ECLI:NL:TGZRZWO:2016:51 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 023/2015

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2016:51
Datum uitspraak: 29-04-2016
Datum publicatie: 29-04-2016
Zaaknummer(s): 023/2015
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen cardioloog. Klaagster verwijt verweerder onvoldoende zorg en dat hij haar een verkeerd middel tegen hoge bloeddruk heeft voorgeschreven. Verweerder heeft zorgvuldig en volgens de professionele norm gehandeld. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 29 april 2016 naar aanleiding van de op 7 februari 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door mr. G.H.B. Andriol, advocaat te Enschede

k l a a g s t e r

-tegen-

C , cardioloog, werkzaam te Enschede,

bijgestaan door mr. P Dalhuisen, advocaat te Enschede

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullende klaagschrift;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek met de bijlage;

- de dupliek;

- het stuk namens klaagster ingestuurd en binnengekomen bij het college op

4 februari 2016;

- het stuk namens verweerder ingestuurd en binnen gekomen bij het college op

17 februari 2016.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.

2. FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1949, is op 9 maart 2008 via de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH) opgenomen geweest op de afdeling cardiologie van het D. Verweerder is werkzaam als cardioloog in D.

Klaagster was gevallen in de keuken en was daarbij enkele minuten bewusteloos geweest.

Omdat zij pijn had in haar linkerarm, een hoge bloeddruk had (191/122 mmHg) en onduidelijk was wat de oorzaak van de val was geweest is klaagster opgenomen op de afdeling cardiologie van het D. Uit de anamnese bleek dat klaagster driemaal in de week tien kilometer hardliep en vertelde dat zij nooit klachten had gehad. Voor de verhoogde bloeddruk kreeg klaagster 12,5 mg hydrochloorthiazide en 25 mg metoprolol retard (Selokeen ZOC) voorgeschreven van de arts-assistent in opleiding tot cardioloog onder supervisie van de cardioloog E.

Klaagster is dezelfde dag weer naar huis gegaan met een controleafspraak over zes weken. In de brief aan de huisarts is vermeld dat de medicatie in lage dosering is voorgeschreven in verband met hypertensie en lichte linkerventrikel hypertrofie en verder:

”Eerder had zij (klaagster) slechte ervaring met deze medicatie, met name bij hardlopen, wat zij zeer frequent doet. Poliklinisch zal eenmalig worden gecontroleerd of de ingezette therapie goed verdragen wordt . Nadien kan patiënte bij de huisarts onder controle blijven tav hypertensie.”

Op 17 april 2008 heeft deze poliklinische controle plaatsgevonden bij verweerder. Klaagster bleek de Selokeen slecht te verdragen. Verweerder heeft klaagster toen Hydrochloorthiazide 12,5 mg/Losartan 50 mg combinatiepreparaat (Hyzaar) voorgeschreven.

Op 4 augustus 2008 noteerde verweerder in het dossier dat klaagster oxazepam van de huisarts had gekregen in verband met haar hoge stressniveau. Verweerder schreef klaagster amlodipine 5 mg (Norvasc) voor en oxazepam zo nodig. De huisarts heeft klaagster antidepressiva voorgeschreven, aanvankelijk Zyban en later paroxetine.

Op 1 september 2008 is klaagster door de huisarts met spoed verwezen naar het ziekenhuis in verband met hyponatriëmie. Bij lichamelijk onderzoek bleek dat klaagster niet was uitgedroogd, dat zij geen dikke voeten had en dat zij niet kortademig was. De bloeddruk was 190/105 mmHg).

Mede op basis van het laboratoriumonderzoek van het bloed en de urine was de conclusie dat er bij klaagster sprake was van een ernstige, symptomatische hyponatriëmie. De dienstdoende arts-assistent besloot om klaagster 100 ml van een hypertone oplossing (5,85%) natriumchloride toe te dienen.

In de ontslagbrief aan de huisarts is ondermeer geschreven:

“Gezien het feit dat een Nacl 0,9% infuus en het staken van de Hyzaar haar natriumconcentratie fraai steeg werd de diagnose SIADH ( syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon, RTC)verworpen. Wel werd in overleg met patiënte besloten de paroxetine tijdelijk te staken en werd zij voor advies verwezen naar de psychiatrie. Aldaar werd geconcludeerd dat er momenteel geen sprake is van een depressie en derhalve werden de antidepressiva niet herstart. Bij beginnende angstepisoden kreeg zij oxazepam wat haar goed hielp. Zij zal poliklinisch verder vervolgd worden door Psychiatrie. Ook zullen wij haar nogmaals terug zien en haar natrium vervolgen. Bij hernieuwd hypertensie na het staken van hyzaar werd er gestart met losartan waarbij haar bloeddruk acceptabel was.”

Op 29 september 2008 bezocht klaagster de polikliniek interne geneeskunde van D. In de brief aan de huisarts van 6 oktober 2008 is genoteerd dat klaagster vertelde dat het prima ging en dat er daarom geen nieuwe afspraak werd gemaakt maar dat klaagster welkom was als er problemen waren.

Vanwege opnieuw erg hoge bloeddruk heeft verweerder blijkens zijn brief van 20 november 2008 aan de huisarts van klaagster aan de medicatie losartan (Cozaar) toegevoegd en de oogarts gevraagd om een funduscopie te doen bij klaagster (oogonderzoek, RTC).

Op 12 mei 2009 vond een poliklinisch consult plaats bij de cardioloog F. Hij noteerde in de brief aan de huisarts:

“Komt tussendoor: “overspannen, helemaal kierewiet”. Sinds afgelopen weekend geen grip meer op geest en lichaam en gevoel van beklemming op de borst. Op oxazepam steeds slechter. Verdwaasd en de kluts kwijt. Continue kramp op de borst gehouden sinds het weekend, alsof het hart uit het lichaam spatte. Geen uitstraling.”

F heeft klaagster, nadat hij bij verder onderzoek geen bijzonderheden had gevonden, gerustgesteld en terugverwezen naar de huisarts.

Bij controle op 24 september 2009 heeft verweerder vastgesteld dat klaagster op de combinatie van amlodepine 10 mg en metroprolol 100 mg dusdanig goed was ingesteld dat hij haar heeft terugverwezen naar de huisarts.

Klaagster heeft een met deze klacht verband houdende klacht ingediend tegen de internist G. Deze klacht is bekend onder nummer 025/2015. In beide zaken wordt tegelijk uitspraak gedaan.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij haar onjuist heeft behandeld waardoor zij niet aangeboren hersenletstel heeft gekregen. Meer specifiek verwijt klaagster verweerder dat hij haar een verkeerd antihypertensivum heeft voorgeschreven waardoor zij blijvende hersenschade heeft opgelopen. Verder had verweerder geen kalmeringsmiddel mogen voorschrijven. Bij repliek heeft klaagster verweerder nog verweten dat hij haar onvoldoende zorg heeft verleend blijkens de zeer summiere anamnese, het niet verrichten van lichamelijk onderzoek en/of laboratoriumonderzoek. Bij adequatere zorg was er kans geweest dat de hyponatriëmie eerder dan 1 september 2008 was gediagnosticeerd.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat de tegen hem ingediende klacht ongegrond is. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

De betrokkenheid van verweerder bij de behandeling van klaagster is gestart op 17 april 2008. Klaagster kwam toen bij verweerder op controle na haar ziekenhuisopname. Klaagster gebruikte op dat moment Selokeen en verdroeg dat slecht. Deze medicatie is niet door verweerder voorgeschreven. Het college merkt wel op dat het voorschrijven van Selokeen volgens de hypertensie-richtlijn was. Omdat klaagster de Selokeen slecht verdroeg heeft verweerder haar Hyzaar voorgeschreven. Het college acht dat adequaat. Voor het doen van aanvullend laboratoriumonderzoek was bij de poliklinische controles in april en augustus 2008 geen aanleiding. Wel is adequaat aanvullend onderzoek verricht in verband met de hypertensie, namelijk 3x 24-uur tensiecontrole en een echocardiografie. Het klachtonderdeel betreffende onjuiste behandeling kan dan ook niet slagen.

5.3

Op 4 augustus 2008 vond het volgende contact plaats tussen klaagster en verweerder. Verweerder heeft toen Norvasc 5 mg toegevoegd aan de medicatie en oxazepam zo nodig. Verweerder wijst er verder terecht op dat het voorschrijven van benzodiazepines ter verlaging van het stressniveau in overeenstemming is met de professionele standaard. Ook dit klachtonderdeel dient derhalve te worden afgewezen.

Verder is verweerder niet betrokken geweest bij de behandeling van klaagster.

5.4

Het college is van oordeel dat verweerder zorgvuldig en conform de professionele standaard heeft gehandeld. Hem kan dan ook niet worden verweten dat de hyponatriëmie niet eerder is gediagnosticeerd. En bij de behandeling van de hyponatriëmie is verweerder niet betrokken geweest zodat een klacht daarover tegen hem niet kan slagen.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. R.Brons en J.J.C.M. Rooijmans-Rietjens, leden-artsen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2016 door

mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.