ECLI:NL:TNOKAMS:2013:1 Kamer van toezicht Amsterdam 524830/NT 12-46 Pee
ECLI: | ECLI:NL:TNOKAMS:2013:1 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-05-2013 |
Datum publicatie: | 04-07-2013 |
Zaaknummer(s): | 524830/NT 12-46 Pee |
Onderwerp: | Overig |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Nu de notaris over een op verzoek van een medehypotheeknemer van klager, met tussenkomst van een advocaat, bij deurwaardersexploot betekende opzegging van de hypotheekrechten beschikte, en mede gelet op hetgeen in artikel 2h van onderhavige hypotheekakte is vermeld, is de kamer van oordeel dat onder deze omstandigheden de notaris op goede gronden mocht menen zijn medewerking aan het doorhalen van de akte te moeten verlenen. Deze klachtonderdelen worden daarom ongegrond verklaard. |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT VOOR HET RESSORT AMSTERDAM
Beslissing van 16 mei 2013 in de klacht met nummers 524830/NT 12-46 Pee van:
1. de vennootschap naar Belgisch recht
NV Finance de Belgique,
gevestigd te Kapellen, België,
raadsman: mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
en
2. [klager sub 2],
wonende te [woonplaats],
raadsman: mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
klagers;
tegen:
[de notaris],
gevestigd te [vestigingsplaats],
de notaris .
Het verloop van de procedure
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
- klaagschrift met bijlagen van 29 augustus 2012;
- verweerschrift van 26 september 2012;
- repliek met bijlagen van 25 oktober 2012;
- dupliek van 23 november 2012.
Bij de behandeling van de klacht op 4 april 2013 zijn verschenen: [klager sub 2], bijgestaan door zijn raadsman mr. Quispel en zijn adviseur de heer [naam], en de notaris, vergezeld door zijn kantoorgenoot, mr. [advocaat]. Partijen hebben het woord gevoerd. Uitspraak is bepaald op 16 mei 2013.
1. De feiten
De kamer gaat uit van de volgende, voor deze procedure van belang zijnde, feiten en omstandigheden:
a. Bij overeenkomsten van 21 februari 2005 en 7 september 2006 hebben klagers aan Corpus Experience Beheer B.V. (hierna: Corpus) krediet verleend tot een totaal bedrag van maximaal € 3.200.000,00.
b. Bij notariële akte van 7 september 2006 heeft Corpus tot zekerheid van nakoming van voornoemde twee overeenkomsten aan klagers een recht van eerste hypotheek verleend op het
recht van voortdurende erfpacht van een gedeelte van het perceel grond gelegen te [plaats], plaatselijk bekend als [naam], nabij [straat], kadastraal bekend gemeente [naam], sectie [letter], nummer [nummer].
Deze akte luidt, voor zover van belang:
“ Artikel 2. Hypotheekbedingen
(…)
f. Opzegging
De Schuldeiser kan op elk moment door schriftelijke opzegging de bij deze akte gevestigde hypotheekrechten geheel of gedeeltelijk beëindigen.”
(…)
h . Meer Schuldeisers
De comparanten verklaarden dat, indien in deze akte meer schuldeisers zijn genoemd, het ten aanzien van de schuldeiser bepaalde geldt voor zowel de schuldeiser samen als voor ieder van hen afzonderlijk.”
c. Bij exploot van 4 november 2011 heeft de deurwaarder op verzoek van klaagster sub 1 de hypotheekakte aan Corpus betekend en aangezegd dat klaagster sub 1 onder andere op grond van artikel 2.1.F van de akte, de bij die akte gevestigde hypotheekrechten wenst op te zeggen.
d. Op 23 november 2011 heeft de notaris een akte opgemaakt waarin hij de waardeloosheid verklaart van de door Corpus ten behoeve van klagers gevestigde hypotheek. Deze akte heeft hij doen inschrijven in de openbare registers.
e. Bij exploot van 28 december 2011 hebben klagers de hypotheekakte aan Corpus betekend en aangezegd dat zij de hypotheekrechten wensen op te zeggen, onder andere op grond van artikel 2.1.F van de akte.
f. Klagers hebben de notaris aangeschreven over de volgens klagers onterecht opgemaakte akte van waardeloosheid. Aanvankelijk beantwoordde de notaris deze brieven zelf, maar op een zeker moment werd een brief van klagers beantwoord door mr. [naam], die in de civiele procedure tussen klagers en Corpus optrad als advocaat van Corpus. Mr. [naam] is een kantoorgenoot van de notaris.
2. De klacht
Klagers verwijten de notaris dat hij de akte van waardeloosheid heeft opgemaakt. Dat had hij volgens hen niet mogen doen omdat op dat moment klager sub 2 nog geen exploot had doen betekenen. In de tweede plaats menen klagers dat de notaris in ieder geval voorafgaand overleg met hen had moeten voeren. Klagers stellen dat zij niet het recht van hypotheek hebben opgezegd, maar slechts de onderliggende geldleningen. Verder ziet de klacht op het feit dat de notaris de tussen klagers en hem gevoerde correspondentie heeft doorgestuurd aan de advocaat van Corpus ter verdere afhandeling. Daardoor heeft die advocaat de beschikking gekregen over vertrouwelijke stukken. Als er al onduidelijkheden bestonden, hetgeen klagers betwisten, had het op de weg van de notaris gelegen om klagers te raadplegen en niet de advocaat van Corpus. Dat het contact tussen de notaris en de advocaat van Corpus verder ging dan het inwinnen van inlichtingen blijkt volgens klagers ook uit het feit dat die advocaat heeft geantwoord op een brief van klagers aan de notaris.
3. Het verweer
De notaris voert als verweer dat geen overleg met klagers vereist is, omdat het gaat om een administratieve verwerking van een reeds geschied rechtsfeit. Het hypotheekrecht was immers al teniet gegaan door de opzegging. Vanwege de nadrukkelijkheid van de opzegging bij deurwaardersexploot en omdat de notaris was gebleken dat beide partijen door een advocaat werden bijgestaan, veronderstelde hij dat voor een actieve notariële belerende rol geen plaats was. De notaris erkent dat de doorhaling voortijdig is geschied omdat pas op 28 december 2011 ook de andere hypotheekhouder het hypotheekrecht heeft opgezegd. De notaris betreurt dit, maar volgens hem kon er na de eerste opzegging over de status van het hypotheekrecht geen enkele twijfel meer bestaan. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel voert de notaris aan dat het lastig was om op de klachtbrieven te reageren zonder gedegen kennis van de feiten en de voorgeschiedenis van het geschil. De notaris had bovendien vernomen dat tussen klagers en Corpus werd overlegd over herstel van het hypotheekrecht, al dan niet gecombineerd met het herstel van de inschrijving. Daarom heeft hij informatie ingewonnen bij de kantoorgenoot die de zaak behandelde. De notaris bestrijdt dat hij daarbij informatie aan de advocaat van Corpus heeft verstrekt.
4. De beoordeling
4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Met betrekking tot de klacht overweegt de kamer het volgende.
Ingevolge artikel 21 Wna is de notaris verplicht de hem bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten, behoudens het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid. Ingevolge lid 2 van genoemd artikel is de notaris verplicht zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van hem verlangd wordt leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft. Vast staat dat aanvankelijk klaagster sub 1 op 4 november 2011, bij deurwaardersexploot - geconcipieerd door advocatenkantoor Brandt, te Leidschendam -, opdracht heeft gegeven tot opzegging van de bij hypotheekakte van 7 september 2006 gevestigde hypotheekrechten.
Vast staat voorts dat vervolgens klagers tezamen op 28 december 2011 opdracht hebben gegeven tot opzegging van de bij hypotheekakte van 7 september 2006 gevestigde hypotheekrechten.
Nu de notaris over een op verzoek van een medehypotheeknemer van klager, met tussenkomst van een advocaat, bij deurwaardersexploot betekende opzegging van de hypotheekrechten beschikte, en mede gelet op hetgeen in artikel 2h van onderhavige hypotheekakte is vermeld, is de kamer van oordeel dat onder deze omstandigheden de notaris op goede gronden mocht menen zijn medewerking aan het doorhalen van de akte te moeten verlenen.
Deze klachtonderdelen worden daarom ongegrond verklaard.
4.3 Met betrekking tot het doorsturen van de correspondentie door de notaris, overweegt de
kamer het volgende.
Ingevolge artikel 22 Wna is de notaris (voor zover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald) verplicht tot geheimhouding ten aanzien van al hetgeen, waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheid als zodanig kennis neemt.
De notaris heeft in zijn verweerschrift betwist dat door hem informatie aan de advocaat van Corpus is verstrekt, anders dan de mededeling dat namens klaagster 1 geklaagd werd over de verwerking van het vervallen hypotheekrecht in het Kadaster, hetgeen de betrokken advocaat reeds bekend was. Deze mededeling beschouwt de kamer als een handeling welke behoort tot de normale werkwijze van de notaris om zich een juist oordeel te kunnen vormen van de situatie van klagers. De geheimhoudingsplicht strekt zich niet uit tot de wijze waarop een notaris te werk gaat. Ook uit de overige stukken van het dossier is de kamer voorts niet gebleken van mogelijke schending van de geheimhoudingsplicht. Nu niet is komen vast te staan dat de notaris zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden wordt dit klachtonderdeel derhalve ongegrond verklaard.
4.4 Dat leidt tot de volgende beslissing.
Beslissing
De kamer voor het notariaat:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.A.J. Peeters, voorzitter, mrs. O.J. van Leeuwen,
J.P van Harseler, E.E. von Wolzogen Kühr en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2013.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden
kennisgeving.