ECLI:NL:TGZRSGR:2015:99 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-149

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2015:99
Datum uitspraak: 14-07-2015
Datum publicatie: 14-07-2015
Zaaknummer(s): 2014-149
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een tandarts. (1) spreekt slecht Nederlands. Ongegrond: Moeizaam, maar kan wel duidelijk maken welke behandelingen hij heeft uitgevoerd en kan de keuze van de behandelingen onderbouwen. Voorts is er altijd een assistente aanwezig om bij eventuele taalproblemen als tolk te fungeren. (2) onjuiste behandeling elementen 36 en 37 en bij element 36 het wortelkanaal geperforeerd. Ongegrond: Beleid van tandarts stuit niet op bedenkingen. Of perforatie (in beginsel een gewone complicatie) door de tandarts dan wel een andere tandarts is veroorzaakt is niet vast te stellen. Klacht afgewezen.

Datum uitspraak: 14 juli 2015

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager.

tegen:

C, tandarts,

werkzaam te B,

verweerder.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 2 juni 2014,

- de e-mail d.d. 17 juni 2014 van klager met daarbij röntgenfoto’s,

- het verweerschrift met bijlagen (o.a. CD-rom met foto’s),

- aanvullend klaagschrift d.d. 24 juli 2014,

- de repliek,

- de dupliek.

1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 19 mei 2015. Verweerder, vergezeld van mevrouw D (preventie assistente), is verschenen en heeft zijn standpunt mondeling toegelicht. Klager is met kennisgeving vooraf niet verschenen.

2. De feiten

2.1 Verweerder heeft van 2000 tot 2011 als tandarts gewerkt in E en werkt sinds mei 2011 als tandarts in Nederland. Het eerste jaar volgde verweerder wekelijks lessen in de Nederlandse taal, sindsdien volgt hij eenmaal in de twee weken les in de Nederlandse taal. Verweerder is sinds 4 februari 2013 werkzaam bij F in B. Klager is in november 2013 bij verweerder op consult gekomen.

2.2 Op 18 november 2013 bezocht klager verweerder voor de eerste keer omdat er een stuk(je) van de vulling in element 37 was afgebroken. Verweerder heeft element 37 gerestaureerd. Na deze behandeling bleef klager last houden van pijnklachten in de regio van element 37. Klager heeft verweerder vervolgens bezocht op 29 november 2013, 3 december 2013, 20 december 2013 en 2 januari 2014. Tijdens het laatste consult is besproken dat aan element 37 een wortelkanaalbehandeling moest plaatsvinden, waarvoor verweerder een begroting heeft gemaakt. Klager wilde deze wortelkanaalbehandeling niet, hij wenste een extractie.

2.3 De extractie van element 37, die gecompliceerd verliep, heeft op 6 januari 2014 plaatsgevonden. Hierna bezocht klager verweerder met pijnklachten op 10 januari 2014, 13 januari 2014, 16 januari 2014, 17 januari 2014, 24 januari 2014 en 30 januari 2014. Tijdens het laatste consult krijgt klager een verwijsbrief voor de kaakchirurg.

2.4 Klager heeft op 31 januari 2014 de kaakchirurg bezocht. Bij brief van 3 februari 2014 heeft de kaakchirurg verweerder als volgt bericht:

“Op 31-01-2014 zag ik bovengenoemde patiënt voor het eerst. Patiënt werd verwezen naar aanleiding van een persisterende pijnklacht. Initieel was het element 37 percussiepijnlijk. Dit element werd verwijderd. De pijn persisteerde echter zonder verbetering na een tweede antibioticumkuur.

Intra oraal: geen percussiepijn 35 36. Geen peri-apicale drukpijn. Distaal 36 is het element sondeerbaar.

Xfoto: OPG geen bijzonderheden.

Therapie: patiënt werd voorgesteld om de vulling van het element 36 te verwijderen naar aanleiding van sterk vermoeden van cariës onder de amalgaamvulling. Ik deelde patiënt mee dat mogelijks een endodontische behandeling mogelijk zal zijn.

Patiënt zal hiervoor een afspraak maken bij u.”

2.5 Op 4 februari 2014 is verweerder gestart met de door de kaakchirurg voorgestelde, en door klager gewenste, behandeling aan element 36. Verweerder heeft een tijdelijke kroon geplaatst op element 36.

2.6 Klager heeft verweerder vervolgens geconsulteerd op 7 februari 2014 en 3 maart 2014. Tijdens het consult op 3 maart 2014 heeft verweerder klager wederom naar de kaakchirurg verwezen.

2.7 De kaakchirurg heeft klager op 14 maart 2014 gezien en heeft als volgt aan verweerder bericht:

“Op 14 maart 2014 zag ik bovengenoemde patiënt retour. De regio 37 werd door middel van een buccale flap geëxploreerd; de alveole gecuretteerd en de alveolewand aangeboord. Na grondig spoelen werd gehecht middels velosorb fast 4/0”

2.8 Korte tijd later heeft klager de kaakchirurg weer geconsulteerd. Bij brief van 21 maart 2014 heeft de kaakchirurg verweerder als volgt bericht:

“Bovengenoemde patiënt houdt pijnklachten zowel distaal derde kwadrant als distaal tweede kwadrant.

Intra oraal bemerk ik een doffe percussietoon van het element 36. Dit element is ook drukgevoelig. Op x solo is er een zeer discrete periodontitis apicalis van het element 36.

Therapievoorstel: een endodontische behandeling van element 36 lijkt mij aangewezen. Patiënt zal hiervoor een afspraak maken bij u.”

2.9 Op 21 maart 2014 is verweerder gestart met de endodontische behandeling van element 36. Deze behandeling is op 2 april 2014, 9 april 2014 en 15 april 2014 voortgezet.

2.10 Op 19 april 2014 heeft klager wegens aanhoudende pijnklachten de weekenddienst geconsulteerd. Deze tandarts (G) heeft op de foto een fausse-route (een onbedoelde perforatie van de tandwortel) naar de bifurcatie van element 36 gezien en vermoedde dat daar de pijnklachten vandaan komen. G heeft toen element 36 gedesinfecteerd, een watje ingesloten en de kies afgesloten met Cavit.

2.11 Op 22 april 2014 heeft klager de praktijk van verweerder gebeld met de mededeling dat hij niet tevreden is met de hele situatie en dat hij wilde overstappen naar een andere tandarts.

2.12 Op 22 april 2014 is klager gezien door tandarts H. Deze tandarts constateerde bij element 36 een fausse-route, waardoor extractie noodzakelijk was, die de daarop volgende dag heeft plaatsgevonden.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven - als volgt. Klager verwijt verweerder (1) dat hij slecht Nederlands spreekt, (2) dat hij bij de behandeling van element 36 het wortelkanaal heeft geperforeerd en (3) dat de behandeling van de elementen 36 en 37 in het algemeen niet goed is geweest.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Het eerste klachtonderdeel ziet op de beheersing van de Nederlandse taal door verweerder. Tijdens de mondelinge behandeling heeft College geconstateerd dat spreken van de Nederlandse taal door verweerder inderdaad moeizaam gaat. Verweerder kon echter wel duidelijk maken welke tandheelkundige behandelingen hij heeft uitgevoerd en onderbouwen waarom hij voor deze behandelingen heeft gekozen. Daarnaast heeft verweerder verklaard dat er altijd een assistente aanwezig is om bij eventuele taalproblemen met patiënten als tolk te fungeren. Dit is ook het geval geweest bij de behandeling van klager. Verweerder heeft ter zitting onderkend dat zijn Nederlands voor verbetering vatbaar is en dat hij daarvoor Nederlandse lessen volgt. Het College heeft geen aanwijzingen dat de moeizame communicatie in de weg heeft gestaan aan de tandheelkundige behandeling van en uitleg aan klager. Het eerste klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

5.2 De klachtonderdelen (2) en (3) zal het College gezamenlijk behandelen.

Nadat bij klager een stuk van zijn vulling in element 37 was afgebroken heeft verweerder deze gerestaureerd. Omdat de pijnklachten nadien aanhielden heeft klager een wortelkanaalbehandeling voorgesteld en daarvoor een begroting gemaakt. Alternatief voor deze behandeling was de extractie van element 37. Klager heeft zelf besloten af te zien van de wortelkanaalbehandeling en gekozen voor de extractie. Voornoemd beleid van verweerder stuit niet op bedenkingen bij het College.

Vervolgens had klager al geruime tijd klachten in de regio van element 36, waarvoor verweerder hem diverse malen heeft gezien. In een poging meer duidelijkheid te krijgen heeft verweerder klager tweemaal verwezen naar de kaakchirurg, die een wortelkanaalbehandeling voorstelde. Gelet op het door de kaakchirurg voorgestelde beleid, de percussiepijn alsmede de pijnklachten van verweerder, volgt het College verweerder in zijn keuze om bij element 36 een wortelkanaalbehandeling in te zetten. De verwijzing naar de kaakchirurg is verdedigbaar, omdat verweerder zelf niet kon vaststellen waardoor die pijnklachten werden veroorzaakt. Weliswaar was ook verwijzing naar een collega-tandarts mogelijk geweest, maar dat verweerder hiervoor niet heeft gekozen is zonder meer verdedigbaar. Daarbij komt dat verweerder een solo-praktijk heeft en dat een collegiale visie daarom minder voor de hand ligt.

5.3 Door tandarts H is op 22 april 2014 de perforatie van de buitenwand in element 36 ontdekt. Kort daarvoor is klager zowel door verweerder (op 2 april, 9 april en 15 april 2014) als door tandarts G (op 19 april 2014) behandeld en heeft tandarts H ook zelf element 36 behandeld. Daarom kan niet de conclusie getrokken worden, zoals klager doet, dat de perforatie (hetgeen in beginsel een gewone complicatie betreft) is veroorzaakt door verweerder. Achteraf gezien is aldus niet vast te stellen wanneer en door welke tandarts deze perforatie veroorzaakt is.

5.4 Uit het voorgaande volgt dat de klachtonderdelen twee en drie ongegrond zijn.

5.5 De conclusie is dat verweerder met betrekking tot de klacht geen verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door mr. R.A. Dozy, voorzitter, mr. H.M. Wattendorff, lid-jurist, M.M.L.F. Smulders, H.W. Luk, J.M.W. Croes, leden-tandarts, bijgestaan door mr. E.C. Zandman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2015.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.