ECLI:NL:TNORARL:2015:9 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2014/12
ECLI: | ECLI:NL:TNORARL:2015:9 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-02-2015 |
Datum publicatie: | 10-06-2015 |
Zaaknummer(s): | AL/2014/12 |
Onderwerp: | Registergoed |
Beslissingen: | Klacht gegrond met berisping |
Inhoudsindicatie: |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT
ARNHEM-LEEUWARDEN
Kenmerk: AL/2014/12
Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van:
[A],
klager,
wonende te Arnhem,
tegen
[B]
oud-notaris te Almere.
Partijen worden hierna verder aangeduid als klager en de notaris.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief van klagers met bijlagen van 5 februari 2014 ingekomen bij de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem - Leeuwarden (verder: de kamer) op 7 februari 2014;
- de brief van de notaris van 10 maart 2014 ingekomen bij de kamer op 19 maart 2014;
- de beslissing van de voorzitter van de kamer van 25 juni 2014;
- het verzetschrift van klager van 27 juni 2014;
- de beslissing van de kamer van 16 september 2014.
1.2 De klachtzaak is ter zitting van de kamer van 16 januari 2015 behandeld. Klager is in persoon verschenen, tezamen met zijn broer de heer [C]. De notaris is eveneens in persoon verschenen. Partijen hebben beiden een pleitnota overgelegd.
2. De feiten
2.1 Klager is de broer van [C] (hierna: [C]). De laatstgenoemde heeft een affectieve relatie gehad met mevrouw [D] (hierna: [D]), welke relatie medio 2008 is geëindigd.
2.2 Klager en zijn echtgenote hebben zich ten behoeve van [C] en [D] borg gesteld voor een aan [C] en [D] door de bank verstrekte hypothecaire geldlening. Verder hebben klager en zijn echtgenote aan [C] en [D] een geldlening verstrekt.
2.3 In gerechtelijke procedures is [D] veroordeeld aan klager en zijn echtgenote geldbedragen te voldoen voorvloeiende uit de borgstelling en de geldlening. Klager heeft naar aanleiding van een van de veroordelingen ten laste van [D] loonbeslag laten leggen.
2.4 In juni 2009 is [D] gaan wonen in de aan haar broer in eigendom toebehorende woning aan de [xxx] te [xxx].
2.5 Op 28 december 2010 is ten overstaan van de oud-notaris een akte van levering gepasseerd, waarbij de hiervoor aangeduide woning door de broer van [D] in eigendom is overgedragen aan de vader van [D].
2.6 De oud-notaris heeft op 25 juli 2012 een akte van schuldbekentenis (hierna: de akte van schuldbekentenis) gepasseerd tussen [D] en haar vader, waarin de onderlinge schuldverhouding is vastgelegd en waarin [D] verklaart een bedrag van € 53.790,- aan haar vader schuldig te zijn.
3. De standpunten
3.1 Klager verwijt de notaris dat hij artikel 17 en artikel 21 van de Wet op het notarisambt (Wna) heeft geschonden en bij het passeren van de onder 2.5 en 2.6 vermelde akten ernstig in gebreke is gebleven. Klager stelt daartoe dat in de leveringsakte staat vermeld dat de woning vrij van huur wordt opgeleverd, terwijl de notaris ervan op de hoogte moet zijn geweest dat de vader van [D] zijn dochter daarin wilde huisvesten. Verder is klager van mening dat de woning voor een te hoog bedrag is verkocht (klachtonderdeel a). Wat betreft de akte van geldlening betoogt klager dat deze feitelijke grondslag ontbeert en alleen is opgemaakt met het doel een formele titel voor beslag te creëren en zodoende de ruimte voor beslag ten behoeve van klagers vordering te beperken. De notaris heeft daardoor bewust meegewerkt aan het op onheuse gronden ondermijnen van de positie van klager als schuldeiser (klachtonderdeel b).
3.2 De notaris heeft de klacht van klagers gemotiveerd betwist en stelt zich op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk dan wel de klacht ongegrond moet worden verklaard.
3.3 De overigens door klagers en door de notaris ter onderbouwing van hun standpunt gestelde feiten en omstandigheden, voor zover voor de beoordeling van deze klacht van belang, komen hierna aan de orde.
4. De beoordeling
4.1 Klachtonderdeel a)
Blijkens de beslissing van de kamer van 16 september 2014 heeft klager ten aanzien van dit klachtonderdeel erkend dat hij geen belanghebbende is. De klacht van klager wordt daarom op dit punt aangemerkt als ingetrokken en hier verder buiten beschouwing gelaten.
4.2 Klachtonderdeel b)
Ontvankelijkheid
Artikel 99 lid 1 van de Wet op het Notarisambt (Wna) bepaalt dat klachten in de zin van de Wna kunnen worden ingediend door een ieder met enig redelijk belang.
Aangezien vast is komen te staan dat klager door de akte van schuldbekentenis aanzienlijk is beperkt in zijn verhaalsmogelijkheden op [D], moet klager geacht worden een redelijk belang te hebben bij de indiening van zijn klacht.
De omstandigheid dat klager geen partij is bij de akte van schuldbekentenis staat daarom niet in de weg aan de inhoudelijke behandeling van zijn klacht door de kamer.
Inhoudelijk
Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.
Deze norm wordt nader ingevuld door artikel 21 lid 2 Wna, waarin wordt bepaald dat de notaris verplicht is zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van hem verlangd wordt leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft.
Ter zitting heeft de notaris onder meer verklaard dat hij - op het familierechtelijke terrein - wel eerder werkzaamheden in opdracht van de vader van [D] had verricht.
De notaris was daardoor enigszins bekend met de familieverhoudingen, alsmede met het feit dat de vader van [D] niet onbemiddeld was. Hij wist dat de door partijen gewenste akte van schuldbekentenis zou worden gebruikt om loonbeslag te leggen ten laste van [D]. Tevens was de notaris bekend met het feit dat [C] (opnieuw) loonbeslag ten laste van [D] dreigde te laten leggen.
De notaris heeft voorts verklaard dat hij, indien hij de indruk zou hebben gehad dat de schuld van [D] aan haar vader verzonnen was, niet aan het opstellen van de akte zou hebben meegewerkt.
Tegenover de gemotiveerde stellingen van klager voor wat betreft het karakter van de schuld van [D] aan haar vader - samengevat komt het erop neer dat deze gefingeerd zou zijn - heeft de notaris in zijn verweer te kennen gegeven dat [D] en haar vader hem gegevens hebben verstrekt over de bedragen die door [D] waren betaald. Ter zitting heeft hij hieraan toegevoegd dat hij het een lastige afweging vond om te bepalen of hij de schuld reëel achtte.
De notaris heeft desgevraagd medegedeeld dat hij geen grond heeft gezien de opdracht tot het opstellen van een schuldbekentenis in dit geval te weigeren, omdat in zijn optiek een akte van schuldbekentenis voor een schuldeiser een legitiem middel is om zijn positie te versterken.
De kamer is van oordeel dat het handelen van de notaris in deze zaak de toetsing aan de hierboven bedoelde norm niet in alle opzichten kan doorstaan.
Daar waar de notaris twijfelde of de schuld reëel was, had hij geen genoegen mogen nemen met de simpele opgave van de bedragen die [D] en haar vader hem presenteerden.
Om na te gaan of de akte van schuldbekentenis in dit geval inderdaad een legitiem middel was, dan wel een ongeoorloofd doel diende, had het in deze zaak op de weg van de notaris gelegen een nader onderzoek in te stellen naar de aard van de in de akte vast te leggen schuld, teneinde zijn afwegingen op dit punt deugdelijk te onderbouwen. De notaris heeft dit echter nagelaten en daarvoor ook geen gegronde reden aangevoerd.
Om deze redenen wordt de klacht gegrond verklaard. De kamer is bovendien van oordeel dat de geconstateerde onzorgvuldigheid dusdanig ernstig is dat de maatregel van berisping aan de notaris dient te worden opgelegd.
5. De beslissing
De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de notaris de maatregel van berisping op.
Deze beslissing is gegeven door mr. D. Vergunst, voorzitter van de kamer en
mrs. I.C.J.I.M. van Dorp, D.E.M.J. Eggels, J.G.T.M. Castrop en F. Drost, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, uitgesproken in het openbaar op
5 februari 2015.
De secretaris, De voorzitter,
Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam. Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.