ECLI:NL:TNORARL:2014:43 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2013/147
ECLI: | ECLI:NL:TNORARL:2014:43 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-05-2014 |
Datum publicatie: | 19-02-2015 |
Zaaknummer(s): | AL/2013/147 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klagers zijn niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 1 vanwege het ne bis in idem beginsel. Niet gebleken dat de notaris feitelijk onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN
Kenmerk: AL/2013/147
Beslissing van de Kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden op de klacht van
[X],
wonende te [..], gemeente [..],
[Y],
wonende te [..], gemeente [..],
[Z],
wonende te [..], gemeente [..],
hierna te noemen: klagers,
gemachtigde: mr. E.W. Franken te Franeker,
tegen
[Z],
notaris te [..],
gemachtigde: mr. H.J. Delhaas te Amsterdam.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief met bijlagen van klagers van 19 september 2013, waarin de klacht tegen de notaris is neergelegd;
- de brief met bijlagen namens de notaris van 8 november 2013;
- de brief met bijlagen van klagers van 9 december 2013;
- de brief namens de notaris van 10 januari 2014;
- de faxbrief met bijlage namens klagers van 24 maart 2014;
- de faxbrief met bijlage namens klagers van 26 maart 2014;
- de mondelinge behandeling op 4 april 2014, waarbij klagers [X] en [Z] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, alsmede de notaris, bijgestaan door zijn gemachtigde;
- de pleitaantekeningen met bijlagen namens klagers;
- de pleitaantekeningen met bijlage namens de notaris;
Ter zitting van 4 april 2014 is de gemachtigde van de notaris in de gelegenheid gesteld, ter onderbouwing van het door haar ter zitting ingenomen standpunt dat de klacht niet tijdig is ingesteld, om het schenkingsoverzicht, opgemaakt na het overlijden van na te noemen mevrouw [A], in het geding te brengen. Dat heeft zij bij brief van 8 april 2014 gedaan. Vervolgens heeft de gemachtigde van klagers bij faxbrief van 10 april 2014 ertegen geprotesteerd dat van de zijde van de notaris na de zitting nog stukken zijn overgelegd. Hij heeft hierop inhoudelijk gereageerd en zelf ook nadere stukken overgelegd. De Kamer zal die stukken uit oogpunt van proces-economie als processtuk toelaten. Zoals hierna zal blijken, wordt aan een inhoudelijk beoordeling daarvan niet toegekomen.
2. De feiten
2.1. Klagers [X] en [Y] zijn zonen van klager [Z] (hierna te noemen: [Z]) en kleinzonen van - de inmiddels overleden – [B] en [A].
2.2. [B] en [A] (hierna: de grootouders) hebben nog een tweede zoon genaamd [C] (hierna te noemen: [C]).
2.3. De grootouders hebben bij testament van 29 januari 2003 klager [Z] uitgesloten van erfopvolging, waarbij is bepaald dat de afstammelingen van [Z] krachtens plaatsvervulling als erfgenamen bij versterf worden geroepen.
2.4. Het vermogen van de grootouders bestond uit contanten en hun woning te [..]. Zij zijn medio november 2003 opgenomen in een verzorgingstehuis op [..].
2.5. Bij notariële akten van 22 december 2004 hebben de grootouders hun zoon [C] een algehele notariële volmacht verleend.
2.6. Op 13 januari 2006 is de vrije verkoopwaarde van de woning van de grootouders getaxeerd op € 195.00,00.
Ten overstaan van de notaris hebben de grootouders bij akte van 16 maart 2006, daartoe op grond van de volmacht van 22 december 2004 vertegenwoordigd door [C], aan laatstgenoemde geleverd de onverdeelde helft van hun woning te [..]. In de leveringsakte is opgenomen dat de koopsom ad € 97.500,00 door koper is voldaan.
2.7. Op 9 april 2006 hebben de grootouders als schenkers en [C] als begunstigde een onderhandse akte getekend waarin de schenkers verklaren dat zij op 16 maart 2006 een bedrag van € 97.500,00 aan [C] hebben geschonken, zulks door directe kwijtschelding van de tegenprestatie die [C] voor het aan hem geleverde aandeel in de woning verschuldigd was. De schenkingsakte is door de notaris geconcipieerd.
2.8. Op 24 december 2007 is [A] overleden. [C] is aangewezen als executeur. Kandidaat-notaris [D], werkzaam op het kantoor van de notaris, heeft klagers bij brief van 4 december 2008 geschreven dat [C] had gevraagd om hem te begeleiden in de verdere afwikkeling van de nalatenschap. Bij die brief is een overzicht is bijgevoegd van de nalatenschap, alsmede een berekening van de legitieme portie van klager [Z]. In die berekening is melding gemaakt van een schenking van € 97.500,99 aan [C] in 2006.
Op 4 juli 2009 is [B] overleden.
2.9. Op 15 augustus 2011 hebben [X] en [Y] een klacht tegen de notaris ingediend bij de Kamer van Toezicht te Groningen. Klagers, die aanvoerden dat [C] zich ten koste van hen heeft verrijkt, verweten de notaris dat hij op 16 maart 2006 de hiervoor aangehaalde leveringsakte heeft gepasseerd [C] op grond van artikel 3:68 BW (“Selbsteintritt”) niet bevoegd was om hun grootouders te vertegenwoordigen, en dat hij in die akte heeft opgenomen dat door [C] een koopprijs van € 97.500,00 was voldaan terwijl dat bedrag nimmer is betaald. Klagers beklaagden zich er verder over dat de notaris heeft nagelaten om te onderzoeken of de transactie overeenstemde met de wil van beide grootouders en hebben aangevoerd dat het eveneens twijfelachtig is of zij in volle bewustzijn de schenkingsakte van 9 april 2006 hebben ondertekend.
De notaris heeft in die procedure onder meer aangevoerd dat de koopovereenkomst tussen [C] en de grootouders mondeling tot stand is gekomen, dat op het moment van levering reeds duidelijk was dat sprake was van een schenking door de grootouders aan [C] van een bedrag ter hoogte van de koopsom, en dat voorafgaand aan de transactie van alle stukken een ontwerp aan de grootouders is gezonden.
2.10. Op 29 november 2011 heeft de Kamer van Toezicht te Groningen de klacht gegrond verklaard en de notaris de maatregel van berisping opgelegd. In rechtsoverweging 5.6. van de uitspraak is overwogen dat in de leveringsakte van
16 maart 2006 ten onrechte is opgenomen dat de koopsom was voldaan, en dat indien er sprake was van schenking en verrekening, het in de rede had gelegen om dat in die leveringsakte op te nemen.
2.11. Klagers [X] en [Y] hebben [C] in een civiele procedure betrokken. Bij vonnis van 26 juni 2013 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, beslist dat de verkoop en levering van de onverdeelde helft van de woning van de grootouders te [..] op 16 maart 2006 door [C] als gevolmachtigde van de grootouders aan zichzelf wegens verboden “Selbsteintritt” nietig is.
Ten aanzien van de schenking van de door [C] verschuldigde koopsom is geoordeeld dat geen sprake is van nietigheid omdat de schenkingsakte van 9 april 2006 door de grootouders zelf is ondertekend, en onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat zij destijds onvoldoende in staat waren hun wil te bepalen.
2.12. Klagers hebben de notaris aansprakelijk gesteld voor geleden schade.
3. De klacht en het verweer
3.1. Klagers verwijten de notaris dat hij, naast een valse transportakte (bedoeld is de akte van levering van 16 maart 2006, KvhN), enige tijd later behulpzaam is geweest bij het redigeren/concipiëren van een valse schenkingsakte (bedoeld is de onderhandse schenkingsakte gedateerd 9 april 2006, KvhN), in de wetenschap dat dit niet kon omdat in die leveringsakte nadrukkelijk stond vermeld dat de koopsom was betaald. Als de grootouders die akte werkelijk zelf hebben getekend (wat klagers betwijfelen) dan is duidelijk dat ze de situatie niet begrepen: zij konden immers een reeds “betaalde” koopsom niet kwijtschelden en uit hun liquide vermogen waren door toedoen van [C] geen schenkingen meer mogelijk.
Voorts verwijten klagers de notaris dat hij later als boedelnotaris, daartoe benoemd door [C], zijnde de executeur, klagers onjuist althans onvolledig heeft voorgelicht over hun positie in deze situatie, en uitsluitend de belangen van zijn opdrachtgever [C] heeft behartigd.
3.2. De notaris voert gemotiveerd verweer. Op zijn verweer zal de Kamer hieronder, voor zover van belang, nader ingaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1. Ingevolge artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2. De notaris heeft primair gesteld dat klagers thans over hetzelfde feit klagen als in 2011 voor de Kamer van Toezicht te Groningen, welke klacht heeft geleid tot de beslissing van 29 november 2011. Klagers bestrijden dat. Zij stellen dat zij thans klagen over hetgeen er gebeurde ná de leveringsakte van 16 maart 2006, terwijl de vorige klachtbehandeling en -beslissing daar eindigde.
4.3. De Kamer overweegt dat het strafrechtelijke beginsel van ne bis in idem – inhoudende dat niemand mag worden berecht of gestraft voor hetzelfde feit waarover reeds bij definitieve einduitspraak is beslist – volgens vaste rechtspraak ook van toepassing is binnen het notariële tuchtrecht.
De Kamer is van oordeel dat het eerste klachtonderdeel in de kern dezelfde inhoud en strekking heeft als de reeds eerder door klagers tegen de notaris ingediende klacht waarover de Kamer van Toezicht te Groningen in 2011 heeft geoordeeld. Zoals klagers in hun faxbrief van 10 april 2014 nog eens benadrukken, is de essentie van hun huidige klacht dat sprake is geweest van een (aldus klagers geheime) schenking van aanzienlijke omvang, gekoppeld aan een verkoop van de woning, waar de notaris bij betrokken was. Uit de hiervoor in rechtsoverweging 2.9. en 2.10. beschreven gang van zaken blijkt dat klagers die betrokkenheid van de notaris reeds in de eerdere klachtprocedure aan de orde hebben gesteld en dat de Kamer van Toezicht te Groningen de gewraakte schenking(sakte) ook bij haar beoordeling heeft betrokken.
4.4. De Kamer acht daarom klagers op grond van het “ne bis in idem-beginsel” niet-ontvankelijk in hun eerste klachtonderdeel. Gelet hierop kan in het midden worden gelaten wanneer klagers precies van de verweten gedragingen op de hoogte zijn geraakt en of zij daarover al dan niet binnen de (verval)termijn van drie jaar als bedoeld in artikel 99 lid 15 Wna, hebben geklaagd.
4.5. Het tweede klachtonderdeel ziet op de taak van de notaris als boedelnotaris in de nalatenschap van mevrouw [A]. Klagers stellen dat de notaris hen onjuist, althans onvolledig, heeft voorgelicht over hun positie naar aanleiding van de leverings- en schenkingsakte uit 2006. Hij had hen moeten wijzen op de gevolgen van de “Selbsteintritt” door [C] en de dubieuze schenkingsakte.
4.6. De notaris betwist in de eerste plaats dat hij boedelnotaris was. Hij was door de executeur [C] benaderd om behulpzaam te zijn bij onderdelen van de afwikkeling van de nalatenschap. Een kandidaat-notaris van zijn kantoor, [D], heeft deze werkzaamheden feitelijk verricht, aldus de notaris.
Klagers stellen dat zij het begrip boedelnotaris hanteren zoals dat algemeen en zeker voor leken gebruikelijk is, namelijk de notaris die betrokken is bij de afwikkeling van een nalatenschap. Verder gaan zij er van uit dat [D] in opdracht en onder toezicht van de notaris heeft gewerkt.
4.7. De Kamer overweegt als volgt. Los van de stelling van de notaris dat hij de werkzaamheden in verband met de afwikkeling van de nalatenschap niet zelf heeft verricht, en wat er verder ook zij van de term boedelnotaris, is de Kamer van oordeel dat klagers niet hebben aangetoond dat de notaris hen na het overlijden van mevrouw [A] feitelijk onjuiste informatie heeft gegeven over de leverings- en schenkingsakten uit 2006. Ook het verwijt dat de notaris na het overlijden van mevrouw [A] onvolledige informatie zou hebben vertrekt, acht de Kamer ongegrond. Klagers bestrijden niet dat in het schenkingsoverzicht dat werd meegestuurd met de brief van 4 december 2008 de schenking van € 97.500,00 aan [C] in 2006 staat vermeld. Of dat is getypt of met pen is bijgeschreven, is niet van belang. Dat de notaris niet heeft toegelicht dat die schenking samenhing met de levering van het aandeel in de woning, betekent naar het oordeel van de Kamer niet dat de notaris de schenking geheim heeft willen houden of in nevelen heeft willen hullen dat er een verband was met de levering van een aandeel in de woning aan [C]. De Kamer stelt vast dat pas bij vonnis van 26 juni 2013, waarbij de levering van 16 maart 2006 nietig is verklaard en de schenking van € 97.500,00 in stand is gelaten, is komen vast te staan hoe de akten uit 2006 juridisch moeten worden gezien. Van de notaris, die zich op het standpunt stelde dat [C] bij de levering over een toereikende volmacht van de grootouders beschikte en dat de grootouders hem de koopsom wilden schenken, kon niet worden verwacht dat hij vóór die tijd klagers voorlichtte dat mogelijk sprake was van verboden “Selbsteintritt” en/of een nietige schenking.
4.8. Op grond van het bovenstaande acht de Kamer het tweede klachtonderdeel dat ziet op het (niet) handelen van de notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap van de grootouders, ongegrond.
5. De beslissing
De Kamer voor het notariaat:
- verklaart klagers in hun eerste klachtonderdeel niet-ontvankelijk;
- verklaart het tweede klachtonderdeel ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, plv. voorzitter,
mrs. D.E.M.J. Eggels, H.J. Hettema, M.E. van Rossum, H. Quispel, plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. C. van Schelven, secretaris, uitgesproken in het openbaar door mr. R.J. Jue, plv. voorzitter, op 20 mei 2014.
De secretaris