ECLI:NL:TNORARL:2013:3 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2013/21

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2013:3
Datum uitspraak: 02-07-2013
Datum publicatie: 14-05-2014
Zaaknummer(s): AL/2013/21
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Ingrijpende beslissingen inzake de nalatenschap niet tijdig schriftelijk gecommuniceerd. Niet is gebleken dat de notaris bij de behandeling van de nalatenschap voldoende oog heeft gehad voor tijdige, ordelijke en transparante regievoering en een goede communicatie met de erfgenamen. Berisping.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Klachtzaak: AL/2013/21

BESLISSING

inzake: [..],

klaagsters,

gemachtigde: J.R. Galama, Accountantskantoor Galama te Reduzum;

tegen: [..],

voorheen notaris te [..], thans oud-notaris,

in deze klachtzaak hierna te noemen: de notaris,

gemachtigde: mr. drs. M. Kremer, advocaat te Groningen.

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 5 februari 2013 hebben klaagsters een klacht, met bijlagen, ingediend tegen de notaris bij de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, hierna te noemen de kamer.

1.2 Bij brief van 11 april 2013, met bijlagen, is van de notaris verweer ontvangen.

1.3 Bij brief van 8 mei 2013 hebben klaagsters een aantal stukken overgelegd.

1.4 De klachtzaak is ter zitting van 17 mei 2013 behandeld. Klaagsters zijn niet in persoon verschenen, maar hebben zich doen vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De notaris is in persoon verschenen tezamen met zijn gemachtigde.

2. Feiten

2.1 Gelet op hetgeen klaagsters hebben aangevoerd en op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, gaat de kamer uit van de volgende feiten.

2.2 Op 17 juli 2007 is de broer van klaagsters, de heer [A], hierna erflater, overleden.

2.3 De erfgenamen van erflater waren op het tijdstip van overlijden zijn moeder en zijn vier zusters. De moeder van erflater is nadien in 2009 overleden. Klaagsters zijn de vier zusters van erflater. De erfgenamen hebben de notaris de opdracht gegeven de nalatenschap af te wikkelen.

2.4 De notaris heeft op 1 november 2007 de verklaring van erfrecht opgesteld. De aangifte recht van successie is door de notaris ingediend op 16 mei 2008. De notaris heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat er geen aanslag opgelegd diende te worden, omdat erflater al langer dan tien jaar woonachtig was in het buitenland. Erflater woonde in [B], waar hij een onderneming had. Ten tijde van zijn overlijden verbleef erflater voor een medische behandeling in Nederland.

2.5 De Belastingdienst heeft de notaris niet gevolgd in het standpunt dat geen aanslag opgelegd diende te worden. Op 27 oktober 2009 is aan de erfgenamen ter zake van het recht van overgang een aanslag van € 492.328,= opgelegd in verband met eigendom van onroerend goed van erflater in Nederland.

2.6 De notaris heeft bezwaar tegen de aanslag van 27 oktober 2009 gemaakt. De Belastingdienst heeft op 20 april 2010 aan de notaris een compromis voorgesteld, waarbij de belaste nalatenschap nader gesteld zou worden op € 1.198.355,= (in plaats van € 1.294.310,=). Dit compromis is niet aanvaard.

2.7 De Belastingdienst heeft op 26 mei 2010 het bezwaar gedeeltelijk toegewezen. De belaste nalatenschap is daardoor verminderd tot € 1.276.810,=. De notaris heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing.

2.8 Klaagsters hebben bij brief van 21 november 2011 de opdracht aan de notaris ingetrokken. De gemachtigde in deze klachtprocedure behartigt thans de belangen van klaagsters in de afwikkeling van de nalatenschap.

3. Standpunten

3.1 Klaagsters stellen zich op het standpunt dat de notaris de nalatenschap niet met de nodige deskundigheid en zorgvuldigheid heeft afgewikkeld. De kamer vat de klachten die klaagsters in dit verband hebben geuit - mede gelet op hetgeen ter zitting van 17 mei 2013 is verduidelijkt - als volgt samen:

- De notaris heeft klaagsters in eerste instantie helemaal niet en vervolgens onvoldoende geïnformeerd over de - verschuldigdheid van - successie belasting en nadien over de ‑ onverwachte - aanslag ter zake van het recht van overgang en btw. Deze klacht ziet met name op het feit dat de notaris niet duidelijk is geweest over het compromis voorstel van de Belastingdienst en niet helder uiteengezet heeft dat en waarom na de gedeeltelijke toewijzing van het bezwaar geen beroep is ingesteld. Volgens klaagsters heeft de notaris de fiscale claim niet goed behandeld en heeft de notaris geen, althans onvoldoende, overleg over het afwijzen van het compromis voorstel van de Belastingdienst gevoerd.

- De notaris heeft na het intrekken van de opdracht in november 2011 geweigerd het hele dossier over de afwikkeling van nalatenschap met alle briefwisselingen aan de gemachtigde van klaagsters af te geven.

- De notaris heeft in zijn brief van 23 april 2012 aan de gemachtigde van klaagsters ten onrechte medegedeeld dat bij een hernieuwd bezwaar de Belastingdienst alsnog het standpunt zou kunnen innemen dat erflater op het tijdstip van overlijden niet meer woonachtig was in het buitenland hetgeen tot een aanzienlijk hogere successie aanslag zou kunnen leiden. Klaagsters hebben deze mededeling als een dreigement ervaren.

- De notaris heeft zijn declaraties tot een bedrag van ruim € 70.000,= van de derdengeldenrekening afgeschreven zonder de erfgenamen een factuur te sturen of hen op andere wijze te informeren. Dit eigenmachtig verrekenen is volgens klaagsters niet correct. Klaagsters wijzen er voorts op niet over alle facturen te beschikken. Bovendien is de laatste factuur zonder correcte verantwoording met een bedrag van € 1.000,= verhoogd.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4 . Overwegingen

4.1 Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna (vanaf 1 januari 2013 artikel 93, eerste lid, Wna) is de notaris aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer zal de klachten aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

De aangifte successie recht

4.2 Bij de behandeling van de klachten is naar voren gekomen dat de klachten betreffende successierechten specifiek zien op het ontbreken van overleg inzake het compromis-voorstel in de bezwaarfase, dan wel op het niet instellen van het beroep door de notaris tegen de gedeeltelijke toewijzing van het bezwaar tegen het opleggen van de aanslag ter zake van het recht van overgang. De notaris heeft hierover verklaard dat hij na overleg met en in opdracht van één van de erfgenamen/ klaagsters, mevrouw [C], geen beroep heeft ingesteld. De reden daarvoor zou zijn dat de erfgenamen een snelle afwikkeling van de nalatenschap wensten. Klaagsters ontkennen dat deze afspraak met [C] is gemaakt. De notaris heeft ter zitting aangegeven dat hij deze afspraak niet schriftelijk heeft bevestigd of anderszins heeft vastgelegd.

De kamer is van oordeel dat - wat er ook zij van een afspraak met één van de erfgenamen - de notaris hoe dan ook de vereiste zorgvuldigheid niet in acht genomen heeft door een zo belangrijke afspraak als het niet instellen van het beroep was, niet schriftelijk aan de erfgenamen te bevestigen. Hierbij neemt de kamer in aanmerking dat het beroep niet alleen grote financiële belangen betrof, maar ook dat na het afwijzen van het door de Belastingdienst aangeboden compromis, het instellen van beroep alleszins voor de hand lag. Een zo ingrijpende afspraak als het niet instellen van beroep behoorde de notaris aan alle erfgenamen schriftelijk te bevestigen en niet telefonisch met een van de erfgenamen af te doen. Dit onderdeel van de klacht is naar het oordeel van de kamer gegrond.

Afgeven dossierstukken

4.3 Nadat de opdracht aan de notaris was ingetrokken, hebben de erfgenamen via hun gemachtigde de afgifte van het dossier van de nalatenschap gevraagd. De notaris heeft afgifte geweigerd, omdat de erfgenamen hem aansprakelijk hadden gesteld voor de schade die zij stellen door de handelwijze van de notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap geleden te hebben. De notaris heeft klaagsters en hun gemachtigden wel de gelegenheid geboden op zijn kantoor het volledige dossier dat hij onder zich had, in te zien en daaruit de stukken die zij wensten te kopiëren.

Klaagsters hebben aangevoerd dat zij op het kantoor van de notaris een onoverzichtelijk dossier aantroffen, waarin stukken ontbraken.

Ter zitting is komen vast te staan dat in het dossier de correspondentie met en van de Belastingdienst niet of niet volledig aanwezig was. Klaagsters hebben pas inzicht in die correspondentie gekregen nadat zij van de Belastingdienst afschriften ontvingen.

De kamer is van oordeel van een notaris verwacht mag worden dat dossiers overzichtelijk zijn en op ordentelijke wijze met een chronologische opbouw de relevante bescheiden - zoals correspondentie over de successie aanslagen - bevatten. Gebleken is dat het dossier dat klaagsters en hun gemachtigden is aangeboden, niet aan deze voorwaarden voldeed. De kamer is dan ook van oordeel dat de notaris bij de behandeling van de nalatenschap in de opbouw, samenstelling en volledigheid van het dossier onzorgvuldig is geweest. Er is sprake van een gebrek aan zorgvuldigheid dat gezien de hoogte van de declaraties van de notaris des te meer verwijtbaar is.

De brief van 23 april 2012.

4.4 In de brief aan de gemachtigde van klaagsters heeft de notaris naar aanleiding van de mogelijkheid van het opnieuw indienen van een bezwaarschrift als volgt geschreven:

“Daarbij spelen er vervolgens twee dingen. Het zou door de fiscus alsnog als ten onrechte kunnen worden gezien dat er slechts geheven is voor het recht van overgang. Dat betekent dat er in dit geval ook geheven gaat worden het gehele vermogen, dus ook de bank tegoeden. Dat is punt 1. We moeten immers niet vergeten dat de onderneming van de [A] in [B] na de brand nimmer meer is opgebouwd, hij in Nederland kennelijk een goed lopend vastgoed bedrijf had en inmiddels weer woonachtig was in Nederland, inclusief inschrijving in de Nederlandse Burgerlijke Stand. Eerlijk gezegd vind ik het nog een wonder dat de fiscus geaccepteerd heeft dat er sprake was van een recht van overgang. Nogmaals, dat kan alsnog anders, op het moment dat de fiscus wellicht weet krijgt van feiten die ze nog niet kende.

Punt 2 is dat er dan vervolgens ten aanzien van de heffing successie rechten die dan gaat volgen, er nog een boete volgt. Die boete kan oplopen tot 100% van het te betalen bedrag aan successie rechten. Dat betekent dat u het risico loopt om voor de familie [A] niet € 117.000,= binnen te halen, maar € 704.000,= aan naheffing met boete te moeten betalen. De risico’s daartoe zou u duidelijk in kaart moeten brengen, het zal duidelijk zijn dat dit risico, nu u er op bent gewezen, voor uw rekening komt.”

Volgens klaagsters heeft de notaris met deze woorden ten onrechte gesuggereerd dat een verzoek om herziening grote risico’s met zich zou brengen. Zij hebben de woorden van de notaris als bedreigend ervaren.

De kamer deelt dit standpunt van klaagsters niet. Naar het oordeel van de kamer bestaat er geen aanleiding om aan te nemen dat de notaris met zijn woorden een andere intentie heeft gehad dan klaagsters te wijzen op mogelijk kwade kansen die aan het opnieuw indienen van een bezwaar verbonden konden zijn. Dit neemt niet weg dat de notaris zijn woorden wellicht wat meer gelukkig had kunnen kiezen, waardoor klaagsters de brief anders ervaren zouden hebben dan zij gedaan hebben. Klachtwaardig acht de kamer de uitlating van de notaris ten deze niet.

De declaraties

4.5 Klaagsters verwijten de notaris dat hij ruim € 70.000,= heeft gedeclareerd zonder dat hij alle facturen voorzien van specificaties aan hen heeft verstrekt. Daarnaast voeren zij aan dat de notaris de in rekening gebrachte bedragen zonder hen op de hoogte te stellen heeft geïnd van de derdengeldenrekening. Ten slotte betogen klaagsters dat de laatste factuur van 24 november 2011 met een bedrag van € 1.000,= is verhoogd, zonder dat de voor dit bedrag verrichte werkzaamheden worden vermeld; de factuur is ‘zo maar’ met € 1.000,= verhoogd.

De notaris stelt hiertegenover dat alle door hen verzonden declaraties overeenkomstig een met klaagsters gemaakte afspraak zijn verzonden aan de heer [D]. De heer [D] heeft alle declaraties gefiatteerd, waarna - wederom volgens afspraak - inning via de derden gelden rekening plaatsvond. Daarnaast zijn klaagsters geïnformeerd; zij hebben bovendien nimmer tegen de hoogte van de declaraties geprotesteerd. Ter zitting heeft de notaris alsnog een overzicht van declaraties met specificaties aan klaagsters en de kamer ter beschikking gesteld. Wat betreft de verhoging met € 1.000,= heeft de notaris ter zitting enerzijds aangegeven dat het bedrag een vergoeding voor nog niet in de administratie opgenomen werkzaamheden betreft en anderzijds dat het bedrag een voorschot voor nawerk zou zijn.

De kamer overweegt dat de wijze van declareren en accorderen via de heer [D] en de inning via de derdengeldenrekening kennelijk gedurende langere tijd volgens afspraak tussen de notaris en klaagsters is verlopen. In zoverre is de notaris niets te verwijten. Evenwel is ook gebleken dat toen klaagsters vroegen om een overzicht met specificaties het tot de zitting van de kamer heeft moeten duren voordat klaagsters volledige openheid van zaken wat de declaraties betreft, kregen. Dit laatste acht de kamer geen zorgvuldige en correcte handelwijze: de notaris had het gevraagde overzicht eerder aan klaagsters kunnen en moeten verstrekken.

Voor zover het gaat om de verhoging van de laatste declaratie met een bedrag van € 1.000,= is de kamer van oordeel dat beide verklaringen van de notaris voor het in rekening brengen van dit bedrag - nog niet in administratie opgenomen werkzaamheden dan wel nawerk - plausibel zijn. Echter, de notaris had de verklaringen die hij ter zitting gaf, eerder, voordat hij het bedrag aan klaagsters in rekening bracht, moeten geven. Aldus is ook wat dit betreft niet correct gehandeld.

Conclusie

4.8 Uit het bovenstaande volgt dat de klachten grotendeels gegrond zijn.

4.9 Op de gegrondverklaring van een klacht past in beginsel een tuchtrechtelijke reactie. Met betrekking tot de op te leggen sanctie overweegt de Kamer dat op geen enkele wijze is gebleken dat de notaris bij de behandeling van de nalatenschap voldoende oog heeft gehad voor tijdige, ordelijke en transparante regievoering en een goede communicatie met de erfgenamen. De maatregel van berisping acht de kamer daarom gepast en geboden.

Mitsdien wordt als volgt beslist.

5 . Beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden,

- verklaart de klachten met uitzondering van de klacht betreffende de brief van 23 april 2012 gegrond;

- legt de notaris de tuchtmaatregel van berisping op.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, plaatsvervangend voorzitter, mr. I.C.J.I.M. van Dorp, mr. P.F. Heuff, A. Roesink-Kragt en mr. G.J. Numan, leden.

Uitgesproken in het openbaar door mr. H.P.M. Kester, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris op 2 juli 2013.

De secretaris, De plaatsvervangend voorzitter,