ECLI:NL:TGZRSGR:2014:26 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2012-174b
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2014:26 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-03-2014 |
Datum publicatie: | 04-03-2014 |
Zaaknummer(s): | 2012-174b |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Gemiste diagnose Borrelia-besmetting (ziekte van Lyme) bij dochter van klaagster na kamp. Roodheid en irritatie bij de navel. Ongeacht de vraag of klaagster tegenover de huisarts al dan niet melding had gemaakt van tekenbeten bij haar dochter, had de arts verder navraag moeten doen naar omstandigheden of voorvallen tijdens het kamp, die als mogelijke oorzaak van de verschijnselen zouden kunnen worden geduid. De arts heeft geen duidelijke instructies aan klaagster gegeven over wat te doen als het voorgeschreven middel (tegen eczeem) niet effectief zou blijken. Gegrond. Waarschuwing. |
Datum uitspraak: 4 maart 2014
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C, huisarts,
wonende te D,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen de arts.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift is ontvangen op 19 september 2012. Op het klaagschrift zijn aanvullingen ontvangen op 8 en 29 november 2012. De arts heeft onder overlegging van het medisch dossier schriftelijk verweer gevoerd tegen de klacht, waarna is gerepliceerd en gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 7 januari 2014. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
2. De feiten
Klaagster is de moeder van E, hierna te noemen: de dochter. In de ochtend van 14 september 2012 is klaagster met haar dochter bij de arts geweest in verband met klachten van roodheid en irritatie bij de navel van de dochter. De arts verving op dat moment de eigen huisarts van klaagster en haar dochter. De arts heeft de navel bekeken en naar aanleiding daarvan het volgende genoteerd:
S bij de navel irritatie sinds kamp
O iets roodheid
E eczeem
De arts heeft naar aanleiding van de bevindingen een middel tegen eczeem voorgeschreven.
Later die dag is klaagster door een van de leiders van het door de dochter bezochte kamp gewezen op de mogelijkheid dat de klachten van de dochter verband zouden houden met een borrelia burgdorferi infectie door een tekenbeet. Daarop heeft klaagster in de avond van 14 september 2012 met haar dochter een bezoek gebracht aan de huisartsenpost. Daar werd door de dienstdoende huisarts een erythema migrans (vroege gelokaliseerde lymeziekte) geconstateerd. Er werd een behandeling met een antibioticum gestart. Vervolgens is bloedonderzoek verricht waarbij een Borrelia-besmetting werd vastgesteld.
3. De klacht
Klaagster verwijt de arts dat hij niet goed naar klaagster heeft geluisterd nu klaagster tijdens het consult heeft gemeld dat haar dochter op een kamp in de week van 17 augustus een drietal tekenbeten had opgelopen. De arts heeft de navel van de dochter onvoldoende zorgvuldig onderzocht waardoor hij het erythema migrans niet heeft opgemerkt. Door het tekortschieten van de arts is een onjuiste diagnose (eczeem) gesteld en ten onrechte een middel tegen eczeem voorgeschreven. De arts had direct medicatie wegens verdenking ziekte van Lyme moeten voorschrijven.
4. Het standpunt van de arts
De arts heeft verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de klacht. Hij stelt dat klaagster tijdens het consult geen melding heeft gemaakt van de tekenbeten, maar slechts heeft gemeld dat de dochter op kamp was geweest. De arts heeft tijdens het consult op 14 september 2012 met een lampje gekeken en geen rode kring om de navel (erythema migrans) waargenomen. Er was slechts sprake van een rood plekje. Zou er wel sprake zijn geweest van een rode kring om de navel, dan zou hij meteen hebben gedacht aan de ziekte van Lyme.
5. De beoordeling
5.1 Nu partijen een andere lezing hebben over de vraag of tijdens het consult op 14 september 2012 al dan niet iets is gezegd over tekenbeten, is dit voor het College niet vast te stellen. Ook het dossier geeft daarover geen duidelijkheid. Daarin staat niets over tekenbeten, maar de aantekeningen zijn ook heel summier.
5.2 Uit de aantekening van de arts blijkt wel dat klaagster melding heeft gemaakt van het feit dat de dochter op kamp was geweest. Ongeacht de vraag of klaagster melding heeft gemaakt van de tekenbeten had het naar oordeel van het College op de weg van de arts gelegen om tijdens de anamnese verder navraag te doen naar omstandigheden of voorvallen tijdens het kamp die als mogelijke oorzaak van de klachten zouden kunnen worden geduid.
5.3 De conclusie van de arts dat de klachten zouden samenhangen met een eczeem als gevolg van mogelijke vochtige omstandigheden tijdens het kamp, kan door het College niet worden gevolgd. Zou de klacht samenhang hebben gehad met vochtige omstandigheden tijdens het kamp, dan zou hij veeleer aan een eventuele schimmelinfectie hebben moeten denken dan aan eczeem. Ter zitting is bovendien gebleken dat de arts heeft nagelaten om duidelijke instructies aan klaagster te verstrekken over wat te doen als het door hem voorgeschreven middel niet effectief zou blijken.
5.4 De arts erkent dat hij op de 14e september 2012 de mogelijkheid van een erythema migrans als oorzaak van de roodheid en geïrriteerdheid van de navel van dochter niet heeft overwogen. Op grond van het feit dat later diezelfde dag een andere arts wel de diagnose erythema migrans heeft gesteld, concludeert het College - gezien het verloop van dit ziektebeeld - dat daarvan ook eerder die dag al sprake moet zijn geweest. De arts is dan ook te kort geschoten in zijn diagnostiek. De klacht treft derhalve doel. De hierna te noemen maatregel wordt gelet op alle omstandigheden passend en geboden geacht.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
legt de arts de maatregel op van een WAARSCHUWING
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, mr. E.T.M. Olsthoorn-Heim, lid-jurist, prof. dr. M.W. Hengeveld, prof. dr. R.G. Pöll en dr. G.J. Dogterom, leden-artsen, bijgestaan door mr. J.P. Hoogland, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2014.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.