ECLI:NL:TGZRSGR:2018:198 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-121

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2018:198
Datum uitspraak: 18-12-2018
Datum publicatie: 18-12-2018
Zaaknummer(s): 2018-121
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster is ontvankelijk in de klacht. Het door klaagster gestelde verbod op het delen van informatie over de klacht is naar het oordeel van het College niet zodanig belemmerend voor de verdediging van de psychiater dat niet meer gesproken kan worden van een eerlijk proces. Naar het oordeel van het College valt de psychiater niet te verwijten dat haar brief aan Veilig Thuis door de ex-echtgenoot van klaagster is ingebracht in een rechtszaak. Dat klaagster het omtrent de diagnose van haar ex-echtgenoot niet eens is met het professionele oordeel van de psychiater, maakt niet dat de psychiater ten onrechte haar bevindingen omtrent de al dan niet door haar gestelde diagnoses met Veilig Thuis heeft gedeeld. De psychiater mocht naar aanleiding van wat haar eigen patiënt haar had verteld over relationele spanningen, in combinatie met het feit dat zij eerdere gesprekken met beide partners had gehad, verklaren zoals zij heeft gedaan in haar brief aan Veilig Thuis. Dat klaagster de rectificatie niet heeft ontvangen kan niet tot een tuchtrechtelijk verwijt leiden. Overige klachtonderdelen ook ongegrond. Klacht afgewezen.    

Datum uitspraak: 18 december 2018

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C , psychiater,

werkzaam te D,

verweerster,

gemachtigde: mr. K.T.B. Salomons, werkzaam te Den Haag.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 7 juni 2018

- het verweerschrift met bijlagen

- de bijlagen bij het klaagschrift ontvangen op 22 oktober 2018.

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3       De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 6 november 2018. Partijen zijn verschenen, klaagster vergezeld door een vertrouwenspersoon, E, en verweerster bijgestaan door haar gemachtigde. Klaagster heeft verzocht de zaak achter gesloten deuren te behandelen. Het College heeft onvoldoende zwaarwichtige redenen gezien om af te wijken van het beginsel van openbaarheid van de terechtzitting. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van verweerster en klaagster hebben pleitnotities overgelegd. De pleitnotities van klaagster worden slechts in aanmerking genomen voor zover ze zijn voorgedragen. De door klaagster ook ter zitting overlegde tijdlijn zal als te laat ingediend buiten beschouwing worden gelaten.

2.         De feiten

2.1       De ex-echtgenoot van klaagster (hierna: de ex-echtgenoot) is patiënt van verweerster. In het najaar van 2017 heeft de politie F een melding gedaan bij Veilig Thuis. De melding betrof zorgen over de thuissituatie van het gezin van klaagster en haar toenmalige echtgenoot, omdat de laatste opgenomen was geweest op de Opvang Verwarde Personen. In een brief van 13 december 2017 heeft verweerster vragen beantwoord die haar door Veilig Thuis waren gesteld. Verweerster heeft haar patiënt, de ex-echtgenoot van klaagster, toestemming gevraagd om deze vragen te mogen beantwoorden en heeft die toestemming van hem gekregen. De brief van 13 december 2017 luidde voor zover hier van belang als volgt.

Welke diagnose is er bij meneer gesteld?

De diagnose ADHD gecombineerde type is gesteld, daarnaast een ernstige vorm van COPD. Er is geen sprake van een bipolaire stoornis, ook in eerdere behandeling is dit niet geconstateerd.

(…)

Heeft de diagnose wat u betreft een negatieve invloed op de kinderen?

Dat kan ik niet beoordelen en in zijn algemeenheid is dit niet te beantwoorden. Druk gedrag bij ADHD is niet automatisch negatief voor kinderen. Maar in deze specifieke situatie heb ik daar onvoldoende zicht op. Ik heb geen aanwijzingen voor agressie richting de kinderen in elk geval. Hij maakt zich al langere tijd zorgen over het welzijn van de kinderen, en dat dit de boventoon voert.

Klopt het dat meneer cannabis gebruikt op doktersrecept?

Nee dat klopt niet, hij gebruikt cannabis om zich beter te kunnen concentreren. Dit is echter op andere manier niet goed te behandelen gebleken, en bleek de cannabis het beste te werken op de verbetering van concentratie. De cannabis maakt hem rustiger.

(…)

Zijn u dingen opgevallen in de opvoeding/gezinssituatie?

Er zijn al jarenlang in wisselende mate bestaande spanningen in de relatiesfeer, waarbij in eerdere behandeling ook gesprekken met beiden hebben plaatsgevonden. Hier viel op dat eerder tussen beiden een meningsverschil bestaat ten aanzien van het psychiatrisch beeld.

2.2       Op 14 februari 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster, verweerster, familievertrouwenspersoon E en G, een vriendin van klaagster. Tijdens dit gesprek heeft klaagster verteld hoe op dat moment de situatie was tussen haar en haar ex-echtgenoot en hun kinderen. Klaagster heeft verweerster gevraagd om een rectificatie van de verklaring die ze bij brief van 13 december 2017 aan Veilig Thuis heeft verstrekt. Klaagster heeft nadien een verslag gemaakt van dit gesprek en dit voor akkoord voorgelegd aan verweerster. Verweerster heeft dit akkoord niet gegeven. Wel heeft zij op 20 maart 2018 een aangepaste brief gestuurd naar Veilig Thuis. Deze brief wijkt op de volgende punten af van de versie van 13 december 2017:

Welke diagnose is er bij meneer gesteld?

De diagnose ADHD gecombineerde type is gesteld, daarnaast een ernstige vorm van COPD.

(…)

Zijn u dingen opgevallen in de opvoeding/gezinssituatie?

Patiënt vertelt dat er sprake is van relatieproblematiek.

2.3       De Raad voor de Kinderbescherming heeft op enig moment onderzoek gedaan naar de kinderen van klaagster en haar ex-echtgenoot. In het kader van dit onderzoek heeft de Raad verweerster benaderd met een vraag om informatie. Verweerster heeft niet op dit verzoek gereageerd.

3.         De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

a.       In de verklaring van verweerster aan Veilig Thuis van 13 december 2017 staat ten onrechte dat geen sprake van een bipolaire stoornis bij de ex-echtgenoot. Bovendien heeft verweerster daarin ten onrechte en buiten haar vakgebied verklaard dat de ex-echtgenoot lijdt aan ernstige COPD. Met name maakt klaagster bezwaar tegen het gebruik van het woord ‘ernstige’.

b.      Verweerster heeft ten onrechte verklaard geen oordeel te kunnen geven over de veiligheid van de kinderen, aangezien zij weet had van het gecombineerde gebruik van cannabis, alcohol en medicijnen door de ex-echtgenoot.

c.       Verweerster heeft de privacy van klaagster ernstig geschonden door te verklaren over spanningen in de relatie tussen klaagster en haar toenmalige echtgenoot, terwijl klaagster geen patiënt is geweest van verweerster.

d.      Verweerster heeft in het gesprek van 14 februari 2018 een rectificatie van haar verklaring aan Veilig Thuis toegezegd. Deze rectificatie heeft zij echter niet aan klaagster verstrekt.

e.       Verweerster heeft ten onrechte niet gereageerd op verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming om informatie.

Door aldus te handelen heeft verweerster een onzorgvuldige geneeskundige verklaring opgesteld en daarmee de belangen van de kinderen van klaagster en haar ex-echtgenoot veronachtzaamd. De ex-echtgenoot heeft de verklaring van verweerster van 13 december 2017 op 18 december 2017 ingebracht in de met de naderende echtscheiding samenhangende voorlopigevoorzieningenprocedure tussen klaagster en de ex-echtgenoot. Als gevolg daarvan heeft de rechter op basis van onvolledige en onjuiste informatie definitieve besluiten genomen over de echtelijke woning en de minderjarige kinderen voorlopig aan de ex-echtgenoot toegewezen, met ondertoezichtstelling van de kinderen van Jeugdbescherming [….]. Doordat haar ex-echtgenoot de kinderen – daarbij gebruikmakend van stukken van verweerster – ernstig belast met de scheidingsproblematiek van hun ouders, heeft klaagster nu al geruime tijd geen contact meer met haar kinderen.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft primair een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van klaagster en subsidiair de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

Ontvankelijkheid

5.1       Klaagster heeft in haar klaagschrift benadrukt dat haar klacht zonder haar uitdrukkelijke toestemming op geen enkele wijze met derden – in het bijzonder haar ex-echtgenoot – mag worden gedeeld, anders dan in verband met juridische ondersteuning met betrekking tot de klacht. Klaagster heeft aangekondigd verweerster persoonlijk aansprakelijk te stellen in geval er op enige wijze toch informatie met derden en/of de ex-echtgenoot gedeeld wordt en informatie met betrekking tot de klacht bij de kinderen terecht komt, waardoor zij nog ernstiger worden belast.

Verweerster stelt dat deze door klaagster opgelegde geheimhoudingsverplichting haar zodanig belemmert in haar verdediging dat klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Als gevolg van het verbod de klacht met de ex-echtgenoot te bespreken, kan verweerster haar patiënt geen toestemming vragen voor doorbreking van de geheimhoudingsplicht die op grond van artikel 88 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek op haar rust.

Het College overweegt met betrekking tot de ontvankelijkheid van klaagster als volgt.

5.2       Het College stelt vast dat verweerster binnen de kaders van de voor haar geldende geheimhoudingsplicht jegens haar patiënt verweer heeft kunnen voeren en ook heeft gevoerd. Verder is het de vraag of voor de door klaagster opgelegde geheimhoudingsplicht een deugdelijke juridische grondslag bestaat. Van een contractuele relatie tussen partijen is geen sprake en een wettelijke grondslag voor het spreekverbod ziet het College ook niet zonder meer. Het door klaagster gestelde verbod op het delen van informatie over de klacht is daarom naar het oordeel van het College niet zodanig belemmerend voor de verdediging van verweerster dat niet meer gesproken kan worden van een eerlijk proces. Ter zitting heeft verweerster haar verweer dat klaagster geen rechtstreeks belanghebbende is in de zin van de Wet BIG niet langer gehandhaafd. Er bestaat dan ook onvoldoende aanleiding om klaagster niet-ontvankelijk te verklaren in haar klacht.

Inhoudelijk

5.3       Het College stelt voorop dat het oog heeft voor het grote verdriet van klaagster, omdat zij haar kinderen al enige tijd niet meer ziet.

Ter beoordeling ligt aan het College voor of verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Klacht algemeen

5.4       Verweerster heeft betwist dat de rechtbank als gevolg van de verklaring van verweerster van 13 december 2017 op basis van onjuiste en onvolledige informatie de door klaagster gewraakte beslissingen heeft genomen. Zij voert aan dat klaagster dit ook onvoldoende heeft onderbouwd, nu zij de uitspraak van de rechtbank niet heeft overgelegd en uit de wel overgelegde stukken blijkt dat de kinderen ervoor gekozen hebben bij de vader te wonen. Verweerster heeft haar verklaring bovendien niet met het oog op een rechtszaak geschreven, maar in het kader van onderzoek van Veilig Thuis. Verweerster was daartoe in dat kader gerechtigd. Verder is zij in eerste instantie de behandelaar van haar patiënt, aldus nog steeds verweerster.

Naar het oordeel van het College valt verweerster niet te verwijten dat haar brief aan Veilig Thuis door de ex-echtgenoot is ingebracht in de bewuste procedure. Verweerster is door Veilig Thuis benaderd naar aanleiding van een melding door de politie en heeft met toestemming van haar patiënt de vragen van Veilig Thuis beantwoord. Verweerster hoefde daarbij niet te voorzien dat deze verklaring door de ex-echtgenoot zou worden gebruikt in een rechtszaak. Ook als zij dit wel had kunnen voorzien, had dit haar niet behoeven te weerhouden van het afleggen van die verklaring. Hoe de rechter in de voorlopigevoorzieningenprocedure heeft geoordeeld valt niet onder de verantwoordelijkheid van verweerster.

Met betrekking tot de afzonderlijke klachtonderdelen overweegt het College het volgende

Klachtonderdeel a. Ernstige COPD en (geen) bipolaire stoornis

5.5       Met betrekking tot de verklaring van verweerster over ‘ernstige COPD’ en het ontbreken van de diagnose bipolaire stoornis bij de ex-echtgenoot, oordeelt het College als volgt.

Veilig Thuis heeft verweerster gevraagd welke diagnoses bij de ex-echtgenoot waren gesteld. Verweerster stelt bij de beantwoording van deze vraag die diagnoses te hebben gedeeld die haar het meest relevant leken voor het functioneren van haar patiënt in de thuissituatie. De diagnose ‘ernstige COPD’ heeft verweerster zelf niet gesteld, omdat dit inderdaad niet binnen haar vakgebied valt, maar zij heeft deze overgenomen uit de informatie die zij van de huisarts van de ex-echtgenoot heeft ontvangen. Nu klaagster dit niet heeft weersproken, is het College van oordeel dat verweerster door het gebruik in dit verband van het woord ‘ernstig’ niet heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen als psychiater. Dit laatste geldt ook met betrekking tot de verklaring van verweerster dat bij de ex-echtgenoot geen sprake is van een bipolaire stoornis. Verweerster heeft aan haar patiënt toestemming gevraagd voor de beantwoording van de vragen van Veilig Thuis, en die ook gekregen. Dat klaagster het omtrent het bestaan van een bipolaire stoornis bij haar ex-echtgenoot niet eens is met het professionele oordeel van verweerster, maakt niet dat verweerster ten onrechte haar bevindingen omtrent de al dan niet door haar gestelde diagnoses met Veilig Thuis heeft gedeeld. Het feit dat verweerster om klaagster tegemoet te komen in haar tweede versie van haar brief aan Veilig Thuis dit antwoord heeft aangepast, maakt dit niet anders. De klacht is op deze onderdelen dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel b. Geen verklaring over veiligheid kinderen

5.6       Met betrekking tot het verwijt dat verweerster ten onrechte heeft verklaard dat zij geen oordeel kon geven over de veiligheid van de kinderen, terwijl zij wist van het middelengebruik van haar patiënt, overweegt het College als volgt.

Verweerster heeft verklaard dat zij de kinderen van klaagster en haar ex-echtgenoot niet heeft gesproken en dat haar dat ook niet vrijstond zonder de toestemming van klaagster. Dit is niet door klaagster weersproken. De vraag van Veilig Thuis luidde: “Heeft de diagnose wat u betreft een negatieve invloed op de kinderen?”. Het antwoord van verweerster, zoals bij de omschrijving van de feiten is weergegeven, getuigt naar het oordeel van het College niet van een tuchtrechtelijk verwijtbare terughoudendheid, aangezien verweerster niet uit eigen waarneming kon verklaren over de situatie en het welzijn van de kinderen. Verweerster heeft in haar verklaring ook duidelijk aangegeven dat zij de invloed van de diagnosticeerde aandoeningen op de kinderen niet kan beoordelen. Ook als wordt aangenomen dat verweerster wist van het middelengebruik door haar patiënt, acht het College de verklaring van verweerster op dit punt niet onzorgvuldig in de zin dat sprake is van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid. Er zijn onvoldoende objectieve aanwijzingen dat dit middelengebruik voor verweerster kenbaar zou hebben geleid tot gevaar voor de kinderen, te minder nu niet gebleken is dat verweerster ervan op de hoogte was dat de kinderen alleen bij hun vader zouden komen te verblijven. Dit klachtonderdeel kan niet slagen.

Klachtonderdeel c. Schending privacy door verklaring over spanningen in de relatie

5.7       Met betrekking tot de stelling van klaagster dat verweerster niet mocht verklaren dat sprake was van spanningen in de relatie tussen klaagster en de ex-echtgenoot oordeelt het College als volgt.

Klaagster stelt dat verweerster met deze verklaring haar privacy heeft geschonden en buiten haar boekje is gegaan, omdat klaagster nooit patiënt is geweest van verweerster. Tijdens eerdere behandeling van de ex-echtgenoot door verweerster is klaagster in het kader van systeemtherapie betrokken geweest bij de behandeling. Volgens klaagster gingen die gesprekken echter over de impact die de bipolariteit van de ex-echtgenoot had op het gezin en de spanningen die dat meebracht, niet over relationele spanningen. Het College is van oordeel dat verweerster naar aanleiding van wat haar eigen patiënt haar heeft verteld over relationele spanningen, in combinatie met het feit dat zij eerdere gesprekken met beide partners had gevoerd, heeft mogen verklaren zoals zij dat in haar brief aan Veilig Thuis van 13 december 2017 heeft gedaan. Naar algemene ervaringsregels brengen spanningen in een gezin als gevolg van psychische klachten van één van de partners ook relationele spanningen mee, zoals klaagster ter zitting ook heeft erkend. Door deze verklaring heeft verweerster verder niet gesuggereerd dat klaagster patiënt is geweest van verweerster, noch heeft zij op tuchtrechtelijk verwijtbare wijze de privacy van klaagster geschaad. Ook met betrekking tot deze klachtonderdelen leidt het feit dat verweerster om klaagster tegemoet te komen in haar tweede versie van haar brief aan Veilig Thuis dit antwoord heeft aangepast, niet tot een ander oordeel. De klacht is op dit onderdeel dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel d. Geen rectificatie aan klaagster verstrekt

5.8       Verweerster heeft gesteld en door overlegging van een kopie van haar brief van 20 maart 2018 aan Veilig Thuis onderbouwd, dat zij – om klaagster tegemoet te komen – haar verklaring aan Veilig Thuis heeft aangepast. Dat klaagster, zoals zij stelt, deze rectificatie niet heeft ontvangen, noch in het dossier van Veilig Thuis heeft teruggevonden, kan naar het oordeel van het College evenmin leiden tot het oordeel dat verweerster zich in deze tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen. Verweerster heeft op goede gronden aangevoerd dat het haar als behandelaar van haar patiënt op grond van haar geheimhoudingsverplichting jegens hem niet vrijstond om deze gerectificeerde verklaring rechtstreeks aan klaagster te doen toekomen. Ook op dit onderdeel kan de klacht niet gegrond worden geacht. Uit het feit dat klaagster in haar klaagschrift stelt dat verweerster op 20 maart (het College neemt aan 2018) de vertrouwenspersoon E heeft gemaild en dat klaagster daarbij citeert uit de aangepaste brief aan Veilig Thuis leidt het College overigens af dat deze brief wel bij klaagster terecht is gekomen.

Klachtonderdeel e. Niet reageren op verzoek om informatie Raad voor de Kinderbescherming

5.9       Klaagster stelt dat verweerster geen gehoor heeft gegeven aan herhaalde oproepen en verzoeken om informatie van de Raad voor de Kinderbescherming. Verweerster heeft erkend dat zij niet heeft gereageerd op een verzoek om informatie door de Raad. Verweerster heeft de ex-echtgenoot toestemming gevraagd haar geheimhoudingsplicht te doorbreken om de Raad voor de Kinderbescherming te kunnen informeren. Deze toestemming kreeg zij niet. Verweerster stelt dat zij naar aanleiding van de vraag van de Raad voor de Kinderbescherming contact heeft opgenomen met de huisarts van de kinderen en met hem heeft afgestemd dat deze de coördinatie met betrekking tot de kinderen op zich zou nemen. Klaagster heeft dit niet weersproken. Verweerster stelt dat zij geen aanleiding had om kindermishandeling te veronderstellen en dat zij niet heeft gereageerd op het verzoek om informatie, omdat de situatie tussen klaagster en haar patiënt toen al dermate was geëscaleerd dat zij bij een reactie verdere onrust vreesde. Het College overweegt dat, nu verweerster geen toestemming kreeg van haar patiënt, het haar, behalve bij een redelijk vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling, niet vrijstond om als zijn behandelaar informatie te verstrekken aan de Raad. Van een dergelijk redelijk vermoeden is onvoldoende gebleken. Van klachtwaardig handelen door verweerster door niet te reageren op – al dan niet herhaalde – oproepen en verzoeken van de Raad is naar het oordeel van het College dus ook geen sprake. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.10     Uit het voorgaande volgt dat het verwijt van klaagster dat verweerster de belangen van de kinderen van haar en haar ex-echtgenoot uit het oog heeft verloren niet opgaat. Verweerster heeft haar verklaring opgesteld als behandelaar van haar patiënt en onvoldoende is gebleken dat zij aanleiding had om aan te nemen dat er mogelijk sprake was van kindermishandeling, huiselijk geweld of een anderszins gevaarlijke situatie voor de kinderen op grond waarvan zij anders zou hebben moeten handelen.

5.11     De conclusie is dat verweerster met betrekking tot de klacht geen verwijt kan worden gemaakt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, en/of onder b van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.

6.         De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, E.M. Deen, lid-jurist,

H.N. Koetsier, G.J. Dogterom, J.W. van ‘t Wout, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door

W.A. de Vries, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 18 december 2018.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij

            niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur Gezondheidszorg en Jeugd , wie de

            aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.