ECLI:NL:TGZRZWO:2019:7 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 199/2018

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2019:7
Datum uitspraak: 14-01-2019
Datum publicatie: 14-01-2019
Zaaknummer(s): 199/2018
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts omdat hij voor zijn patiënte een verklaring heeft opgesteld die zij in een procedure over alimentatie heeft gebruikt. Waarschuwing

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 14 januari 2019 naar aanleiding van de op 12 juli 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , huisarts, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door mr. P. Koning, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

v e r w e e r d e r .

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid gehoord te worden in een mondeling vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 14 december 2018, alwaar zijn verschenen klager, en verweerder met zijn gemachtigde.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerder is werkzaam als huisarts. Klager is getrouwd geweest met D. Zij is als patiënte ingeschreven bij verweerder. Klager en D zijn in een juridische procedure verwikkeld geweest over de door klager te betalen partneralimentatie.

Op 9 mei 2018 heeft verweerder aan D via de e-mail de volgende verklaring gestuurd die bestemd was voor haar advocaat:  

Geachte E,

De afgelopen jaren is D patiënt bij mij in de praktijk. Zij kwam bij mij in de praktijk toen zij nog gehuwd was met haar ex partner A. Zij had veel lichamelijke klachten, vooral chronische pijnklachten toegeschreven aan medische ingrepen zoals sectio en een ruggenprik. Geleidelijk aan heeft zij weer de regie van haar leven gepakt en stuur gegeven voor een juiste koers alleen wonend met haar beider kinderen. Een groot struikelblok en een almaar voortdurende irritatie die funest is voor chronische klachten is haar nog immer intensieve juridische relatie met A. Zij komt regelmatig op het spreekuur om te vertellen hoeveel last zij ervaart van de herhaalde rechtszaken die hij tegen mevrouw aanspant”.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven-:

1)   ten onrechte te schrijven dat D alleen woont met de kinderen.

2)   klager ten onrechte ervan te beschuldigen de chronische klachten van D te veroorzaken.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder heeft -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat hij met zijn handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1 

Namens verweerder is primair betoogd dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Naar geldende tuchtrechtelijke jurisprudentie kan een persoon, niet zijnde de patiënt, als rechtstreeks belanghebbende zich beklagen over het afgeven van een verklaring door een BIG-ingeschreven beroepsgenoot indien deze verklaring nadelige consequenties voor die persoon kan hebben (CTG 30 augustus 2012, ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2308). Klager heeft gesteld dat dit het geval was. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij wist dat er een procedure over partneralimentatie liep en dat zijn patiënte van zins was zijn verklaring in die procedure in te brengen. Klager, die met naam in het e-mailbericht is genoemd, heeft hiervan nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Onder deze omstandigheden is klager ontvankelijk in zijn klacht.

5.2.

Het college wijst erop, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.3.

De klachtonderdelen zoals hiervoor weergegeven worden gezamenlijk behandeld, nu is gebleken dat zij alle betrekking hebben op en samen te vatten zijn tot het verwijt van klager dat verweerder ten onrechte bedoelde verklaring heeft afgegeven. Het college overweegt als volgt.

Onderdeel 1.2. van de Richtlijn Omgaan met medische gegevens (KNMG, mei 2018, hierna: KNMG-richtlijn) bepaalt dat behandelend artsen geen geneeskundige verklaringen afgeven ten behoeve van eigen patiënten. De reden hiervoor is dat het bij zo’n verklaring vaak gaat om een belang van de patiënt dat buiten de deskundigheid en verantwoordelijkheid van de arts ligt en een ander doel dient dan de behandeling of begeleiding. Een geneeskundige verklaring is volgens de KNMG-richtlijn een (schriftelijke) verklaring die door een arts is opgesteld, ten behoeve van een patiënt die onder behandeling van die arts staat of stond. Een geneeskundige verklaring bevat een op medische gegevens gebaseerd waardeoordeel over de patiënt en diens gezondheidstoestand. Een behandelend arts mag, met toestemming van de patiënt, wel feitelijke medische informatie verstrekken. Deze gegevensverstrekking moet zich echter beperken tot antwoorden op een specifieke vraagstelling waarbij slechts relevante, feitelijke informatie wordt verstrekt.

5.4.

De e-mail die verweerder op 9 mei 2018 aan zijn patiënte heeft verstuurd is een geneeskundige verklaring als hiervoor bedoeld. In de verklaring is meer dan feitelijke informatie opgenomen en bovendien niet in antwoord op een specifieke vraag naar de medische gesteldheid van patiënte. De verklaring bevat verder waardeoordelen over verweerders patiënte, terwijl deze geen behandeldoel dienen. Ook heeft verweerder zich uitgelaten over klager.

Ondanks het feit dat verweerder wist dat zijn patiënte beoogde zijn verklaring in haar juridische procedure te gebruiken, heeft hij deze welbewust verstrekt. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hij iets positiefs wilde doen voor zijn patiënte en zorgvuldig heeft nagedacht over de formulering. Zijn goede bedoelingen ten spijt had verweerder deze verklaring niet mogen afgeven. Het college is dan ook van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is daarom gegrond.

5.5.

Het college oordeelt de maatregel van waarschuwing passend in gevallen als de onderhavige.

6.       DE BESLISSING

Het college waarschuwt verweerder.

Aldus gegeven door Th.C.M. Willemse, voorzitter, H.L. Wattel, lid-jurist,

P.A.J. Buis, J.M. Komen, A.S.M. Kraak, leden beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van F. Ernens, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2019 door A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van H. van der Poel-Berkovits, secretaris.      

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.