ECLI:NL:TGZRZWO:2014:121 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 014/2014

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2014:121
Datum uitspraak: 06-10-2014
Datum publicatie: 06-10-2014
Zaaknummer(s): 014/2014
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klager verwijt verweerster dat zij onvoldoende bloedonderzoek heeft laten doen naar aanleiding van zijn klachten en een onjuiste diagnose heeft gesteld. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 6 oktober 2014 naar aanleiding van de op 21 januari 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C, huisarts, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. A.C.I.J. Hiddinga, verbonden aan DAS-rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r s t e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.

Klager heeft tegen negen andere beroepsbeoefenaren klachten ingediend. Deze klachten zijn bekend onder de nummers 259, 260, 261, 342 en 343/2013 en 15, 16, 17 en 18/2014. Het college heeft in alle zaken op dezelfde dag uitspraak gedaan, met uitzondering van 261 en 342/2013. In die zaken wordt later uitspraak gedaan.

2. FEITEN

Op grond van de stukken, waaronder het huisartsenjournaal, dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager geboren in 1978, heeft het spreekuur van verweerster bezocht op 18 januari 2011. Verweerster noteerde:

“S: moe, al maanden, slaapt slecht, niet ziek geweest, met risperdal ook zo’n periode gehad, hoest een beetje, slaapt slecht, heeft het idee dat niemand hem aardig vindt., wordt meer vermeoid van de risperdal dus slikt die niet meer iom de psychoater.

O: alg lo gb

E: moeheid lab

P: indien lab gb, evt revisie voor gesprek”

Verweerster heeft op 19 januari 2011 bij klager bloedonderzoek laten doen vanwege vermoeidheidsklachten. Zij heeft de bezinking, het hemaglobinegehalte, de hematocriet, M.C.V., Red bloodcell distribution width, erythrocyten, leukocyten, differentiatie, basofiele granulaocyten differentiatie, eosinofiele granulocyten differentiatie, neutrofielen, immature granulocyten, lymfocyten, monocyten, kreatinine, kreatinineklaring MDRD, alanineneaminotransferease (ALAT, SGPT), glucose niet nuchter, endocrinologie, TSH en Epstein-Barrrvirus laten onderzoeken.

De uitslagen van de onderzoeken waren normaal; het Epstein-Barrvirus werd niet gevonden.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven-:

- Onzorgvuldigheid;

- Onjuiste diagnose;

Met name verwijt klager verweerster dat zij niet de MCH- en MCHC-waarden heeft laten onderzoeken.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster stelt zich op het standpunt dat de MCH- en MCHC-waarden alleen dienen te worden onderzocht als er sprake is van een laag hemoglobinegehalte en/of te weinig rode bloedcellen. Nu bij klager daarvan geen sprake was, waren de genoemde onderzoeken niet geïndiceerd. Verweerster voegt daaraan toe dat klager zich ook niet binnen een korte periode na dit onderzoek weer heeft gemeld met vermoeidheidsklachten.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Bij de beoordeling van de klacht is het college uitgegaan van de onder rubriek 2 van deze uitspraak als vaststaand aangenomen feiten, die berusten op de stukken waaronder met name het huisartsenjournaal.

Uitgaande van de hierboven weergegeven feiten en rekening houdend met dit toetsingscriterium is het college tot de slotsom gekomen, dat de klacht als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen. Daartoe heeft het college zich in grote lijnen kunnen verenigen met hetgeen verweerster in haar verweerschrift heeft doen aanvoeren met betrekking tot de klacht en de gegrondheid daarvan - hetgeen gesteund wordt door de bij de stukken overgelegde producties - en neemt die overwegingen over.

Daaraan voegt het college nog toe dat het door verweerster aangevraagde laboratoriumonderzoek geïndiceerd was en adequaat en dat op grond van de uitslagen van dat onderzoek, waaruit geen bijzonderheden bleken, aanvullend onderzoek niet was geïndiceerd.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, J.M. Komen en prof. dr. R.J. Verkes, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2014 door

mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.