ECLI:NL:TGZRZWO:2015:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 190/2014

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2015:65
Datum uitspraak: 15-06-2015
Datum publicatie: 15-06-2015
Zaaknummer(s): 190/2014
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: : Klacht tegen arts kennelijk ongegrond. Met de verrichte onderzoeken zijn alle ernstige en spoedeisende oorzaken van onwelwording met pijn op de borst in serieuze overweging genomen. Terecht werd opgenomen in de differentiaal diagnose stress en hyperventilatie gelet op de door patiënt geuite klachten. Verweerd is binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening gebleven.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 15 juni 2015 naar aanleiding van de op 10 oktober 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

D , arts, destijds werkzaam te Zwolle,

bijgestaan door mr. R.J. Peet, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- het proces-verbaal van het op 16 januari 2015 gehouden mondeling vooronderzoek.

Tegen de hierna te noemen internist C is eveneens een klacht ingediend, waarop afzonderlijk wordt beslist.

2. FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster klaagt over de behandeling van haar man, geboren in 1964 en overleden in 2014, hierna te noemen: patiënt.

Patiënt is op 16 mei 2014 per ambulance vervoerd naar de spoedeisende hulp van E te B (hierna: het ziekenhuis), in verband met onwelwording en stekende pijn op de borst.

Patiënt werd in het ziekenhuis gezien door verweerder, onder supervisie van internist C, hierna: de supervisor.

Op 21 mei 2015 is navolgende brief, voor zover thans van belang, aan de huisarts van patiënt verzonden:

“Voorgeschiedenis: Blanco

Speciele anamnese: Patient (…) voelde zich tijdens het naar beneden lopen van een trap duizelig. Patient heeft nog enige meters gelopen, waarbij hij op een stoel is gaan zitten. Een pijn op de borst met uitstraling naar de rechter borst en tintelingen aan de rechterarm kwam opzetten. Patient voelde zich zweterig en misselijk zonder braakreflex. Niet buitenbewustzijn geweest. Er werden geen palpaties, refluxklachten of kortademigheid ervaren. De afgelopen dagen is patient niet ziek geweest. Nu geen koorts of koude rillingen. Op de spoedeisende hulp wordt nog een lichte druk op de borst ervaren met een VAS van 2. Er worden geen pijnlijke kuiten ervaren. Recent niet in het vliegtuig gezeten. Patient geeft aan stress te ervaren. Na NTG spray zijn de klachten verdwenen.

Tractus anamnese:

Tractus respiratorius: niet kortademig, geen pijn vastzittend aan de ademhaling, geen sputumproductie of neusverkouden

Tractus urogenitalis: geen dysurie, hematurie of flankpijn

Tractus digestivus: een normale eetlust en ontlastingspatroon zonder bloed of slijmbijmenging, niet bekend met zuurbranden.

Familie anamnese: Vader is gedotterd, geen longembolieen voorkomend in de familie.

Sociale anamnese: Woont zelfstandig.

Intoxicaties:

- Roken: 20 sigaretten per dag

- Alcohol: Af en toe een glas

Allergieen of intoleranties: geen

Lichamelijk onderzoek:

Algemeen: - Bloeddruk 106/67 mmHg – Pols 74 /min r.a. – Temperatuur: 36,5 graden C

- Ademfrequentie: 18/min – Saturatie: 100%.

Algemene indruk: niet zieke indruk, coöperatief, adequaat, normale cap. refill

Thorax:

- Hart: S1S2, geen souffles, regulaire polsslag

- Longen: VAG, geen bijgeluiden

Abdomen: Normale peristaltiek, wisselende tympanie, soepele buik,

geen druk of loslaatpijn

Extremiteiten: Geen oedemen, soepele kuiten

Diagnostiek:

Laboratorium onderzoek:

- Bloed: Hb 8.4, Ht 0.40, MCV 89, Leuco’s 12.6, Trombo;s 300, Glucose 6.1, Ureum 5.5, eGFR>60, Kreat 97, Na 137, Kalium 4.2, Calcium 2.22, AF 41, GGt 27, ASAT 23, ALAT 26, LDH 197, CKMB 11, Albumine 43, CRP 29, Amylase 96, Bili 3, Cholesterol 6.4, HbA1c-IFcc 42, Nt-proBNP 70, Trop T <0.014 Tweede: troponine T <0.014,

Myoglobine 44.9

Beeldvormende diagnostiek:

- X-thorax: Sinussen goed afgrensbaar, geen infiltraten of een overvullingsbeeld

Overige diagnostiek:

- ECG (Beoordeeld door F, arts-assistent cardiologie) sinusritme 75/min, PR<0,2s, QRS<0,12s, iets intraventriculaire geleidingsvertraging, geen ST deviaties, T inversie in V1 en aVR, geen tekenen van ischaemie

Bespreking:

Het betreft een 50-jarige man met een blanco voorgeschiedenis. Patient werd op de spoedeisende hulp gepresenteerd met een onwelwording, stekende pijn op de borst en vegetatieve klachten. De thoraxfoto en het ECG lieten geen afwijkingen zien. Behoudens een lichte stijging van het CRP, leucocyten en cholesterol werden geen ander afwijkingen in het bloedonderzoek gevonden. De troponines waren de eerste en de twee keer prikken negatief. De onwelwording met pijn op de borst duiden niet op ischaemie. Na NTG spray was patient wel klachtenvrij.

Conclusie: Een episode met duizeligheid en pijn op de borst, na NTG spray klachtenvrij op de spoedeisende hulp, waarbij ischaemie werd uitgesloten DD tendomyogeen, episode met hyperventilatie, spanning/stress.

Beleid:

- Advies cardiologie: na negatieve hartenzymen mag patient naar huis, waarbij geen poliafspraak gemaakt hoeft te worden

- Patient mag naar huis met uitleg en geruststelling

- Er werd geen revisie in het ziekenhuis afgesproken”

Op 4 juni 2014 werd patiënt na verwijzing door de huisarts gezien op de polikliniek tijdens het Vaat – Risicospreekuur. Patiënt was verwezen in verband met aanvallen van licht gevoel en duizeligheid. Patiënt wordt geadviseerd te stoppen met roken en er werden vervolgafspraken gemaakt voor het einde van de maand juni. In verband met de hoge cholesterolwaarde in het bloed op 16 mei 2014 kreeg patiënt medicatie voorgeschreven.

Op 6 juni 2014 is patiënt plotseling overleden. Het overlijdensformulier vermeldt als doodsoorzaak “hartfailure’. Post-mortem onderzoek is niet verricht.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder, zakelijk weergegeven:

1. Het te laat stellen van een diagnose en het stellen van een verkeerde diagnose;

2. Onvoldoende informatie geven over de behandeling op de spoedeisende hulp en de uitslagen van die behandeling te laat verstrekken aan de huisarts van patiënt;

3. Het ten onrechte niet doorverwijzen van patiënt naar een andere specialist, zoals de cardioloog;

4. Het niet serieus nemen van de eerste symptomen van hartfalen bij patiënt en het psychologiseren van de klachten waardoor patiënt te laat bij de juiste specialist is terechtgekomen;

5. Het verrichten van onvoldoende onderzoek, bijvoorbeeld een MRI-scan en echo;

6. Het onzorgvuldig bijhouden van de administratie in het ziekenhuis; patiënt ontving bij een afspraak een ponsplaatje van een andere patiënt.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- verweer ten aanzien van de klachtonderdelen:

1. Op de spoedeisende hulp werden geen aanwijzingen gevonden voor ernstige pathologie. Er is uitgebreid lichamelijk onderzoek en aanvullende diagnostiek verricht. Patiënt is geobserveerd en de consulent cardiologie is geraadpleegd. Op basis van volledig en adequaat onderzoek hebben verweerder en de supervisor een werkdiagnose gesteld en op dat moment was geen sprake van hartfalen;

2. De brief aan de huisarts is vijf dagen na het bezoek van patiënt aan de spoedeisende hulp aan de huisarts verzonden;

3. De consulent cardiologie is geraadpleegd tijdens het bezoek van patiënt op de spoedeisende hulp. Cardiale pathologie werd uitgesloten en een poliklinische afspraak bij de cardioloog was dan ook niet nodig op dat moment;

4. De gepresenteerde klachten ten tijde van het bezoek aan de spoedeisende hulp op

16 mei 2014 wezen niet op hartfalen. In de differentiaaldiagnose van pijn op de borst staan ook stress-gerelateerde klachten en hyperventilatie. Uit het uitgebreide onderzoek en de aanvullende diagnostiek blijkt dat verweerder de klachten van patiënt wel serieus heeft genomen;

5. Er is uitgebreid onderzoek en aanvullende diagnostiek verricht. Er was geen aanleiding voor andere onderzoeken, zoals bijvoorbeeld een MRI-scan of echografie;

6. Verwisseling van het ponsplaatje heeft plaatsgevonden op de Vaat-risicopolikliniek en valt buiten het bestek van het bezoek aan de spoedeisende hulp.

Verweerder is van mening dat haar geen gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college heeft uiteraard oog voor het verdriet van klaagster en haar dochters door het overlijden van haar echtgenoot en hun vader kort na het gewraakte handelen. Tuchtrechtelijk kan dit overlijden niet worden meegenomen in de toetsing gelet op het tuchtrechtelijke toetsingskader. Het college dient te oordelen over het handelen van verweerder in de nacht van 16 mei 2014 en kan hetgeen later is gebeurd daarin niet laten meewegen.

5.3

Het college ziet aanleiding om de klachtonderdelen 1 tot en met 5 gezamenlijk te bespreken.

Op het moment dat patiënt in de nacht van 16 mei 2014 op de spoedeisende hulp binnen werd gebracht is door verweerder, met de supervisor als achterwacht, uitgebreid onderzoek gedaan. Er is uitgebreid lichamelijk onderzoek, bloedonderzoek en X-thorax verricht. Daarnaast is de Troponine tweemaal bepaald.

Omstreeks 04.00 uur heeft verweerder met de supervisor overlegd.

Differentiaal diagnostisch is er zorgvuldig gehandeld. Een cardiale oorzaak, inclusief hartfalen, werd door de uitslagen van de onderzoeken niet waarschijnlijk geacht, evenals longembolieën. Met de verrichte onderzoeken zijn alle ernstige, spoedeisende oorzaken van onwelwording met pijn op de borst in serieuze overweging genomen. Tijdens het onderzoek en de observatieperioden zijn geen tekenen die zouden kunnen duiden op (beginnend) hartfalen geconstateerd. Daarnaast is patiënt nog geobserveerd met hartritmebewaking tot de tweede Troponinebepaling een aantal uren later wederom negatief bleek. Terecht werd opgenomen in de differentiaal diagnose stress en hyperventilatie gelet op de door patiënt geuite klachten.

Voor het laten verrichten van een MRI-scan en een echografisch onderzoek bestond gelet op de uitslagen van de verrichte onderzoeken en de werkdiagnose geen aanleiding.

De consulent cardiologie, arts-assistent F, vond geen aanwijzingen voor cardiale pathologie als verklaring voor de op de spoedeisende hulp gepresenteerde klachten. Een poliklinische controleafspraak werd door de consulent cardiologie niet nodig geacht.

Wat betreft het verslag van het onderzoek van patiënt is het college van oordeel dat verweerder daarmee binnen de gestelde termijn van twee weken de huisarts van patiënt heeft ingelicht.

Gelet op het voorgaande is het college van oordeel dat zorgvuldig en gedegen onderzoek heeft plaatsgevonden, geen aanwijzingen bestonden voor hartfalen en verweerder met zijn handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwaam beroepsbeoefenaar.

5.4

Wat betreft de verwisseling van het ponsplaatje kan het college zich verenigen met het onweersproken gebleven verweer. De verwisseling van een ponsplaatje op een andere dag bij een andere afdeling kan verweerder niet tuchtrechtelijk verweten worden.

5.5

Bij deze stand van zaken kan onbesproken blijven de vraag in hoeverre op verweerder, als ANIIOS, de volledige verantwoordelijkheid rustte voor de behandeling van patiënt. Gelet op het voorgaande is de klacht, hoe invoelbaar de emotie van klaagster bij de plotselinge dood van haar echtgenoot ook zijn, kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. P.J.M. van Gurp en

dr. R. Brons, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2015 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.