ECLI:NL:TNOKAMS:2013:12 Kamer van toezicht Amsterdam 532465 / NT 12-73 J

ECLI: ECLI:NL:TNOKAMS:2013:12
Datum uitspraak: 05-09-2013
Datum publicatie: 16-10-2013
Zaaknummer(s): 532465 / NT 12-73 J
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Echter, ten aanzien van het gedeelte van de declaratie dat betrekking heeft op de in rekening gebrachte uren voor de klachtafhandeling van onderhavige procedure oordeelt de kamer dat het de notaris niet past om de kosten van onderhavige tuchtprocedure in rekening te brengen bij klaagster. Mitsdien is de notaris onvoldoende zorgvuldig geweest jegens klaagster en oordeelt de kamer dit klachtonderdeel gegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT VOOR HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 5 september 2013 in de klacht met nummer 532465 / NT 12-73 J van:

[klaagster],

wonende te [woonplaats],

klaagster,

tegen:

[de notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

de notaris .

Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- de klacht van 12 december 2012, ingekomen 17 december 2012;

- het verweerschrift met bijlagen van 24 december 2012, ingekomen 28 december 2012;

- de repliek met bijlagen van 27 januari 2013;

- de dupliek met bijlagen van 21 februari 2013

- de brief van de notaris van 24 april 2013, ingekomen 21 mei 2013.

1. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

  1. De vader van klaagster is overleden op 27 september 2011, (hierna: erflater). Tot de nalatenschap horen twee bankrekeningen en een polis, met een gezamenlijk bedrag van € 107.718,15. Klaagster heeft één broer (D.A.) en één zuster (A.M.).
  2. Aanvankelijk was klaagster bewindvoerder over de bankrekeningen. Klaagster heeft op 19 oktober 2011 de notaris opdracht gegeven om een verklaring van erfrecht op te stellen.
  3. Op 25 oktober 2011 heeft de notaris aan de broer van klaagster verzocht haar te berichten in hoeverre hij zijn volmacht wil geven om de nalatenschap af te wikkelen door klaagster als gevolmachtigde en hem medegedeeld welke kosten de notaris in rekening brengt in het geval dat het kantoor van de notaris de nalatenschap zal afwikkelen. Daarna hebben klaagster, haar broer en haar zuster opdracht gegeven aan het kantoor van de notaris tot afwikkeling van de nalatenschap van erflater.
  4. Op 5 maart 2012 heeft klaagster de notaris bericht dat zij weinig vordering ziet in de afhandeling van de inning van de Amev levensverzekering en de opheffing ING-rekening en vraagt om spoedige afwikkeling.
  5. Op 6 maart 2012 heeft de notaris het volgende e-mailbericht aan klaagster toegezonden: “Ik heb de banken/instellingen al eerder aangeschreven (24 januari 2012). Ik zal de desbetreffende instellingen nogmaals een herinnering versturen.”
  6. Op 25 april 2012 heeft de notaris namens klaagster uitstel voor het indienen van de aangifte IB 2011 bij de Belastingdienst aangevraagd.
  7. Op 15 mei 2012 heeft de Belastingdienst klaagster bericht dat uitstel hiervoor is verleend tot 1 september 2012.
  8. Op 6 juli 2012 heeft klaagster het volgende e-mailbericht aan de notaris toegezonden: “Vandaag heb ik een brief van de Belastingdienst ontvangen met een aanmaning voor het doen van aangifte erfbelasting voor de nalatenschap van mijn vader (zie bijlage). Ik heb u vandaag proberen te bellen, maar er is (nog) geen contact geweest. Na mijn eerdere herinnering om dit zsm af te wikkelen lijkt er tot op heden nog steeds niks te gebeuren. Dit is een simpele afwikkeling zonder bijzonderheden en ik wens graag een verklaring waarom de beide aangiftes nog niet zijn ingediend, de bankrekeningen nog niet zijn gesloten en het geld nog niet is uitgedeeld. Ik hoor graag zsm van u hoe en wanneer alles afgehandeld wordt.”
  9. Op 11 juli 2012 heeft de notaris het volgende e-mailbericht aan klaagster toegezonden: “De stand van zaken is het volgende:

- de aangifte erfbelasting is gedaan;

- de aangifte ib 2011 is gedaan;

- de ING is aangeschreven in verband met opheffing bankrekeningen;

- de AMEV (Ardanta) heeft de polis uitgekeerd;

- de rekening van Centraal Beheer is opgeheven;

- de nota van Evian is betaald.

De reden dat dit lang duurt is niet omdat het dossier al dan niet complex zou zijn, maar is in verband met het feit dat ik meerdere nalatenschappen heb die afgewikkeld moeten worden. Sommige dingen hebben even gelegen en daarvoor mijn verontschuldigingen, maar ik heb dus ook nog met meerdere dossiers te maken.

Tot slot nog het volgende:

Bij recherche in de registers van het kadaster blijkt dat de woning [straatnaam] te [woonplaats], - welke woning in september 2010 is verkocht aan [naam] en [naam] -, nog voor 19/42e gedeelte op naam staat van uw vader [erflater]. Ik heb de akte van september 2010 opgevraagd bij het kadaster, maar kan niets vreemds of verkeerds ontdekken op grond waarvan bovenstaande eigendomsverhouding zou blijken. De enige conclusie die ik kan trekken is dat het kadaster het op een of andere manier niet goed heeft verwerkt. Als het goed is heeft u (of uw vader) destijds, na de overdracht, een brief ontvangen van het kadaster. In die brief staat ook een breukdeel voor wat betreft de eigendom vermeld. Misschien kunt u nagaan of dat toen al verkeerd stond aangegeven. Ik adviseer u in ieder geval om de notaris die de overdracht destijds heeft behandeld te benaderen zodat hij een en ander kan rechtzetten bij het kadaster.”

  1. Op 20 juli 2012 heeft klaagster in een e-mailbericht de notaris geantwoord: “Het staat niet fraai dat aangiftes worden verzonden zonder inzage door ons. Dat is niet conform de beroepsregels voor belastingadviseurs, dus het lijkt me ook niet voor notarissen. Ik ontvang graag kopieën.”
  2. Op 25 september 2012 heeft de notaris het volgende e-mailbericht aan klaagster toegezonden: “Het bedrag zoals in uw mail als bijlage toegevoegd heb ik inmiddels voldaan. Ik ben thans in afwachting op de aanslag erfbelasting.”
  3. Op 9 januari 2013 heeft de notaris een mutatieoverzicht van de nalatenschap en de verklaring “kwijting en décharge” ter ondertekening aan de erfgenamen gezonden.
  4. Op 21 februari 2013 heeft de notaris een aangepast mutatieoverzicht, een urenoverzicht van haar werkzaamheden, het jaaroverzicht ING, alsmede een brief aan de erfgenamen gezonden met daarin de volgende passage: “De afwikkeling van de nalatenschap van uw vader is niet geheel verlopen zoals de bedoeling was danwel zoals u had verwacht. Ik erken dat de behandeling van bepaalde onderdelen van de nalatenschap te laat door mij zijn opgepakt danwel te lang op zich hebben laten wachten. Mijn oprechte verontschuldigingen daarvoor. Deels heeft de vertraging de reden gehad dat ik nog meer nalatenschappen in behandeling heb, maar deels zijn sommige dingen wat langer blijven liggen. Dat is voor u als erven niet fijn, met name als het gaat om de afwikkeling van een nalatenschap van uw naaste. (…)

Aangegeven was dat ik bij de IB 2011 aangifte de woning niet in Box 1 maar in Box 3 heb opgenomen. Ik heb inmiddels een brief naar de

Belastingdienst toegestuurd met het verzoek dit opnieuw te beoordelen. Ik ben in afwachting van een bericht van de Belastingdienst.”

2. De klacht

2.1 Klaagster verwijt de notaris – kort samengevat – dat zij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater niet voldoende voortvarend heeft afgerond. Daarbij heeft de notaris de erfgenamen onvoldoende geïnformeerd, niet op telefoontjes van klaagster gereageerd en zonder voorafgaand overleg de aangifte IB 2011 en de aangifte erfbelasting ingediend. Klaagster stelt dat in de aangifte IB 2011 de eigenwoning reserve ten onrechte in box 3 is opgenomen, waardoor er een financieel nadeel voor de erfgenamen is ontstaan van € 1.965,-- . Voorts heeft de notaris de (onjuiste) registratie van de kadastrale gegevens van de voormalige woning van erflater te [woonplaats] aan [straatnaam], onnodig lang in de registers van het Kadaster laten staan. Betreffende woning is in september 2010 verkocht aan derden en bleek na recherche door de notaris nog voor 19/42e gedeelte op naam van erflater te staan.

2.2 Bij repliek heeft klaagster haar klacht uitgebreid met het volgende. De notaris brengt 20,5 uur in rekening voor haar werkzaamheden, terwijl overeengekomen was dat 12 uren daarvan besteed zouden worden aan het opstellen van de verklaring van erfrecht. Voor deze 12 uren is ook een fee-afspraak gemaakt van EUR 599,--, aldus klaagster. Klaagster wenst opheldering over het in rekening brengen van de resterende 8,5 uren door de notaris.

3. Het verweer

3.1 De notaris stelt dat zij voor de afwikkeling van de nalatenschap mede afhankelijk is van externe factoren, waaronder het feit dat de Belastingdienst de aanslag erfbelasting eerst in week 50 van 2012 verzond. In de reactie in dupliek erkent de notaris dat bepaalde zaken niet zijn verlopen zoals gewenst en geeft zij aan dat zij op 21 februari 2013 een brief heeft gestuurd naar de erfgenamen met haar verontschuldigingen voor de vertraging in de afwikkeling van de nalatenschap. Terzake de klacht over het niet c.q. niet tijdig informeren, stelt de notaris dat, indien zij optreedt als gevolmachtigde bij afwikkeling van een nalatenschap, het bij haar kantoor gebruikelijk is dat zij eerst bij de eindverantwoording een kopie van alle stukken en aanslagen aan de erfgenamen verstuurt. Voorts erkent de notaris dat zij niet altijd telefonisch contact met klaagster heeft gehad maar op die momenten – waar mogelijk – e-mailberichten naar klaagster heeft verzonden. Ook heeft de notaris inmiddels bezwaar aangetekend tegen de ingediende aangifte IB 2011 bij de Belastingdienst.

Ten aanzien van de onjuiste registratie in het kadaster van de voormalige woning van erflater, stelt de notaris zelf klaagster er op te hebben geattendeerd dat deze kadastrale gegevens niet juist waren en haar te hebben geadviseerd contact op te nemen met de notaris, bij wie destijds de overdracht had plaatsgevonden. Uit de reactie in dupliek van de notaris blijkt dat zij de onjuiste registratie van genoemde woning bij het Kadaster inmiddels heeft laten corrigeren.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Met haar eerste klacht verwijt klaagster de notaris dat zij de afwikkeling van de boedel te weinig prioriteit heeft gegeven, gezien het lange tijdsverloop tussen de opdrachtverlening in oktober 2011 en de afwikkeling van de nalatenschap in februari 2013, aldus klaagster. Daarmee samenhangend verwijt klaagster de notaris dat deze haar niet voldoende heeft geïnformeerd en haar telefoontjes niet heeft beantwoord. De kamer overweegt als volgt.

In januari 2012 heeft de notaris brieven gestuurd naar diverse instanties (ING, Centraal Beheer). Zij heeft in april 2012 uitstel gevraagd voor het indienen van de aangifte IB 2011 en aangifte erfbelasting en vervolgens in juli 2012 de definitieve aangiftes ingediend. Voorts blijkt uit het dossier dat de notaris op 6 maart 2012, 11 juli 2012 en 25 september 2012 vragen van klaagster schriftelijk heeft beantwoord. Op 9 januari 2013 heeft de notaris klaagster een mutatieoverzicht alsmede een te ondertekenen verklaring kwijting en décharge toegezonden.

De kamer maakt hieruit op dat de notaris in voldoende mate op de brieven van klaagster heeft geantwoord en haar verscheidene gegevens heeft verstrekt. De kamer oordeelt dat op grond van de stukken uit het dossier in onderhavig geding niet blijkt dat de notaris niet alle bescheiden welke zij tot haar beschikking had, heeft toegezonden. Ook acht de kamer de uitleg van de notaris met betrekking tot het tijdsverloop tussen de aangifte IB 2011 en de definitieve vaststelling door de Belastingdienst voldoende aannemelijk. Voorts is van belang dat de notaris op 21 februari 2013 haar verontschuldigingen voor dit tijdsverloop aan klaagster en haar broer en zuster heeft aangeboden. De kamer overweegt dat, gezien bovenomschreven feiten en omstandigheden, dit niet een zodanig lang tijdsverloop is dat de notaris hiermede onzorgvuldig heeft gehandeld.

Mitsdien oordeelt de kamer het eerste en tweede klachtonderdeel ongegrond.

4.3 Daarnaast verwijt klaagster de notaris dat zij, zonder klaagster daarin te kennen, de aangifte IB2011 en de erfbelasting heeft ingediend, terwijl klaagster bovendien uitdrukkelijk een voorbehoud had gemaakt met betrekking tot opneming van de eigenwoning reserve in box 3. De kamer overweegt het volgende. De notaris heeft de aangiftes als gevolmachtigde van klaagster, haar broer en haar zuster, ingediend. Door het geven van de volmacht als genoemd had de notaris toestemming om de aangiftes in te dienen. Naar aanleiding van de tweede klacht van klaagster op dit onderdeel, heeft de notaris bezwaar ingediend tegen de IB aangifte 2011. Inmiddels heeft de Belastingdienst een teruggave vastgesteld van € 2.024,-- inzake IB 2011 en € 328,-- inzake teruggave Zorgtoeslag 2011. De notaris heeft genoemde bedragen naar evenredigheid aan klaagster en haar broer en zuster inmiddels uitgekeerd. Nu de notaris betreffende aangifte tijdig op dit punt heeft hersteld en klaagster ook overigens geen nadeel van dit handelen heeft ondervonden, acht de kamer dit klachtonderdeel eveneens ongegrond.

4.4 Met betrekking tot het klachtonderdeel dat de notaris onnodig lang de registratie in het kadaster heeft laten staan van de voormalige woning van erflater te [woonplaats], overweegt de kamer het volgende. Uit de stukken van het dossier blijkt dat het de notaris was die, na recherche in de registers van het kadaster, klaagster op deze onjuiste registratie heeft geattendeerd en haar heeft aangeraden naar een notaris te gaan. Dat na haar voorstel, neergelegd in het schrijven van 11 juli 2012, klaagster het daarin genoemde advies niet heeft opgevolgd, kan dan niet aan de notaris verweten worden. Voorts blijkt uit de reactie in dupliek van de notaris dat zij de foute tenaamstelling in de registers inmiddels heeft gewijzigd. Mitsdien acht de kamer dit klachtonderdeel ongegrond.

4.5 Ten aanzien van de klacht betreffende de kosten voor de notariële afwikkeling welke aan klaagster in rekening zijn gebracht, oordeelt de kamer als volgt.

Een declaratiegeschil dient op de voet van artikel 55 lid 2 Wna aan de voorzitter van de Ring te worden voorgelegd. De ringvoorzitter oordeelt ook over geschillen ter zake van het wel of niet mogen declareren van werkzaamheden en over de vraag of werkzaamheden dubbel in rekening zijn gebracht. Klaagster heeft de procedure van artikel 55 lid 2 Wna niet gevolgd. Dat betekent evenwel niet dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht voor zover die betrekking heeft op de door de notaris aan klaagster gedeclareerde bedragen. Bij het indienen van declaraties dient een notaris immers de in artikel 93 lid 1 Wna neergelegde norm in acht te nemen en aan de hand van die norm dient de tuchtrechter te beoordelen of er sprake is geweest van een zodanige handelwijze van de notaris dat zulks een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Na het overlijden van erflater heeft klaagster de notaris de opdracht gegeven tot afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Op 9 januari 2013 heeft de notaris een mutatieoverzicht aan klaagster gestuurd waarop als boedelkosten staat vermeld 20,5 uur ad € 180,-- per uur. Uit de door de notaris overgelegde urenstaat blijkt een urentotaal van 18,32. Desgevraagd door de voorzitter van de kamer op de mondelinge behandeling op 6 juni 2013 bevestigde de notaris dat het verschil van 3 uren een zogenaamde nacalculatie betrof, gereserveerd met betrekking tot de klachtafhandeling.

Klaagster heeft een klacht over de resterende 8,5 uren welke door de notaris in rekening zijn gebracht alsmede over het feit dat de notaris kennelijk voorbij is gegaan aan het overeengekomen bedrag van € 599,-- voor het opstellen van de verklaring van erfrecht. Dit betreft echter de omvang van de gedeclareerde uren en de vraag of sprake is van declarabele uren, waarvoor ingevolge artikel 55 Wna de ringvoorzitter competent is. Echter, ten aanzien van het gedeelte van de declaratie dat betrekking heeft op de in rekening gebrachte uren voor de klachtafhandeling van onderhavige procedure oordeelt de kamer dat het de notaris niet past om de kosten van onderhavige tuchtprocedure in rekening te brengen bij klaagster. Mitsdien is de notaris onvoldoende zorgvuldig geweest jegens klaagster en oordeelt de kamer dit klachtonderdeel gegrond.

4.6 Dat leidt tot de volgende beslissing.

De kamer komt, zoals hiervoor onder 4.5 is overwogen, tot het oordeel dat de notaris ten onrechte tot het in rekening brengen van de kosten van onderhavige tuchtrechtelijke procedure is overgegaan en dat de klacht in zoverre gegrond is. De kamer acht een maatregel van waarschuwing passend en geboden.

Beslissing

De kamer voor het notariaat:

- verklaart de klacht gegrond in de zin zoals vermeld onder 4.5,

- legt de notaris de maatregel van waarschuwing op,

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzitter, mrs. O.J. van Leeuwen, R.H. Meppelink, E.E. von Wolzogen Kühr, en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2013.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden

kennisgeving.