ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1671 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 155/2011
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1671 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-01-2012 |
Datum publicatie: | 05-01-2012 |
Zaaknummer(s): | 155/2011 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts naar aanleiding van polsklachten. Huisarts zou verkeerde diagnose hebben gesteld. Klacht ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 5 januari 2012 naar aanleiding van de op 29 december 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C , orthopedisch chirurg, werkzaam te D,
bijgestaan door mr. N. van den Burg, advocaat te Utrecht,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van:
– het klaagschrift;
– het verweerschrift met de bijlagen waaronder het medisch dossier;
– de repliek;
– de dupliek.
Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
De zaak is behandeld ter openbare zitting van 19 november 2011, alwaar zijn verschenen klager in persoon en verweerder vergezeld van zijn gemachtigde.
De klacht is behandeld tezamen met de klacht van de echtgenote van klager tegen verweerder. In deze zaak met nummer 315/2010 wordt tegelijk uitspraak gedaan.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager kreeg in de jaren 1999 en 2000 last van pijnscheuten in zijn rechterpols. De huisarts liet een röntgenfoto maken van hand en pols rechts in het Slingelandziekenhuis inD. Volgens het radiologieverslag was de uitslag: “Kraakbeenverlies op de overgang van het os naviculare naar multangulum majus en minus, waarschijnlijk beginnende arthrotische veranderingen. Verder geen skeletafwijkingen in de R handwortel”.
Verweerder, een voormalig fysiotherapeut en werkzaam als orthopedisch chirurg, zag klager op 31 januari 2001. Hij noteerde in zijn brief aan de huisarts van 14 november 2003 over dit consult ondermeer: “sedert een half jaar pijn aan de basis van de rechter duim. De voorgeschiedenis vermeldt een polstrauma rechts op tienerleeftijd met volleybal. Daarna heeft hij eigenlijk altijd klachten in de rechter pols gehouden bij onverwachte bewegingen. Onderzoek: normale mobiliteit van beide polsgewrichten met drukpijn in de tabatière anatomique rechts. Röntgenonderzoek rechter pols: artrose tussen het scaphoïd/trapezium en trapezoideum. Ik schreef een artrodesekoker voor. Daarna heb ik patiënt nooit meer terug gezien.”
Op 8 maart 2001 bezocht klager, op advies van een neef, een voormalig orthopedisch chirurg in de F in G. De brief aan de huisarts van de orthopaedie van 5 juni 2001 vermeldt hierover dat er ter hoogte van de processus styloideus radii een osteofyt is gelokaliseerd. Er werd een verdovende injectie gegeven in het radiocarpale gewricht van de rechterpols (in de brief wordt abusievelijk over de linkerpols gesproken) om te bezien of de pijn veroorzaakt werd door deze osteofyt. Dit bleek het geval. Daarop werd op 28 mei 2001 besloten om de osteofyt te verwijderen. Met patiënt, aldus de brief, “werd uitgebreid besproken dat dit een uiting is van de carpale arthrose. Deze arthrose zal uiteraard niet verbeteren door het verwijderen van deze osteofyt. Patiënt heeft echter puur lokaal klachten ter plaatse”. Op 20 juni 2001 is klager met succes geopereerd. Daarna is klager jarenlang pijnvrij geweest. De laatste tijd heeft hij wel last van de arthrose en draagt hij soms een brace.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat verweerder een onjuiste diagnose heeft gesteld. Hij licht dit toe als volgt. In de F heeft de assistent orthopeed op basis van de foto en de aard van de klachten wel een juiste diagnose gesteld. Er was sprake van een osteofyt die zich in de zenuwbaan boorde. Dat veroorzaakte een snerpende pijn. De wellicht aanwezige arthrose was niet de oorzaak van de pijn. Deze is na de operatie volledig verdwenen.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij ten opzichte van klager niet tekort is geschoten als orthopedisch chirurg. De osteofyt is een uiting van de arthrose. Arthrose behoeft in de meeste gevallen geen operatieve behandeling. De klachten worden meestal ervaren na overbelasting. Het was derhalve ook gerechtvaardigd om eerst te bezien of door het voorschrijven van een arthrodesekoker de belasting en daarmee de klachten verminderd konden worden. Verweerder betwist de stelling van klager dat hij als volgende behandelmethode het fixeren van botjes zou hebben geadviseerd en hij stelt dat is afgesproken dat klager bij niet verminderen van de klachten terug zou komen. Hij heeft klager in verband hiermee niet teruggezien. Dat klager eerder niet tevreden zou zijn over verweerder is overigens in tegenspraak met het feit dat hij later voor een consult van zijn echtgenote op eigen initiatief voor verweerder heeft gekozen.
5. OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Naar het oordeel van het college voldoet de door verweerder gekozen behandelmethode aan de daarvoor geldende standaarden. Het is gebruikelijk om in een geval als het onderhavige eerst te kiezen voor het voorschrijven van een arthrodesekoker en om te bezien of daarmee te pijnklachten verminderen. Pas als de door verweerder gekozen behandelmethode niet zou helpen zou verder onderzoek op zijn plaats zijn geweest. Dat verdere onderzoek heeft -toen bleek dat de pijn niet verminderde- op verzoek van klager plaatsgevonden in de F.
Ook als de radioloog de aanwezigheid van een osteofyt direct zou hebben ontdekt zou de door verweerder gekozen behandelmethode de voorkeur hebben verdiend, nu immers op het moment dat verweerder klager onderzocht niet vaststond dat de osteofyt de betreffende snerpende pijn veroorzaakte. Osteofyten komen veel vaker voor en worden slechts zelden verwijderd.
Onder deze omstandigheden is de klacht dat verweerder een onjuiste diagnose heeft gesteld ongegrond.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. D.J. van Dijk, voorzitter, mr. dr. Ph.S. Kahn, lid-jurist, en G.W.A. Diehl, dr. A.P.E. Sachs en dr. P.H. Wiersma, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. B.E.H. Zijlstra-Bauer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.