ECLI:NL:TGZRSGR:2020:116 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-046

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2020:116
Datum uitspraak: 27-10-2020
Datum publicatie: 27-10-2020
Zaaknummer(s): 2020-046
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een verpleegkundige. Vaststaat dat beklaagde het medisch dossier van klager heeft ingezien terwijl zij geen behandelrelatie met hem had en klager haar daartoe ook geen toestemming had verleend. Zij had dus geen recht op inzage in het patiëntendossier van klager. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Omdat b eklaagde ter zitting inzicht heeft getoond in het laakbare van haar handelen door haar werkgever disciplinair is gestraft , wordt geen maatregel opgelegd. Publicatie van de beslissing.    

Datum uitspraak: 27 oktober 2020

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , verpleegkundige,

werkzaam te D,

beklaagde,

gemachtigde: mr. S.J. Nijssen, werkzaam te Zierikzee.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 6 april 2020;

-          het verweerschrift met bijlagen;

-          een mailbericht van mr. S.J. Nijssen d.d. 27 juli 2020, met bijlage.

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3              De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 15 september 2020. Klager, vergezeld van zijn vriendin, mw. E, en beklaagde, bijgestaan door haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klager heeft ter zitting zijn op schrift gestelde verklaring voorgelezen en overgelegd.

2.                  De feiten

2.1       Klager, geboren in 1971, en beklaagde, geboren in 1976, hebben gedurende zeven jaar een relatie gehad waaruit twee kinderen zijn geboren. Partijen zijn in 2018 gescheiden en wonen sinds juni 2018 apart.

2.2       Beklaagde is sinds 1 maart 2018 op tijdelijke basis en vanaf 1 september 2018 voor onbepaalde tijd in dienst als verpleegkundige bij het F (hierna: het ziekenhuis), op de afdeling Psychiatrie. Ook eerder (van 1 april 2007 tot 1 februari 2014) was zij als verpleegkundige in dienst bij het ziekenhuis.

2.3       Op 29 oktober 2018 heeft beklaagde gedurende ongeveer een half uur ingelogd in het patiëntendossier van klager. Zij heeft verschillende velden geraadpleegd.

2.4       Aan beklaagde is tijdens een gesprek op 11 februari 2020 met een functionaris gegevensbescherming en een privacy jurist van het ziekenhuis meegedeeld dat klager een klacht bij het ziekenhuis heeft ingediend omdat hij vermoedde dat beklaagde in zijn dossier had gekeken. Beklaagde heeft uiteindelijk verklaard dat zij naar informatie heeft gezocht in het medisch dossier van klager. Beklaagde is door haar werkgever voorgedragen voor een disciplinair traject, waarvan de beslissing haar op 29 april 2020 is medegedeeld.

3.                  De klacht

Klager verwijt beklaagde dat zij in oktober 2018 het patiëntendossier van klager onrechtmatig heeft geraadpleegd. Ter zitting heeft klager daar aan toe gevoegd, dat beklaagde bij die gelegenheid het telefoonnummer van zijn huidige partner heeft genoteerd en haar heeft lastiggevallen via WhatsApp. Voorts zou klaagster medische gegevens met anderen hebben gedeeld.

4.                  Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft primair verzocht de klacht niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het klaagschrift onvoldoende specifiek vermeldt wat beklaagde wordt verweten.

Subsidiair voert beklaagde aan dat zij in het dossier van klager heeft gekeken omdat zij van derden vernam dat klager op de huisartsenpost was gezien op een moment waarop hij de zorg voor de kinderen had en klager dit desgevraagd niet aan haar wilde toelichten. Uit zorg om het welzijn van de kinderen heeft zij vervolgens het dossier van klager geraadpleegd. Beklaagde erkent dat dit niet had mogen gebeuren en heeft er spijt van.

5.                  De beoordeling

5.1              Namens beklaagde is primair betoogd dat de klacht van klager niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat niet duidelijk is wat haar wordt verweten.  In het klaagschrift is het bericht van het ziekenhuis, gericht aan klager, opgenomen als omschrijving van de klacht. In dit bericht is vermeld dat beklaagde in oktober 2018 eenmalig het medisch dossier van klager heeft geraadpleegd en dat na intern onderzoek is gebleken dat de raadpleging van het dossier door beklaagde onrechtmatig is geweest.

Het College is van oordeel dat gelet daarop voldoende duidelijk is waarop de klacht ziet en dat het klaagschrift voldoet aan de in artikel 4 eerste en tweede lid van het Tuchtrechtbesluit gestelde vereisten. Daarom zal voorbij worden gegaan aan het beroep op niet-ontvankelijkheid van de klacht.

5.2              Het College overweegt voorts als volgt. Vaststaat dat beklaagde het medisch dossier van klager heeft ingezien terwijl zij geen behandelrelatie met hem had en klager haar daartoe ook geen toestemming had verleend. Zij had dus geen recht op inzage in het patiëntendossier van klager. Beklaagde heeft daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De door beklaagde aangevoerde omstandigheden doen daar niet aan af. Het eerste klachtonderdeel is gegrond.

5.3              Ten aanzien van hetgeen beklaagde overigens wordt verweten stelt het College vast dat de standpunten lijnrecht tegenover elkaar staan. Niet kan worden vastgesteld of beklaagde hiervan terecht een verwijt wordt gemaakt. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat aan het woord van klager minder geloof wordt gehecht dan aan dat van de beklaagde, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het College dus, ook als aan het woord van klager en van beklaagde evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. De overige klachtonderdelen zullen derhalve ongegrond worden verklaard.

5.4              Hoewel de klacht gedeeltelijk gegrond is, zal het College beklaagde geen maatregel opleggen, omdat beklaagde ter zitting inzicht heeft getoond in het laakbare van haar handelen alsook  dat zij door haar werkgever disciplinair is gestraft. Bovendien is ter zitting gebleken dat de klacht vooral verband lijkt te houden met de sterk verstoorde relatie tussen klager en beklaagde.

5.5       Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing worden gepubliceerd.

6.         De beslissing

Het College:

-           verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond, zoals weergegeven onder 5.4;

-           bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

-           wijst de klacht voor het overige af;

-           bepaalt dat deze beslissing, nadat deze onherroepelijk is geworden, in geanonimiseerde vorm ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Nursing en V&VN Magazine.

Deze beslissing is gegeven door W.N.L. Donker, voorzitter, P.M. de Keuning, lid-jurist, I.M. Bonte, W.M.E. Bil en M. Houtlosser, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M. Braspenning-Groeneveld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2020.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.