ECLI:NL:TGZRSGR:2015:78 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-177a

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2015:78
Datum uitspraak: 23-06-2015
Datum publicatie: 23-06-2015
Zaaknummer(s): 2014-177a
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts. Had strenger moeten toezien op de werking van de voor oorproblematiek voorgeschreven antibiotica bij het patiëntje en had patiëntje na twee dagen terug moeten laten komen op consult om het klinisch beeld te evalueren. Ongegrond: De arts is na deugdelijk onderzoek uitgegaan van een middenoorontsteking en heeft hiervoor antibiotica voorgeschreven. Afwegingen en beoordeling op dat moment in redelijkheid kunnen maken. Voorts geadviseerd om terug te komen bij aanhoudende klachten/koorts en daarmee voorzien in een mogelijk noodzakelijk vervolgtraject. Klacht dat ze patiëntje had moeten laten terugkomen wordt verworpen. Klacht afgewezen.

Datum uitspraak: 23 juni 2015

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , huisarts,

werkzaam te B,

verweerster,

gemachtigde: mr. M.J. de Groot, werkzaam te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 10 juli 2014,

- het verweerschrift met bijlage,

- de repliek,

- de dupliek.

De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 28 april 2015. De partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Verweerder werd bijgestaan door mr. A. Tingen, werkzaam te Utrecht (kantoorgenoot van mr. De Groot voornoemd).

De klacht is behandeld tezamen met de andere, met de klacht samenhangende, klacht zoals bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, die bekend is onder het dossiernummer: 2014-177b.

2. De feiten

2.1 De klacht betreft de behandeling van klagers dochter D (hierna: D), geboren in 2002.

2.2 D was al langer bekend met oorproblemen, waaronder middenoorontstekingen. Bij een gehoortest in 2012 bleek dat D enig gehoorverlies had. In het verleden hebben verwijzingen naar de KNO-arts plaatsgevonden.

2.3 Op 27 juni 2012 heeft D verweerster bezocht vanwege pijn in het rechteroor sinds drie dagen, met hoge koorts (tegen de 40°C). Verweerster heeft D onderzocht. Zij zag een rood bomberend trommelvlies. Bij palpatie was het wat gevoelig rondom het oor, ook ter hoogte van het mastoïd. De temperatuur was 39,3°C. Verweerster stelde als diagnose otitis media acuta (OMA), een acute middenoorontsteking. Zij heeft breedspectrum antibioticum (voor zeven dagen) voorgeschreven, te weten Amoxicilline/Clavulaanzuur (Augmentin). In het medisch dossier is door verweerster onder meer genoteerd: “O TV: re rood bomberend. Dubieuze kloppijn mastoid re. Lnn - hals T. 39.3)(…) P Bij aanhoudende koorts/klachten retour” D knapte op van de kuur – deze duurde tot donderdag 5 juli 2012 –, ze had geen koorts meer, bezocht feestjes bij vriendinnetjes en zat weer vol energie.

2.4 Vanaf 7 juli 2012 kreeg D opnieuw last van haar oor. Op zondag 8 juli 2012 kwam er veel pus uit het oor en kreeg D hoge koorts, volgens klager 39,5°C. D heeft toen paracetamol ingenomen.

2.5 Zondagavond 8 juli 2012 heeft D de huisartsenpost te E bezocht, alwaar ze is gezien door huisarts F, verweerder in voormelde zaak 2014-177b. Deze constateerde een loopoor en heeft oordruppels voorgeschreven, waarna D weer naar huis mocht gaan.

2.6 Op 10 juli 2012 begon D te braken. Huisarts G, die D heeft onderzocht in de praktijk, constateerde nekstijfheid en 40 graden koorts. Zij heeft daarop direct de ambulance gebeld en D verwezen naar het H (I). Aldaar werden met spoed diverse onderzoeken ingezet, onder meer een lumbaalpunctie, een MRI-scan en een CT-scan, waarna D rond middernacht is geopereerd. D is vervolgens niet meer uit de operatie wakker geworden en is op 11 juli 2012 overleden. Nadien is uit de oorkweek, afgenomen peroperatief op 11-07-2012, fusobacterium necrophorum geïsoleerd. Eveneens werd fusobacterium necrophorum geïsoleerd vanuit het brein (brughoekgebied en chiasma opticum) tijdens obductie op 12-07-2012.

3. De klacht

De klacht houdt in dat verweerster strenger had moeten toezien op de werking van de voorgeschreven antibiotica en D na twee dagen had moeten laten terugkomen op consult om het klinisch beeld te evalueren.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Het College heeft er begrip voor dat de ziekte en het overlijden van D zeer aangrijpend zijn geweest. Toch zal ook in dit geval, waar het gaat om de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen, moeten worden beoordeeld of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Daarbij wordt rekening gehouden met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

5.2 Verweerster is op 27 juni 2012, na deugdelijk onderzoek, ervan uitgegaan dat D een middenoorontsteking had. Verweerster heeft hiervoor antibiotica voorgeschreven. Verweerster had naar haar zeggen toen geen verdenking op een mastoïditis. De omstandigheid dat het wat gevoelig was rondom het oor heeft zij geduid als een mogelijk bijkomende otitis externa. Naar het oordeel van het college heeft verweerster deze afwegingen en beoordeling op dat moment in redelijkheid kunnen maken. Nu verweerster voorts heeft geadviseerd om terug te komen bij aanhoudende klachten/koorts is daarmee voorzien in een mogelijk noodzakelijk vervolgtraject. De klacht dat verweerster D na een paar dagen terug had moeten laten komen om te kijken hoe het er mee ging, wordt verworpen. Hiervoor was op dat moment geen aanleiding. Overigens staat vast dat D door de antibiotica is opgeknapt. Achteraf gezien is de ernst van de aandoening vermoedelijk door de antibiotica gemaskeerd. Hiervan is verweerster echter geen verwijt te maken.

5.3 De slotsom is dan ook dat de klacht zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.F. Tan- de Sonnaville, voorzitter, mr. M.E. Honée, lid-jurist, dr. N.G. Hartwig, dr. mr. P.H.M.T. Olde Kalter en dr. B. van Ek, leden-artsen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2015.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.