ECLI:NL:TGZRZWO:2014:29 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 007/2013

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2014:29
Datum uitspraak: 10-03-2014
Datum publicatie: 10-03-2014
Zaaknummer(s): 007/2013
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen huisarts over verkeerde diagnose en geven van onjuiste/onvolledige  informatie. Er bleek later sprake te zijn van nierstenen. Onderzoek was voldoende zorgvuldig en verweerder heeft nierstenen  wel genoemd in differentiaal diagnose. Niet is komen vast te staan welke informatie is gegeven. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 10 maart 2014 naar aanleiding van de op 18 januari 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

 k l a a g s t e r

-tegen-

C, huisarts, werkzaam te B,

gemachtigde: mr. V.C.A.A.V. Daniels, advocaat bij de Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

v e r w e e r d e r 

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-          het klaagschrift;

-          het verweerschrift met de bijlage;

-          de repliek;

-          de dupliek met de bijlage;

-          het medisch dossier vanaf 2012.

Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.

2.    FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster is op 24 augustus 2012 in de nacht gezien door verweerder op de huisartsenpost vanwege hevige pijnen in de flank.

Verweerder heeft de anamnese afgenomen en heeft klaagster daarna onderzocht.

Van dit consult is het volgende genoteerd:

“ICPC:          L02 Rug Symptomen/klachten

Subjectief DA:          Mw heeft erge pijn in de rug en mw ligt op de badkamer vloer om af te koelen. Handen tintelen en mw vind het eng worden. Pijn zit aan de li kant van de rug. Mw is 2 dgn geleden gevallen met een kast vertillen. Is ook misselijk van de pijn. Heeft net brufen 400 mg ingenomen.

“subjectief HA:         erge pijn in de rug en ligt op de badkamer vloer om af te koelen. Handen tintelen. Pijn zit li. lumbaal, Mw is 22/8 geleden voorovergevallen met een tafel tillen. misselijk van de pijn.

                             Heeft 4x brufen 400 mg ingenomen. Heeft stress door verhuizing en nwe baan in ambulante begeleiding per juni. Mictie/ontl/ menstr gb, niet ziek

Objectief:                ligt voorover opgerold in de wachtkamer, loopt gebogen, kan op verzoek op rug liggen. SLR gb, heupfunctie gb, igeen bewegingsdrang, palp pijn li lumbaal, li flank urine: ery 2+ (niet ongesteld), prot 1+ verder gb

Evaluatie:                atypische rugklachten

Plan:                      psychogeen, DD urolithiasis R/oxazepam tablet 10mg-4.0 ST 1-2D1T”

Verweerder kwam tot de diagnose atypische rugklachten (psychogeen) en heeft klaagster kalmeringstabletten voorgeschreven.

Klaagster heeft vervolgens zeven dagen last gehad van niersteenkolieken.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij nalatig/onprofessioneel is geweest bij het stellen van de juiste diagnose en het verstrekken van onderzoeksgegevens. Hij heeft haar niet verteld dat er bloed in de urine zat en ook niet dat er een mogelijkheid was van een niersteenkoliek.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt treft.

Hij heeft in aanvulling op de notities van de assistente tijdens de triage een uitgebreide anamnese afgenomen.

Vervolgens heeft hij klaagster uitgebreid lichamelijk onderzocht. Daarbij heeft hij ook de urine onderzocht. Hij heeft klaagster zijn bevindingen meegedeeld en aangegeven wat zijn overwegingen waren voor een bepaalde behandeling.

Hij heeft in de differentiaaldiagnose atypische rugklachten op één gezet en urolithiasis op twee. Dit gelet op de ontstaanswijze van de klachten, het vallen met een tafel, vanwege het beloop te weten aanvankelijk lichte pijn en vanwege de bijkomende klachten (angst, tintelingen van de handen, stress, niet ziek en vanwege de presentatie van de pijn (continue pijn, geen bewegingsdrang).

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klaagster stelt dat verweerder nalatig is geweest bij het stellen van de diagnose. Blijkens het dossier en hetgeen verweerder in zijn stukken heeft vermeld, heeft verweerder de klachten geduid als atypische rugklachten met een psychogene component. Hiervoor heeft hij Oxazepam voorgeschreven. In de differentiaaldiagnose heeft hij als tweede urolithiasis vermeld. Vast staat dat bij klaagster enige dagen later een niersteen in geconstateerd.

Verweerder heeft dus achteraf gezien een verkeerde diagnose gesteld. Dit is echter op zichzelf niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Bij het missen van een diagnose gaat het met name om de vraag of het onderzoek om tot een diagnose te komen voldoende zorgvuldig is geweest. Daartoe overweegt het college het volgende.

5.3

Blijkens het dossier heeft verweerder een voldoende uitgebreide anamnese afgenomen en voldoende lichamelijk onderzoek verricht. De hoofdklachten bij urinestenen zijn acute enkelzijdige pijn in de flank met bewegingsdrang en hematurie. Blijkens de anamnese was er een onduidelijk acuut begin. Klaagster gaf zelf aan dat ze twee dagen eerder gevallen was met het tillen van een kast. Voorts is er genoteerd dat er geen bewegingsdrang was. Er was wel sprake van hematurie. Gelet hierop is het college van oordeel dat nierstenen moeten worden vermeld in de differentiaaldiagnose, hetgeen verweerder ook heeft gedaan. Dat verweerder evenwel in eerste instantie geoordeeld heeft dat er sprake was van atypische rugklachten met een psychogene component acht het college gelet op het klachtenpatroon en de bijkomende klachten van angst, stress en tintelingen van handen te billijken. Temeer nu ook de volgende dag bij de eigen huisarts van patiënte ook niet in eerste instantie aan nierstenen werd gedacht maar eerst een verwijzing naar de fysiotherapeut volgde.  

5.4

Klaagster stelt dat verweerder niet gezegd heeft dat er sprake was van bloed in de urine en ook niet dat hij in tweede instantie dacht aan nierstenen. Verweerder stelt daarentegen dat hij heeft uitgelegd wat zijn bevindingen waren en heeft aangegeven wat zijn overwegingen waren om te kiezen voor een bepaalde behandeling. In het journaal heeft hij bij zijn differentiaal- diagnose urolithiasis genoteerd en dat patiënte niet ongesteld was.  Partijen verschillen derhalve van mening over wat er precies tijdens het consult gezegd is. Wat dat betreft moet het college zich hoofdzakelijk baseren op het journaal. Dit is er niet op gebaseerd dat aan het woord van verweerder meer geloof wordt gehecht dan aan dat van klaagster, maar op het gegeven dat het door een klager gestelde handelen of nalaten met voldoende zekerheid moet kunnen worden vastgesteld, alvorens kan worden beoordeeld of dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Voor een dergelijke vaststelling ontbreekt hier objectief houvast. De aantekeningen van verweerder bieden veeleer steun voor zijn stelling dat hij met klaagster heeft gesproken over bloed in de urine en nierstenen in de differentiaaldiagnose.

5.5

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en G.W.A. Diehl  en M.D. Klein Leugemors, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                   

                                                                                                      voorzitter

                                                                                                      secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.