gaan tot het opstellen van een deugdelijke boedelbeschrijving. Ook is de notaris er niet van op de hoogte dat de rechtbank haar tot vereffenaar benoemd zou hebben;
Ad 4. Klaagster heeft wat dit klachtonderdeel gelijk. De aflegging van de eed/belofte/verklaring ontbreekt. Uit het dossier blijkt echter niet dat het een bewuste omissie betrof.
De beoordeling van de klacht
Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 van de Wet op het notarisambt (Wna). Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.
De Kamer overweegt met betrekking tot klachtonderdeel 1 het volgende. In artikel 4:146 lid 2 BW staat dat het de taak van de executeurs is om een boedelbeschrijving op te stellen. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de boedelbeschrijving. De notaris was door de executeurs benaderd en gevraagd of zij een verklaring van erfrecht wilde opstellen. Ook kreeg de notaris de opdracht om een gesprek met klaagster te voeren over de inhoud van het testament. Voor het verstrekken van een deugdelijke boedelbeschrijving had klaagster zich tot de executeurs moeten wenden. Indien klaagster werkzaamheden inzake de nalatenschap van haar vader van de notaris wenste, diende zij dit zelf te bekostigen. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Voor zover het klachtonderdeel 2 betreft overweegt de Kamer het volgende. De notaris heeft aangevoerd dat de begrafeniskosten zijn opgenomen in het vermogensoverzicht dat als bijlage 1 behoort bij de boedelbeschrijving. Daarom heeft zij – naar haar mening – aangetoond dat zij de executeurs heeft gewezen op het feit dat de begrafeniskosten een schuld van de nalatenschap zijn. De Kamer acht dit verweer steekhoudend. Verder is het klaagster zelf die de opdracht aan de begrafenisondernemer heeft gegeven en uit dien hoofde door de begrafenisondernemer tot betaling kan worden aangesproken. Het kan de notaris niet worden verweten dat klaagster, als opdrachtgeefster, vervolgens de begrafeniskosten niet voldoet en er incassokosten verschuldigd zijn. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
De Kamer overweegt met betrekking tot klachtonderdeel 3 het volgende. In de notariële akte van boedelbeschrijving, die de notaris op 3 april 2013 heeft gepasseerd, staat het volgende:
“(…)
De comparanten verklaren over te gaan tot de beschrijving van de nalatenschap van mevrouw [A], waartoe zij te kennen geven:
(…)”.
In de akte staat: comparanten verklaren. De notariële akte van boedelbeschrijving moet worden gezien als een partij-verklaring. Uit de door de executeurs opgemaakte boedelbeschrijving met bijlagen bleek de hoogte van de vordering van klaagster inzake de nalatenschap van vader. De notaris heeft ter zitting aangevoerd dat zij de overgelegde stukken van de executeurs heeft bekeken. Er ontbrak niets en de boedelbeschrijving klopte met de overgelegde stukken. Het erfdeel van vader was gebaseerd op door de partner van klaagster aangeleverde cijfers inzake de aangifte erfbelasting van vader. De Kamer is derhalve van oordeel dat de notaris terecht geen aanleiding gevonden heeft om zodanig te twijfelen aan de juistheid van de partijverklaring, dat zij haar dienst had moeten weigeren. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Voor zover het klachtonderdeel 4 betreft overweegt de Kamer het volgende. Hoewel de notaris erkent dat zij de eed ten onrechte niet heeft afgenomen, is de Kamer van oordeel dat de eed in deze situatie niet verplicht was. In casu is namelijk geen sprake van een boedelbeschrijving die in notariële vorm opgemaakt diende te worden. Omdat een onderhandse boedelbeschrijving in casu mogelijk was geweest en de notariële vorm dus vrijwillig gekozen is, is het goed verdedigbaar dat de eed in die situatie achterwege kan blijven. In de notariële praktijk, zo blijkt uit de literatuur (zie Asser-Perrick 3-V, 2011, pag. 179 en 180), is het bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat in een notariële akte van verdeling, tevens houdende een boedelbeschrijving, geen verklaring onder ede wordt opgenomen. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
De beslissing
De Kamer voornoemd:
verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, O. van der Burg, F. Hoppel. H.M. Kolster en J. Smal, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2014.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.