ECLI:NL:TNORAMS:2015:24 Kamer voor het notariaat Amsterdam 583300/NT 15-17 P
ECLI: | ECLI:NL:TNORAMS:2015:24 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-07-2015 |
Datum publicatie: | 05-08-2015 |
Zaaknummer(s): | 583300/NT 15-17 P |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: | Klacht gegrond met waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | De kamer komt gelet op het voorgaande tot het oordeel dat de notaris, met betrekking tot het eerste, tweede, derde en vierde klachtonderdeel zijn zorgplicht heeft geschonden. Het valt de notaris te verwijten dat hij niet de leiding heeft genomen bij de afwikkeling van de nalatenschap, klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd en in strijd met het bepaalde in de verklaring van erfrecht de betreffende nota heeft ingediend bij de bank. Dat niet voortvarend handelen uit zich ook in het feit dat de kluis van erflater zich ook thans nog in het kantoor van de notaris bevindt en deze tot op heden kennelijk niet is geopend. De kamer is van oordeel dat het op de weg van de notaris had gelegen er zorg voor te dragen dat zich bij hem op kantoor geen kluis bevond waarvan de inhoud hem onbekend was. Hij had er dan ook voor moeten zorgen dat de kluis zo spoedig mogelijk geopend werd, en een proces-verbaal van de inhoud van de kluis werd opgemaakt. Dat de notaris dit tot op heden heeft nagelaten acht de kamer dan ook onzorgvuldig. De kamer acht, gelet op alle omstandigheden van het geval de maatregel van waarschuwing passend. |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM
Beslissing van 16 juli 2015 in de klacht met nummer 583300/NT 15-17 P van:
[klaagster],
wonende te [woonplaats],
klaagster,
tegen:
[de notaris],
notaris te [vestigingsplaats],
de notaris.
1. Het verloop van de procedure
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
- klaagschrift met bijlagen van 12 maart 2015, ingekomen op 17 maart 2015;
- e-mailbericht met bijlagen van klaagster van 2 april 2015, ingekomen op 2 april 2015;
- verweerschrift met bijlagen van 3 april 2015, ingekomen op 7 april 2015;
- brief van de notaris van 14 april 2015, ingekomen op 15 april 2015.
Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 4 juni 2015 zijn klaagster en de notaris verschenen. Op de zitting hebben partijen het woord gevoerd.
Uitspraak is bepaald op heden.
- De feiten
De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:
- De stiefvader van klaagster (hierna: erflater) is op 1 februari 2013 te [woonplaats] overleden. Bij testament van 8 januari 2002 heeft erflater klaagster en haar twee broers, [A] en [B], (hierna: de broers) als enige erfgenamen benoemd.
- Op 8 februari 2013 heeft een bespreking op het kantoor van de notaris plaatsgevonden, waarbij aanwezig waren: de broers, klaagster en de notaris. Daarbij hebben de broers een boedelvolmacht ondertekend, waarbij zij klaagster hebben gemachtigd inzake de nalatenschap van erflater: “(..) speciaal om de ondergetekende te vertegenwoordigen te dien einde vorderingen, alsmede uitkeringen, zoals van levensverzekering of pensioen, door het overlijden van de overledene opeisbaar geworden en aan de nalatenschap of aan een of meer van de erfgenamen toekomende te innen, rekeningen bij banken en spaarbanken op te heffen en te doen overboeken, roerende zaken en registergoederen te verkopen en te leveren op de wijze, onder de voorwaarden en tegen de prijzen welke de gevolmachtigde raadzaam zal achten, safes te openen, belastingaangiften te doen (waaronder die van erf- en schenkbelasting), mede te werken tot verdeling, en voorts al datgene verder of meer te doen hetgeen terzake van een juiste afwikkeling door de gevolmachtigde raadzaam wordt geacht, alles met de macht tot substitutie.”
- Bij akte van 26 februari 2013 is de nalatenschap van erflater door klaagster en haar broers beneficiair aanvaard.
- Tot de nalatenschap behoren een woonhuis c.q. recreatiewoning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het woonhuis) met een WOZ-waarde van € 112.000,--, roerende zaken met een waarde van € 2.500,--, bank- en spaarrekeningen met een waarde van € 62.045,-- en vorderingen/teruggaven met een waarde van € 2.014,-- (waarden volgens aangifte erfbelasting van 27 oktober 2013 en rekening en verantwoording van 15 augustus 2013).
- [B] heeft op 27 februari 2013 klaagster telefonisch medegedeeld dat hij tezamen met zijn broer de boedelvolmachten aan klaagster heeft ingetrokken.
- Op 9 juli 2013 heeft de notaris klaagster een boedelvolmacht ter ondertekening alsmede een nota ad € 3.500,-- (excl. btw) toegezonden.
- Op 15 juli 2013 heeft [notaris C], als notaris verbonden aan het notariskantoor [naam] te [vestigingsplaats], aan de notaris geschreven: “Hierbij deel ik u mee te zijn benaderd door [klaagster] (..). Zij heeft mij gevraagd haar belangen te behartigen en daartoe aan mij een algemene boedelvolmacht verstrekt (..). De door u gestuurde volmacht zal zij dan ook niet ondertekenen. Om een juist beeld te kunnen vormen van de stand van zaken verneem ik graag: a. of er reeds een verklaring van erfrecht door u is afgegeven; (..) b. de huidige status van de afwikkeling; waaruit zullen uw verdere werkzaamheden bestaan? [Klaagster] gaf aan ermee akkoord te gaan dat de tot de nalatenschap behorende vakantiewoning door u via tussenkomst makelaar [naam] in de verkoop wordt gezet. (..) Tenslotte deelde [klaagster] mij mee van u een declaratie te hebben ontvangen. Alvorens zij een standpunt inneemt omtrent de indiening hiervan bij de ING Bank wenst [klaagster] eerst een specificatie van uw declaratie te ontvangen.”
- Op 20 augustus 2013 heeft de notaris de nota van 9 juli 2013 gecrediteerd en een nieuwe nota ad € 2.500,-- (excl. btw) aan klaagster toegezonden.
- De volgende dag heeft een notarieel medewerker van de notaris aan [A] het volgende geschreven, voor zover van belang: “(..) Vooreerst doe ik u toekomen de gevraagde specificatie van de u eerder toegezonden nota. Daarbij past een excuses omdat er in deze nota een fout was geslopen. De notariële kosten dienen namelijk te zijn € 2.500,00 in plaats van € 3.500,00 euro. (..) Met betrekking tot de nalatenschap deel ik u mede dat uw zuster, [klaagster], een volmacht heeft gegeven aan notaris [notaris D] te [vestigingsplaats] om haar in deze te vertegenwoordigen. Op woensdag 14 augustus heb ik met laatstgenoemde overleg gevoerd en het volgende besproken, een en ander onder voorbehoud van goedkeuring van uw zijde en/of opmerkingen/aanvullingen: 1. De Recreatiewoning [adres] te [woonplaats] wordt in de verkoop gezet bij Makelaar [naam]. 2. De kluis wordt geopend en op inhoud geïnspecteerd, een eventuele inhoud wordt in bewaring gegeven aan ons kantoor. (..) 3. De aangifte erfbelasting wordt in gezamenlijk overleg, Kantoor [naam notariskantoor]/[naam notariskantoor] opgesteld. Deze dient voor 1 november a.s. plaats te vinden. 4. De aangifte Inkomstenbelasting 2013 zal worden verricht door NBC Eelman & Partners. De termijn hiervoor is uiterlijk 1 april 2014. (..)”
- Op 26 augustus 2013 heeft [A] daarop geantwoord, voor zover van belang: “Dank u hartelijk voor het wijzigen en corrigeren van de nota en ik ga hierbij akkoord met het bedrag van EU. 2.500,00 voor de werkzaamheden verricht bij de Notariscombinatie i.v.m. de nalatenschap [naam erflater].(..).”
- Op 20 september 2013 heeft notaris [naam] (hierna: [ notaris D]), verbonden aan het onder g. van deze beslissing genoemde notariskantoor, aan de notaris geschreven, voor zover van belang: “(..) [Klaagster] zal zorg dragen voor de betaling van de declaratie zodra zij de gevraagde informatie/aanpassingen heeft ontvangen. (..) In ons gesprek de dato 14 augustus jongstleden hebben wij afgesproken dat de kluis zou worden geopend in het bijzijn van u en [klaagster] en in mijn aanwezigheid. (..) De aangifte erfbelasting zal door u en ondergetekende worden opgesteld. Ik zou daar graag een afspraak voor willen inplannen begin oktober, aangezien de aangifte 1 november 2013 bij de Belastingdienst moet zijn ontvangen. De aangifte Inkomstenbelasting 2013 zal door NBC Eelman & partners worden opgesteld. [Klaagster] is hiermee akkoord. Declaratie [naam notariskantoor]. De heren [naam broers] gaven aan dat [klaagster] mijn kosten volledig voor haar rekening moet nemen. [Klaagster] zegt hier het volgende over: ‘Ik ben voornemens om deze kosten wel ten laste te brengen van de nalatenschap. Naar mijn inziens is er sprake van dwingende noodzaak. Bij de initiële behartiging van mijn belangen door [de notaris], is door hem mijn vertrouwen geschonden, is hij in gebreke gebleven bij het nakomen van afspraken, heeft hij twijfelachtige declaraties ingebracht en heeft hij mij dusdanig geïntimideerd dat ik een klacht bij de Beroepsorganisatie overweeg.(..)”
- In antwoord daarop heeft de notaris aan [notaris D] geschreven: “Naar aanleiding van uw brief van 23 september jongstleden, stel ik voor dat u een opzet maakt voor de aangifte successie in te dienen vóór 1 november 2013.“
- Op 27 oktober 2013 is namens klaagster de aangifte erfbelasting ingediend door het notariskantoor [naam notariskantoor] voornoemd.
- Ongeveer een maand later, op 25 november 2013, heeft [notaris D] de notaris geschreven: “In verband met het feit dat de aangifte erfbelasting binnen enkele dagen moest zijn opgesteld en gezien het feit dat de aangeleverde cijfers van jullie kantoor afkomstig zijn, heb ik geen overzicht gemaakt. (..) Aangezien de aangifte, zoals je aangeeft, niet op korte termijn akkoord zal worden bevonden door de overige erfgenamen heeft [klaagster] ervoor gekozen om de aangifte zelfstandig in te dienen bij de Belastingdienst. Hiermee voorkomt zij dat er (te veel) rente over haar aanslag zal worden berekend door de Belastingdienst.”
- Op 6 februari 2014 heeft de notaris [notaris D] geschreven : “Hedenmiddag is op mijn kantoor overleg geweest inzake de nalatenschap [naam erflater] tussen de heren [naam broers] en ondergetekende. Het navolgende is besproken: 1. Over te gaan tot betaling van alle ontvangen aanslagen erfbelasting ten laste van de aanwezige boedelgelden. 2. Opening van de kluis in bijzijn van de erfgenamen en de notarissen [notaris D] en [de notaris]. (..) 3. Opdracht aan NBC Eelman voor het verzorgen van de aangifte IB (uiterlijk 1 mei 2014). De heren [naam broers] hebben de documenten daartoe inmiddels afgegeven aan NBC. 4. Bijgaande rekening en verantwoording. Graag verneem ik de reactie op bovenstaande punten. Tenslotte nog het volgende: uw client, [klaagster], heeft diverse uitlatingen gedaan gericht op mijn persoon. Volgens haar zou ik onder andere zowel [klaagster] als u hebben bedreigd. Dit is onwaar en ongepast.”
- Op 19 februari 2014 heeft een medewerker van de notaris aan [notaris D] geschreven, voor zover van belang: “(..) Voor de te betalen nota’s van: - de notarissen – NBC Eelman en Partners (voor het opmaken aangiften IB 2012 en 2013); en – erfbelasting; zal toestemming worden gevraagd aan alle erfgenamen. Ook voor al het afwijkende zal toestemming worden gevraagd aan alle erfgenamen. Vriendelijk verzoek ik u bovengemelde nogmaals aan haar voor te leggen.(..)”
- Op 20 maart 2014 heeft [notaris D] in overleg met klaagster haar werkzaamheden beëindigd.
- Op 17 april 2014 heeft de notaris aan klaagster een declaratie ad € 2.500,-- (excl. btw) toegezonden, welke door klaagster voor akkoord ondertekend is geretourneerd.
- Op 17 juni 2014 heeft de notaris klaagster geschreven, voor zover van belang: “In verband met de afwikkeling van de nalatenschap van [naam erflater] heb ik het verzoek gekregen tot het opmaken van een verklaring van erfrecht. Deze verklaring is straks ook benodigd bij de verkoop en levering van de vakantiewoning, [adres] te [woonplaats]. De erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard, hetgeen inhoudt dat zij – in beginsel – niet met hun privé-vermogen aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de betaling van de rest-schulden van de nalatenschap. Daarnaast bent u tezamen, met de mede-erfgenamen bevoegd, om te handelen in deze nalatenschap, waarbij uw broers mijn kantoor boedelvolmacht hebben gegeven om namens hen de nalatenschap af te wikkelen. Om tot betaling van nota’s te kunnen overgaan is derhalve de medewerking van alle erfgenamen benodigd. Voor iedere betaling is derhalve voortaan zowel uw als mijn handtekening benodigd. (..)”
- De notaris heeft op 28 juli 2014 de verklaring van erfrecht opgemaakt. Artikel 11 van deze akte luidt: “11. CONCLUSIE Op grond van het vorenstaande zijn ieder van de notarissen en notarieel medewerkers, werkzaam ten kantore van [naam notariskantoor], (..) en [klaagster], voornoemd, tezamen bevoegd de goederen behorende tot de nalatenschap te beheren en daarover te beschikken.”
- Op 29 juli 2014 heeft de notaris een nota (betreffende zijn werkzaamheden voor het opstellen van de verklaring voor erfrecht), gedateerd 17 juni 2014, ad € 475,-- bij de ING-bank ingediend. De ING-bank heeft dit bedrag op de rekening van de notaris overgemaakt. Daarna heeft de notaris de verklaring van erfrecht aan de ING-bank toegezonden.
- Op 11 september 2014 heeft de makelaar aan de notaris bericht : “(..) In de recreatiewoning staat nog een kluis. Die zal bij jou worden afgeleverd op kosten van de beide broers, niet van de dochter en in bijzijn van jou worden geopend, ik heb daar verder niets mee te maken, maar dit staat opgenomen in de koopakte. (..)”
- Op 17 februari 2015 heeft klaagster de notaris geschreven, voor zover van belang: ”Naar aanleiding van uw schrijven d.d. 10/02/2015 aangaande de openstaande rekeningen NUON (x3), Wilms en PWN voor de [adres] te [woonplaats], neem ik aan dat het saldo op deze rekening niet meer voldoende is aangezien de automatische afschrijvingen blijkbaar sinds 21 november 2014 niet meer gebeuren (zie 1e nota NUON). Wegens het in gebreke zijn uwer zijde worden wij blijkbaar niet tijdig op de hoogte gehouden van rekeningen die niet (meer) betaald kunnen worden. Daarnaast stuurt de bank de afschriften van de bankrekening van onze stiefvader rechtstreeks naar uw kantoor en krijg ik daarvan geen kopijen. Derhalve heb ik geen enkel overzicht wat er met de rekeningen is gebeurd het afgelopen jaar. (..) Welke nota’s zijn er al dan niet betaald zonder mijn toestemming of handtekening? (..) Volgende vraag is: hoe komt dat de kluis (met de juwelen van mijn moeder en grootmoeders) van de [adres] op uw kantoor staat zonder mijn toestemming, erger nog, zonder dat u mij hiervan op de hoogte heeft gebracht. (..) Echter worden er telkens weer beslissingen genomen buiten mijn medeweten om en wordt er informatie achtergehouden. (..)”
- Op 11 maart 2015 heeft de notaris daarop geantwoord : “Op 28 juli 2014 heb ik u een brief gezonden (kopie bijgesloten) met daarbij een afschrift van de verklaring van erfrecht terzake de nalatenschap van [naam erflater]. Uit deze verklaring van erfrecht blijkt dat u tezamen met ons kantoor bevoegd bent om de nalatenschap af te wikkelen. Aangezien de nota’s van Nuon, PWN en voor andere gebruikelijke huishoudelijke lasten bij mij terecht komen (en al kwamen) en ik vóór de afgifte van de verklaring van erfrecht al voor betaling hiervan heb zorg gedragen, is het gemakshalve handig en het snelst dat ik u, ná de afgifte van de verklaring van erfrecht, de nota’s doe toekomen en u vraag om toestemming om deze nota’s te kunnen voldoen. Vriendelijk verzoek ik u dan ook om uw akkoord te geven voor de betaling van deze nota’s. Zonder uw toestemming kan ik niet tot indiening van deze nota’s overgaan. Het gevolg hiervan is dat er betalingsachterstanden ontstaan met daarbij komende kosten. Deze kosten dienen uiteindelijk uit de boedel te worden voldaan. Tevens bericht ik u hierbij dat het saldo op de betaalrekening (..) op 24 november 2014 (laatste bankafschrift) € 2.915,51 is en het saldo op de profijtrekening (..) op 9 december 2014 (laatste bankafschrift) € 28.937,17 is. Er is dus voldoende saldo om deze nota’s te kunnen voldoen. Tenslotte bericht ik u dat de kluis hier is gebracht in opdracht van de heer [naam] van Makelaardij [naam] om de verkoop van de recreatiewoning te kunnen bevorderen. Zoals u weet kan ik niets met deze kluis aangezien ik geen code heb van de kluis. De intentie is nog steeds om deze kluis te openen in uw bijzijn. De kluis staat in mijn kluis opgeslagen en het verzoek is danook om de kluis zo spoedig mogelijk te openen, zodat deze uit mijn kluis kan worden verwijderd.”
- Op 13 maart 2015 heeft klaagster de notarieel medewerker van de notaris geschreven, voor zover van belang: “Graag had ik toch een overzicht van alle betalingen gehad aangezien ik sinds augustus 2013 dat niet meer heb gehad. Volgens mijn berekening is er een gat van zo’n slordige 15.000€ daar er in augustus 2013 nog ongeveer 57.000€ op de rekeningen stond. (..) Dat u niet meer zonder mijn toestemming nota’s kunt indienen is omdat ik steeds weer de bank heb moeten bellen om mij ervan te verzekeren dat dit ook zeker NIET het geval zou zijn daar u meermaals gedreigd heeft zelf uw nota’s bij de bank te innen. (..). Niets verzekerd mij dat de kluis niet allang is leeggehaald want ik vrrmoed dat mijn oudste broer vast en zeker de code opgeschreven heeft in februari 2013. Tot nu toe zijn alle voorstellen tot het leeghalen van de kluis door notaris [notaris D] en mij door uw kantoor in de wind geslagen. Er wordt in uw mail ook nergens een voorstel gedaan over wat er met de inhoud ervan moet gebeuren. (..)”
- De klacht
De eerste (1e) klacht van klaagster luidt – kort samengevat – dat de notaris de afwikkeling van de nalatenschap onvoldoende voortvarend heeft behandeld. Deze is tot op heden niet afgewikkeld. Daarnaast (2e) is de notaris ten onrechte zijn afspraken met klaagster en ook met [notaris D] niet nagekomen. Hij heeft (3e) onvoldoende gecommuniceerd met klaagster dan wel met de adviseur van klaagster. De notaris heeft (4e) ten onrechte declaraties bij de bank ingediend. Voorts (5e) heeft de notaris zonder toestemming van klaagster de kluis uit de woning van erflater verplaatst naar zijn kantoor. Ten slotte (6e) heeft de notaris klaagster gedreigd met inning van zijn declaraties bij de bank zonder haar toestemming en haar ook geïntimideerd.
- Het verweer
De notaris heeft zich als volgt verweerd.
Klaagster en de broers hebben zich op 8 februari 2013 tot het kantoor van de notaris gewend. Bij die bespreking heeft klaagster volmachten van haar broers ontvangen om de nalatenschap af te wikkelen. Later hebben de broers van klaagster besloten deze volmachten aan klaagster in te trekken.
De notaris heeft de boedelvolmachten (d.d. 8 februari 2013), de rekening en verantwoording (d.d. 15 augustus 2013) en de verklaring van erfrecht (d.d. 28 juli 2014) opgesteld. Voorts heeft hij er voor zorg gedragen dat tijdig de aangiften erfbelasting/inkomstenbelasting zijn ingediend. Ook heeft de notaris begeleid bij het ter verkoop aanbieden van het woonhuis van erflater en heeft hij alle betreffende noodzakelijke betalingen beheerd.
Doordat een broer van klaagster woonachtig is in de Verenigde Staten en de andere broer ook regelmatig voor zijn werk in het buitenland verblijft, verloopt de communicatie wat trager dan normaal het geval zou zijn. De notaris betwist dat sprake zou zijn van het niet nakomen van afspraken, het niet verstrekken van informatie of het traineren van de afwikkeling van de nalatenschap.
De notaris erkent dat er een fout in de nota van 9 juli 2013 was geslopen, maar deze fout is hersteld en hij heeft daarvoor zijn excuses aangeboden.
Met betrekking tot het klachtonderdeel dat de kluis zonder toestemming van klaagster naar zijn kantoor is verplaatst, betoogt de notaris dat de kluis met toestemming van de erfgenamen in opdracht van de makelaar was verplaatst vanwege de geplande verkoop/overdracht van de vakantiewoning van erflater. Ten slotte bestrijdt de notaris met klem dat sprake zou zijn geweest van bedreigingen of intimidaties jegens klaagster.
- De beoordeling
5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wna gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van diegenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van voornoemd artikel oplevert.
5.2 Ten aanzien van het eerste en tweede klachtonderdeel overweegt de kamer het volgende.
De kamer stelt voorop dat de notaris in deze nalatenschap optrad als boedelnotaris en nadat tussen de erfgenamen kennelijk onenigheid was ontstaan over de afwikkeling, als gevolmachtigde van twee van de drie erfgenamen. Het was dan ook aan hem om de regie over de afwikkeling te behouden en de noodzakelijke werkzaamheden binnen een redelijke termijn af te handelen.
De notaris heeft in zijn verweerschrift als ook ter zitting van 4 juni 2015 betoogd dat ondanks de onenigheid tussen de erfgenamen onderling, tijdig door zijn kantoor de nodige maatregelen zijn genomen ten aanzien van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater.
De verklaring van erfrecht is door de notaris pas op 28 juli 2014 opgesteld, dus bijna 18 maanden na het overlijden van erflater. De omstandigheid dat een van partijen in het buitenland woonachtig is en/of dat partijen onderling onenigheid hebben ten aanzien van de nalatenschap, vormt geen verklaring voor dit tijdsverloop.
Het betoog van de notaris dat hij heeft zorg gedragen voor tijdige indiening van de aangiften erf- en inkomstenbelasting gaat voorbij aan het feit dat uiteindelijk door [notaris D] de aangifte erfbelasting is ingediend en de aangifte inkomstenbelasting door NBC Eelman & partners is ingediend.
Van een voortvarende afwikkeling van de nalatenschap is dan ook in het onderhavige geval niet gebleken. Integendeel, de notaris heeft steeds pas actie ondernomen, nadat hij daartoe door klaagster of [notaris D] was aangemaand.
Ten aanzien van het klachtonderdeel dat de notaris de gemaakte afspraken tussen hem en klaagster en/of die tussen hem en [notaris D] niet is nagekomen, oordeelt de kamer dat niet is komen vast te staan dat de notaris afspraken niet is nagekomen. De kamer constateert wel dat de notaris deze afspraken steeds laat en pas na aanmaningen van klaagster is nagekomen. Vijf maanden na de bespreking met de notaris op 8 februari 2013 heeft klaagster zich immers genoodzaakt gevoeld zich te wenden tot een andere notaris teneinde tot een afwikkeling van de nalatenschap te komen.
Beide genoemde klachtonderdelen zullen derhalve gegrond worden verklaard.
5.3 Ten aanzien van het derde klachtonderdeel overweegt de kamer het volgende.
Klaagster heeft zowel in haar klaagschrift als ter zitting gesteld dat de notaris haar niet op de hoogte heeft gehouden van de ontwikkelingen in de afwikkeling van de nalatenschap. Zo ontving zij geen bankafschriften en/of overzichten van betaling van de ING-bank, geen kopieën van brieven van haar broers, die aan de notaris waren gericht, geen antwoord op haar beide e-mailberichten van 7 november 2013 en 17 februari 2015 en kreeg zij eerst een nota van afrekening voor het opstellen van de verklaring van erfrecht en pas later de verklaring van erfrecht zelf van de notaris, aldus klaagster.
Uit de stukken van het dossier is het volgende gebleken.
Klaagster heeft op 8 maart 2013 de ING-bank verzocht om de bankafschriften van de diverse bankrekeningen van erflater naar het kantoor van de notaris te laten zenden, teneinde de noodzakelijke betalingen met betrekking tot het woonhuis door de notaris te laten verrichten.
Uit het schrijven van de notaris aan klaagster d.d. 10 februari 2015 blijkt dat de notaris klaagster heeft verzocht om haar handtekening ten behoeve van een aantal betalingen met betrekking tot het woonhuis. Voorts heeft hij op 6 februari 2014 over het jaar 2013 een rekening en verantwoording gezonden aan [notaris D].
Ook kan uit het dossier worden opgemaakt dat de notaris op 17 november 2013 [notaris D] heeft geantwoord op het schrijven van klaagster d.d. 7 november 2013 en op het verzoek van klaagster om informatie over de gedane betalingen bij e-mail van 17 februari 2015 heeft geantwoord met de woorden: ‘Ik ga hier verder geen tijd aan besteden.’
Ter zitting van 4 juni 2015 heeft de notaris erkend dat hij - behoudens het overzicht van 2014 - geen andere betalingsoverzichten aan klaagster heeft toegezonden en dat hij haar voorts ook geen kopie heeft verstrekt van de brief van een van de broers met betrekking tot de opgetreden waterschade aan het woonhuis in februari 2015.
Van een notaris die de betalingen ten behoeve van de afwikkeling van een nalatenschap voor zijn rekening neemt, mag worden verwacht dat hij de erfgenamen tijdig en volledig terzake informeert, wanneer de erfgenamen zelf niet meer worden geïnformeerd door de bank. Dit heeft de notaris in het onderhavige geval niet dan wel niet voldoende gedaan. Daar komt bij dat de notaris op een redelijk verzoek van klaagster met zijn brief van 17 februari 2015 antwoord heeft gegeven op een wijze die een notaris niet past.
Het betoog van de notaris dat hij zijn excuses voor de te hoge voorlopige declaratie van 9 juli 2013 heeft aangeboden kan overigens ook niet slagen nu hij deze excuses niet aan klaagster maar aan een van haar broers had gericht.
Op grond van het bovenstaande komt de kamer tot de conclusie dat de notaris heeft verzuimd klaagster tijdig en volledig te informeren met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap. De kamer zal dit klachtonderdeel eveneens gegrond verklaren.
5.4 Met betrekking tot het vierde klachtonderdeel overweegt de kamer het volgende.
Ingevolge het bepaalde in de verklaring van erfrecht van 28 juli 2014, genoemd onder u. van onderhavige beslissing, zijn uitsluitend de notaris – als gevolmachtigde van de broers – en klaagster tezamen bevoegd om betalingen terzake de afwikkeling van de nalatenschap van erflater te verrichten.
De notaris heeft ter zitting van 4 juni 2015 verklaard dat hij de nota ad € 475,-- (ten behoeve van het opstellen van de verklaring van erfrecht) op 28 juli 2014 zonder de handtekening van klaagster bij de bank heeft ingediend. De notaris heeft vervolgens ter zitting verklaard daarna de verklaring van erfrecht aan de bank te hebben toegezonden.
De kamer stelt vast dat klaagster zelf - tezamen met de broers – op 8 februari 2013 de notaris om de verklaring van erfrecht heeft verzocht. De notaris heeft voor zijn werkzaamheden dan ook op terechte gronden een nota bij de erfgenamen ingediend.
Echter, de notaris had er voor moeten zorgdragen dat op deze nota de handtekening van klaagster zou worden geplaatst alvorens deze bij de bank aan te bieden ter betaling.
Het betoog van de notaris dat hij toestemming had van de beide broers van klaagster en mitsdien bevoegd was zich de betreffende nota te laten uitbetalen, faalt nu juist daarvoor de vereiste toestemming van klaagster niet aanwezig was. Daar komt nog bij dat de notaris zelf blijkens zijn schrijven aan klaagster d.d. 17 juni 2014 en blijkens het e-mailbericht van zijn medewerker op 19 februari 2014 aan klaagster uitdrukkelijk heeft medegedeeld dat alle nota’s aan de bank slechts met toestemming van klaagster konden worden ingediend.
De kamer acht dit handelen van de notaris derhalve tuchtrechtelijk verwijtbaar en dit klachtonderdeel eveneens gegrond.
5.5 Met betrekking tot het vijfde klachtonderdeel is, naar aanleiding van de verklaring van de notaris ter zitting van 4 juni 2015, gebleken dat klaagster en de broers enerzijds en de toenmalige koper(s) anderzijds in het door hen ondertekende voorlopig koopcontract in oktober 2014 een bepaling hebben opgenomen, waarin zij zijn overeengekomen de kluis uit het woonhuis van erflater naar het kantoor van de notaris te verplaatsen. Klaagster heeft zulks ook ter zitting erkend. Nu klaagster kennelijk op de hoogte was van het feit dat de kluis op enig moment zou worden verplaatst naar het kantoor van de notaris, is dit klachtonderdeel ongegrond.
5.6 Klaagster heeft haar laatste klachtonderdeel met betrekking tot de bedreiging dan wel intimidatie door de notaris toegelicht op de mondelinge behandeling van 4 juni 2015. Zij heeft daarbij verklaard dat zij vooral de houding van de notaris als bedreigend en intimiderend heeft ervaren, met name aan het einde van de bespreking op het kantoor van de notaris op 8 maart 2013.
De notaris heeft ter zitting verklaard zich de bespreking van 8 maart 2013 niet meer te kunnen herinneren. Ook heeft de notaris geen gespreksnotities van deze bespreking in zijn dossier.
Klaagster heeft vervolgens tijdens de mondelinge behandeling een e-mailbericht aan de kamer en aan de notaris getoond waarin de afspraak voor de bespreking op 8 maart 2013 schriftelijk wordt bevestigd.
Uit hetgeen door klaagster naar voren is gebracht kan de kamer echter geen bedreiging of intimidatie door de notaris jegens klaagster afleiden. De kamer acht dit klachtonderdeel als onvoldoende onderbouwd dan ook ongegrond.
5.7 De kamer komt gelet op het voorgaande tot het oordeel dat de notaris, met betrekking tot het eerste, tweede, derde en vierde klachtonderdeel zijn zorgplicht heeft geschonden.
Het valt de notaris te verwijten dat hij niet de leiding heeft genomen bij de afwikkeling van de nalatenschap, klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd en in strijd met het bepaalde in de verklaring van erfrecht de betreffende nota heeft ingediend bij de bank.
Dat niet voortvarend handelen uit zich ook in het feit dat de kluis van erflater zich ook thans nog in het kantoor van de notaris bevindt en deze tot op heden kennelijk niet is geopend. De kamer is van oordeel dat het op de weg van de notaris had gelegen er zorg voor te dragen dat zich bij hem op kantoor geen kluis bevond waarvan de inhoud hem onbekend was. Hij had er dan ook voor moeten zorgen dat de kluis zo spoedig mogelijk geopend werd, en een proces-verbaal van de inhoud van de kluis werd opgemaakt. Dat de notaris dit tot op heden heeft nagelaten acht de kamer dan ook onzorgvuldig.
De kamer acht, gelet op alle omstandigheden van het geval de maatregel van waarschuwing passend.
5.8 Dat leidt tot de volgende beslissing.
Beslissing
De kamer voor het notariaat:
- verklaart de klachtonderdelen 1, 2, 3 en 4 gegrond;
- legt de notaris de maatregel van een waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.Y.C. Poelmann, voorzitter, M.V. Ulrici, E.E. von Wolzogen Kühr, R.H. Meppelink en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2015.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.